Op 20 april 2020 heeft de Rechtbank Noord-Nederland een beschikking gegeven in een zaak betreffende de voortzetting van een crisismaatregel voor een betrokkene, geboren in 1975 en verblijvende in Groningen. De officier van justitie had op 15 april 2020 een verzoek ingediend tot voortzetting van de crisismaatregel, die eerder door de burgemeester was afgegeven. De rechtbank heeft kennisgenomen van het verzoek en de bijlagen, waaronder een medische verklaring en politiegegevens. Vanwege de coronamaatregelen vond de behandeling telefonisch plaats, waarbij de betrokkene, haar advocaat, de psychiater en de officier van justitie werden gehoord.
De advocaat van de betrokkene stelde dat de officier van justitie niet-ontvankelijk moest worden verklaard, omdat de termijn voor de voortzetting van de crisismaatregel was verstreken. De officier van justitie voerde aan dat door interne omstandigheden het verzoek om zorgmachtiging niet tijdig was ingediend, waardoor de betrokkene zonder juridische titel in de accommodatie verbleef. De rechtbank oordeelde dat de officier van justitie ontvankelijk was in het verzoek, omdat er opnieuw sprake was van een crisissituatie en voldaan werd aan de criteria van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz).
Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek tot voortzetting van de crisismaatregel afgewezen, omdat het verzoek tot zorgmachtiging gelijktijdig was toegewezen. De beschikking werd mondeling gegeven door rechter R.B.M. Keurentjes en is op 22 april 2020 schriftelijk uitgewerkt. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.