In deze zaak vordert [eiser], een kraanmachinist, van zijn werkgever, Wagenborg Nedlift B.V., betaling van € 5.238,06 bruto aan te weinig betaald vakantieloon over de periode van 2013 tot en met 2018. De vordering is gebaseerd op het feit dat de overuren die [eiser] heeft gewerkt, alsook de toeslagen, niet zijn meegenomen in de berekening van zijn vakantieloon. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [eiser] in dienst is getreden bij een rechtsvoorganger van Nedlift en dat de Cao Beroepsgoederenvervoer van toepassing is. De procedure omvatte verschillende processtukken, waaronder de dagvaarding en conclusies van antwoord, repliek en dupliek.
De feiten tonen aan dat [eiser] structureel overuren heeft gemaakt, wat inherent is aan zijn functie. Nedlift heeft verweer gevoerd, onder andere door te stellen dat de overuren niet verplicht waren en dat er bijzondere omstandigheden zijn die de vordering zouden moeten afwijzen, zoals de bedrijfseconomische situatie van Nedlift. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat de overuren wel degelijk onderdeel uitmaken van het vakantieloon, en dat de Cao-bepalingen niet in strijd zijn met dwingend recht. De kantonrechter heeft de vordering van [eiser] toegewezen, met inachtneming van de wettelijke verhoging en rente, en heeft Nedlift veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, alsook tot verstrekking van een deugdelijke bruto-netto specificatie.