ECLI:NL:RBNNE:2020:1630

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
10 april 2020
Publicatiedatum
10 april 2020
Zaaknummer
18/840037-19
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meervoudige strafzaak tegen verdachte voor afpersing, scooterdiefstallen en openlijke geweldpleging

Op 10 april 2020 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 2003, die werd beschuldigd van meerdere misdrijven, waaronder afpersing, pogingen tot afpersing, scooterdiefstallen en openlijke geweldpleging. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een deels voorwaardelijke jeugddetentie en een werkstraf. De zaak omvatte verschillende incidenten, waaronder een poging tot overval op een supermarkt en geweld tegen meerdere slachtoffers. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de bewezenverklaarde feiten, waarbij de ernst van de misdrijven en de impact op de slachtoffers zwaar wogen in de strafmaat. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder toezicht van de jeugdreclassering en deelname aan begeleiding en behandeling. De vorderingen van benadeelde partijen zijn deels toegewezen, waarbij de verdachte aansprakelijk werd gesteld voor de schade die door zijn daden was veroorzaakt.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/840037-19
ter terechtzitting gevoegde parketnummers 18/840054-19, 18/840086-19 en 18/840002-20
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 18/840029-18
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 10 april 2020 in de zaken van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum 1] 2003 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 12 maart 2020.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. A.R.H. Baas, advocaat te Groningen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. A. Hertogs.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd
in de zaak met
parketnummer 18/840037-19dat:
1.
hij op of omstreek 3 mei 2019 te Groningen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] te dwingen tot de afgifte van geld, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s), die [slachtoffer 1] tegen het lichaam en/of naar/op de grond heeft/hebben geduwd/gewerkt en/of (meermalen en/of met kracht) met een hamer, althans een voorwerp, op en/of tegen het lichaam (de rug) heeft/hebben geslagen en/of (meermalen en/of met kracht) tegen het lichaam heeft/hebben geschopt en/of aan die [slachtoffer 1] heeft/hebben toegevoegd dat hij aan verdachte en/of zijn mededader|(s) een 'donnie' moest geven, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreek 3 mei 2019 te Groningen tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, [slachtoffer 1] heeft mishandeld door hem (met kracht) tegen het lichaam en/of naar/tegen de grond te duwen/werken en/of (meermalen en/of met kracht) met een hamer, althans een voorwerp, op en/of tegen het lichaam (de rug) te slaan en/of (meermalen en/of met kracht) tegen het lichaam te schoppen;
en in de zaak met
parketnummer 18/840054-19dat:
1.
hij op of omstreeks 18 juni 2019 te Groningen ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en)
wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 2]
, en/of, dan wel een of meerdere (overige) (willekeurige) medewerker(s)
van de Poiesz , te dwingen tot de afgifte van geld en/of (een) goed(eren)
(sigaretten), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
de Poiesz , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s),
in het zwart/donker gekleed en/of met (een) capuchon(s) op en/of met
handschoenen aan en/of met een (groot) (keuken)mes in de hand en/of met
meegebrachte hamers, (tegen/rond sluitingstijd) langs en/of naar het
laadperron en/of de voor- en/of achterzijde van de Poiesz is/zijn gelopen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 1 juni 2019 tot en met 1 juli 2019,
althans op of omstreeks 18 juni 2019, te Groningen, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen
ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving
een gevangenis van acht jaren of meer is gesteld,
te weten afpersing (in vereniging) dan wel diefstal met geweld (in
vereniging) (een zogenaamde roofoverval),
opzettelijk
zwarte/donkere kleding (met capuchons) en/of handschoenen en/of (een) mes(sen)
en/of (een) hamer(s) en/of (een) mobiele telefoon(s) (communicatie) en/of
vervoersmiddelen (fiets/scooter),
bestemd tot het begaan van dat misdrijf,
heeft verworven, vervaardigd, ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd en/of
voorhanden heeft gehad;
2.
hij op of omstreeks 18 juni 2019 te Groningen
openlijk, te weten, op of aan de Waterloolaan, in elk geval op of aan de
openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats,
in vereniging
geweld heeft gepleegd tegen een persoon en/of een goed te weten [slachtoffer 3] en/of
een/zijn scooter
door dicht op hem te staan en/of in te sluiten en/of een fiets in zijn
richting te gooien en/of met een ketting in de richting van zijn lichaam en/of
(op zijn) scooter te slaan;
en in de zaak met
parketnummer 18/840086-19dat:
1.
(BVH 2019071232, BVH 2019071179, BVH 2019071227, Sint Jansstraat)
hij op of omstreeks 21 maart 2019 te Groningen
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een of meer scooter(s)/brom-/snorfiets(en) (een Piaggio N/A, kenteken [kenteken 1]
en/of een Piaggio Vespa Primavera, kenteken [kenteken 2] en/of een Piaggio N/A
kenteken [kenteken 3] ), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander
dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan
(respectievelijk) [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] ,
heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het
misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen
scooter(s)/brom-/snorfiets(en) onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben
gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming en/of (een) valse
sleutel(s),
door (- zakelijk weergegeven -) met een schroevendraaier in het (geforceerde)
contactslot de scooter(s)/brom-/snorfiets(en) te starten;
art 310 Wetboek van Strafrecht
2.
(BVH 2019046716, Antillenstraat)
hij op of omstreeks 22 februari 2019 te Groningen
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een scooter/brom-/snorfiets (Piaggio C38, kenteken [kenteken 4] ), in elk geval enig
goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 7] ,
heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het
misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen
scooter/brom-/snorfiets onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door
middel van braak, verbreking en/of inklimming en/of (een) valse
sleutel(s),
door (- zakelijk weergegeven -) met een schroevendraaier in het (geforceerde)
contactslot de scooter/brom-/snorfiets te starten;
3.
(BVH 2019054723, BVH 2019055003)
hij op of omstreeks 02 maart 2019 te Groningen
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een of meer scooter(s)/brom-/snorfiets(en) (een Piaggio Zipp, kenteken [kenteken 5]
(Kardingeplein) en/of een Piaggio N/A, kenteken [kenteken 6] (Churchillstraat)), in
elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte
en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan (respectievelijk) [slachtoffer 8]
en/of [slachtoffer 9] ,
heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het
misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen
scooter(s)/brom-/snorfiets(en) onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben
gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming en/of (een) valse
sleutel(s),
door (- zakelijk weergegeven -) met een schroevendraaier in het (geforceerde)
contactslot de scooter/brom-/snorfiets te starten;
4.
(18.840089.19)
hij op of omstreeks 14 december 2019 te Groningen opzettelijk beledigend (een)
ambtena(a)r(en), te weten [slachtoffer 10] en/of [slachtoffer 11] (hoofdagenten van
politie), gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun/zijn
bediening, in het openbaar en/of in diens/dier tegenwoordigheid mondeling
heeft toegevoegd de woorden "vieze kankerlijer" en/of "wacht maar tot ik je
tegen kom met je vieze kanker moeder" en/of "vuile homo's", althans woorden
van gelijke beledigende aard en/of strekking;
en in de zaak met
parketnummer 18/840002-19dat:
1.
hij op of omstreeks 06 april 2019 te Groningen tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en)
wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld
[slachtoffer 12] en/of [slachtoffer 13]
heeft gedwongen tot de afgifte van (een) jas(sen) (een grijze jas van Stone
Island en/of een zwarte jas van Napapijri) en/of (een) tas(sen)(rugzak(ken))
(met inhoud) en/of (/waaronder) een (trainings)broek (Tommy Hilfiger) en/of
een shirt/trui en/of schoolspullen (rekenmachine(s)/pen(nen)/passer(s)) en/of
(huis)sleutels en/of parfum en/of een JBL box en/of een drinkfles, in elk
geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 12] en/of
[slachtoffer 13] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en)
dat verdachte en/of zijn mededader(s) een (op een) mes (gelijkend voorwerp)
voor en/of bij/tegen de keel en/of voor het gezicht van die [slachtoffer 12] en/of
[slachtoffer 13] heeft/hebben gehouden en/of daarbij aan hen heeft/hebben toegevoegd:
"Jassen uit, schoenen uit en tassen af. En geen melding bij de politie maken
anders zoeken wij jullie op." en/of "Trek je schoenen en je jas uit!" en/of
"doe je jas uit en je pet af" en/of (/althans) (nog andere) woorden van
gelijke (dreigende) aard of strekking;
2.
hij op of omstreeks 06 april 2019 te Groningen ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en)
wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 14]
te dwingen tot de afgifte van een jas en/of schoenen en/of een tas, in
elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 14] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s), een (op een) mes (gelijkend voorwerp) op en/of in de richting
van (de borst van) die [slachtoffer 14] heeft/hebben gezet/gehouden en/of daarbij
aan hem (en/of zijn vriend(en) [slachtoffer 12] en/of [slachtoffer 13] ) heeft/hebben
toegevoegd: "Jassen uit, schoenen uit en tassen af. En geen melding bij de
politie maken anders zoeken wij jullie op.", althans woorden van gelijke
(dreigende) aard of strekking,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
(18.840009. 20)
hij op of omstreeks 16 januari 2020 te Groningen,
opzettelijk
een of meer bankbiljetten van 50 euro (22 stuks) en/of 10 euro (44 stuks)
dat/die hij, verdachte, zelf heeft nagemaakt en/of vervalst en/of waarvan de
valsheid en/of vervalsing hee, toen hij deze ontving bekend was
met het oogmerk om deze als echt en onvervalst uit te geven en/of te doen
uitgeven,
in voorraad heeft gehad;
4.
hij op of omstreeks 16 januari 2020 te Groningen
aanwezig heeft gehad (ongeveer) 3 gram,
in elk geval een hoeveelheid van niet meer dan 30 gram van een gebruikelijk
vast mengsel. van hennephars en plantaardige elementen van hennep
waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd (hasjiesj),
zijnde hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst
II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft
vrijspraak gevorderdvan het ten laste gelegde onder:
- parketnummer 18/840037-19 primair en subsidiair (poging afpersing geld/mishandeling [slachtoffer 1] op 3 mei 2019);
- parketnummer 18/840086-19 feit 1 (3 scooterdiefstallen Sint Jansstraat te Groningen op 21 maart 2019), 3 (scooterdiefstal [slachtoffer 9] op 2 maart 2019) en 4 (belediging hoofdagent [slachtoffer 10] op 14 december 2019);
- parketnummer 18/840002-20 feit 3 (in voorraad hebben vals geld op 16 januari 2020).
De officier van justitie heeft ter terechtzitting
veroordeling gevorderdvoor het onder:
- parketnummer 18/840054-19 feit 1 primair (poging overval op Poiesz op 18 juni 2019) en 2 (openlijke geweldpleging tegen [slachtoffer 3] op 18 juni 2019);
- parketnummer 18/840086-19 feit 2 (scooter diefstal [slachtoffer 7] op 22 februari 2019), 3 (scooter diefstal [slachtoffer 8] op 2 maart 2019) en 4 (belediging hoofdagent [slachtoffer 11] op 14 december 2019);
- parketnummer 18/840002-20 feit 1 (afpersingen Westerhaven 6 april 2019), 2 (poging afpersing Westerhaven op 6 april 2019) en 4 (aanwezigheid hasjiesj op 16 januari 2020).
Zij heeft daartoe ter terechtzitting een (op schrift gesteld) bewijsmiddelenoverzicht gegeven.
De officier van justitie heeft ten aanzien van het onder parketnummer 18/840053-19 feit 1 onder meer aangevoerd dat er sprake is van een poging tot medeplegen op 18 juni 2019 te Groningen van een overval op supermarkt Poiesz . Er is geen sprake geweest van vrijwillige terugtred bij verdachte en de medeverdachten. Externe factoren hebben een rol gespeeld bij het afbreken van de poging.
Zij heeft ten aanzien van het onder parketnummer 18/840001-19 feit 1 en 2 onder meer aangevoerd dat kan worden bewezen dat verdachte tezamen met de medeverdachten op 18 juni 2019 aan de Westerhaven te Groningen, [slachtoffer 12] en [slachtoffer 13] hebben beroofd en gepoogd [slachtoffer 14] te beroven. Daarbij is sprake van eendaadse samenloop. Zij baseert het bewijs met name op de door aangevers gegeven signalementen van de verdachten, historische gegevens en de inhoud van de telefoons van verdachten, de belastende verklaringen van [medeverdachte 8] en [slachtoffer 1] , alsmede op na de overval door de verdachten gedragen jassen en een bij verdachte [verdachte] aangetroffen broek, welke kledingstukken gelijkenis vertonen met de afgeperste kleding.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft betoogd dat verdachte moet worden
vrijgesprokenvan het ten laste gelegde onder:
- parketnummer 18/840037-19 primair en subsidiair (poging afpersing geld/mishandeling [slachtoffer 1] op 3 mei 2019);
- parketnummer 18/840054-19 feit 2 (openlijke geweldpleging tegen [slachtoffer 3] op 18 juni 2019), nu verdachte geen geweld heeft gepleegd, subsidiair omdat het bestanddeel opzettelijk ontbreekt, meer subsidiair nu er sprake is van noodweer;
- parketnummer 18/840086-19 feit 1 (3 scooterdiefstallen Sint Jansstraat te Groningen op 21 maart 2019) en 3 (scooterdiefstal [slachtoffer 9] op 2 maart 2019);
- parketnummer 18/840002-20 feit 1 (afpersingen Westerhaven 6 april 2019) en 2 (poging afpersing Westerhaven op 6 april 2019), nu er geen concreet bewijs is van enige betrokkenheid van verdachte bij deze feiten en 3 (in voorraad hebben vals geld op 16 januari 2020).
De raadsvrouw heeft ten aanzien van parketnummer 18/840054-19 feit 1 (poging overval Poiesz op 18 juni 2019) betoogd dat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, nu er sprake is van vrijwillige terugtred.
Met betrekking tot een bewezenverklaring van de overige ten laste gelegde feiten heeft de raadsvrouw geen vervoer gevoerd
Oordeel van de rechtbank
vrijspraken
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen het ten laste gelegde onder:
- parketnummer 18/840037-19 primair en subsidiair (afpersing geld/mishandeling [slachtoffer 1] op 3 mei 2019);
- parketnummer 18/840086-19 feit 3 (scooter diefstal van [slachtoffer 9] ) en 4 (belediging van hoofdagent [slachtoffer 10] );
- parketnummer 18/840002-20 feit 3 (vals geld ter uitgifte in voorraad hebben), nu het bewijs voor het oogmerk op de uitgifte van de valse bankbiljetten ontbreekt, en het merendeel van de bankbiljetten bovendien overduidelijk falsificaties betreft.
Verdachte zal daarom hiervan worden vrijgesproken.

Bewezen verklaarde feiten:

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen het ten laste gelegde onder:
- parketnummer 18/840054-19 feit 1 primair (poging overval Poiesz ) en 2 (openlijk geweld tegen [slachtoffer 3] );
- parketnummer 18/840086-19 feiten 1 (3 scooterdiefstallen Sint Jansstraat te Groningen op 21 maart 2019), 2 (scooter diefstal [slachtoffer 7] op 22 februari 2019), 3 (scooter diefstal [slachtoffer 8] op 2 maart 2019) en 4 (belediging hoofdagent [slachtoffer 11] op 14 december 2019);
- parketnummer 18/840002-20 feiten 1 en 2 (medeplegen afpersing aan de Westerhaven te Groningen op 6 april 2019 en een poging daartoe) en 4 (aanwezigheid hasjiesj op 16 januari 2020).
De rechtbank overweegt hierbij het volgende.
Ten aanzien van
parketnummer 18/840054-19 feit 1 primair(poging overval Poiesz )
De rechtbank is, anders dan door de raadsvrouw is aangevoerd, van oordeel dat er geen sprake is geweest van vrijwillige terugtred bij de poging tot medeplegen van een overval.
De rechtbank stelt voorop dat van vrijwillige terugtred in de zin van art. 46b Sr sprake is, indien de verdachte vrijwillig is teruggetreden voordat het misdrijf is voltooid. Of gedragingen van de verdachte toereikend zijn om de gevolgtrekking te wettigen dat het misdrijf niet is voltooid ten gevolge van omstandigheden die van zijn wil afhankelijk zijn, hangt - mede gelet op de aard van het misdrijf - af van de concrete omstandigheden van het geval. Daarbij verdient opmerking dat voor het aannemen van vrijwillige terugtred in geval van een voltooide poging veelal een zodanig optreden van de verdachte is vereist dat dit naar aard en tijdstip geschikt is het intreden van het gevolg te beletten. Van buiten komende omstandigheden mogen geen rol hebben gespeeld bij het besluit van verdachte de geplande overval niet te laten doorgaan.
De rechtbank stelt aan de hand van het onderzoek ter terechtzitting en de verklaringen van de medeverdachten afgelegd bij de politie het volgende vast.
Verdachte en zijn medeverdachten hebben verklaard dat zij van tevoren afspraken hebben gemaakt om de supermarkt te overvallen. Zij zijn daartoe op 18 juni 2019 onder andere in donkere kleding met capuchons op en handschoenen aan en voorzien van wapens naar de supermarkt gegaan waarbij ze ieder een kassa ‘zouden doen’. Uit de verklaringen blijkt dat het bij een poging tot overval is gebleven, door externe factoren, doordat verdachten ter plaatse hebben waargenomen dat de deuren van de supermarkt al gesloten bleken te zijn. De rechtbank acht de uiteenlopende verklaringen van verdachten, dat zij bang waren geworden of dat zij de potentiële slachtoffers niets aan wilden doen, niet eenduidig en geloofwaardig, te meer nu zij een paar weken later in een groepschatgesprek plannen hebben gemaakt voor een volgende overval, bij de Poiesz of de Aldi. Gesproken wordt over nu wel de tijd nemen, dat Aldi beter te overvallen is dan de Poiesz en dat de ochtend een rustiger moment is.
Op grond van de hiervoor vermelde omstandigheden, verwerpt de rechtbank het beroep op vrijwillige terugtred, omdat het voorgenomen misdrijf slechts niet is voltooid ten gevolge van, niet van de wil van de verdachte afhankelijke, omstandigheden. Nu evenmin andere gronden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit dan wel de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten, betekent dit dat de verdachte strafbaar is.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 8 augustus 2019, opgenomen op pagina 13 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2019156229, PL0100-2019156195 van 31 oktober 2019, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 2] :
Ik ben bedrijfsleider van de Poiesz supermarkt aan de Savornin Lohmanlaan te Groningen. Op 18 juni 2019 omstreeks 20:01 uur -20:05 uur vroeg een medewerker, [medewerker] , aan mij of de voordeur van de winkel dicht was en vertelde dat er een dreiging was van een overval omdat hij drie jongens had gezien waarvan een in het bezit was van een mes. [medewerker] vertelde dat hij vanaf het laadperron achter het winkelpand drie jongens voorbij zag lopen waarvan één van de jongens een mes in zijn hand had. Ik vertelde [medewerker] dat de voordeur van de winkel al dicht was.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 8 augustus 2019, opgenomen op pagina 42 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten [verbalisant 1] en J. [verbalisant 2] :
Ik verbalisant [verbalisant 2] , heb een pv bevindingen opgemaakt naar aanleiding van de opgenomen camerabeelden van de Poiesz van 18 juni 2019. Hierop was te zien dat er drie personen achter elkaar liepen, in de richting van de voorzijde van Poiesz lopen en kort hierop weer terug komen gelopen door het beeld van de camera. Werknemer [medewerker] heeft de personen heen en terug zien lopen. Bij binnenkomst van de winkel bevindt zich de service/sigaretten balie op een afstand van vier meter en de kassa’s op een afstand van zo'n tien meter.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 3 september 2019, opgenomen op pagina 76 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 3] :
Ik deed onderzoek naar poging diefstal met geweld op de winkel van de Poiesz aan de Savornin Lohmanlaan te Groningen op 18 juni 2019. Op 12 juli 2019 werd er een ter zake diende chatgesprek gevonden op een beslag genomen telefoon van verdachte [verdachte] . Ik, verbalisant, zag een chatgesprek, waarin voorbereiding handelingen werden getroffen om Poiesz te overvallen. Ik zag dat het groepsgesprek de volgende titel had “SAAF”. Het woord “SAAF” staat synoniem staat voor onder andere geld. Ik zag de volgende gebruiksnamen met volgende telefoonnummers namelijk:
— [verdachte] , Gebruiker van de in beslag genomen telefoon, de beslagene van de telefoon was verdachte [verdachte] .
— [medeverdachte 2] , [mobielnummer 1]
— [medeverdachte 1] , [mobielnummer 2] .
Ik, verbalisant [verbalisant 3] zag onder andere de volgende berichten:
— 1 juli 2019 te 22:56 uur, bericht ontvangen van “ [medeverdachte 2] ’: Aldi dis
— 1 juli 2019 te 22:56 uur, bericht verstuurd naar groepsgesprek “SAAF”: Ja
— 1 juli 2019 te 22:57 uur, bericht ontvangen van “ [medeverdachte 2] ”: Aiwedoenhetzo u /
— 1 juli 2019 te 22:57 uur, bericht ontvangen van “ [medeverdachte 2] ”: We naken ons ready alles
— 1 juli 2019 te 22:58 uur, bericht verstuurd naar groepsgesprek “SAAF”:We gaan er even heen morro
— 1 juli 2019 te 22:58 uur, bericht ontvangen van “ [medeverdachte 2] ”: Dan kom ij aan rijden stappen jullie af dan rennen jullie de winkel in dan draai ik de s om ren ik ook naar binnen daxen we de kassa en we gaan snel, kantoor naar binnen als tkan rennen de uit m rijdt en dan nu alleen nig vluchtroute
— 1 juli 2019 te 22:58 uur, bericht ontvangen van “ [medeverdachte 1] ”: Jaman .Luister We moeten fixen hoelaat Poiesez in ochtend magazijn komt Als die om 7uir ochtend achterin ingang kont
— 1 juli 2019 te 22:59 uur, bericht ontvangen van “ [medeverdachte 2] ”: Ai maar dan ik wil t donderdag klappen
— 1 juli 2019 te 22:59 uur, bericht ontvangen van Ja Of vrijdag Dan is wei later 8uur is die straat kk druk kan wel maar dan hebben we minder tijd
— 1 juli 2019 te 23:00 uur, bericht verstuurd naar groepsgesprek “SAAF”: Fuck poisz Aldi is beter geloof me nou r
— 1 juli 2019 te 23:00 uur, bericht ontvangen van Ja Beide
— 1 juli 2019 te 23:00 uur, bericht ontvangen van “ [medeverdachte 2] ”: Fuc k pois Overal ossos OVERAL Aldi niks
— 1 juli 2019 te 23:00 uur, bericht ontvangen van “ [medeverdachte 1] ”: OVERAL OVERVAL Klopt
— 1 juli 2019 te 23:00 uur, bericht ontvangen van “ [medeverdachte 2] ”: Kom we gaan morro voor s
kij ken
— 1 juli 2019 te 23:01 uur, bericht ontvangen van Ik kan morgen ochtend alleen
— 1 juli 2019 te 23:01 uur, bericht verstuurd naar groepsgesprek “SAAF”: Ik kan tot 1 uur en na 3 ongeveer weer
— 1 juli 2019 te 23:01 uur, bericht ontvangen van “ [medeverdachte 2] ”: Beter daar na
— 1 juli 2019 te 23:02 uur, bericht ontvangen van
Ochtend is minder druk dan na 3uur
— 1 juli 2019 te 23:02 uur, bericht verstuurd naar groepsgesprek “SAAF”:
Klopt Ik kan ook waggi fixen
Vervolgens zag ik, verbalisant [verbalisant 3] een foto staan op genoemde telefoon. Ik zag op de foto een internet site van google waarop winkel Poiesz staat beschreven met adres en openingstijden. Ik, verbalisant [verbalisant 3] zag bij het gebruikersnaam [medeverdachte 1] ‘‘ het volgende telefoonnummer staan, namelijk [mobielnummer 2] . Ik zag onder andere in proces verbaal van verdachte [medeverdachte 1] dat hij verklaarde dat het mobiele telefoonnummer [mobielnummer 3] zijn mobiele telefoonnummer betrof. Ik, verbalisant [verbalisant 3] zag bij het gebruikersnaam “Lii Tjoep” het volgende telefoonnummer staan, namelijk [mobielnummer 4] . Ik zag in het politie registratie systeem dat verdachte [verdachte] verklaarde in proces verbaal van verdachte verhoor onder nummer 2019098903 op 11 juli 2019 dat hij de gebruiker is van genoemde telefoonnummer.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 21 augustus 2019, opgenomen op pagina 135 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 3] :
Ik deed onderzoek naar gebruiker “ [medeverdachte 2] ” en telefoonnummer [mobielnummer 1] . Er kwam naar voren dat de persoon die in meerderen verklaringen “ [medeverdachte 2] ” wordt genoemd, vermoedelijk is: [medeverdachte 2] . Op 29 juli 2019 verklaard verdachte [verbalisant 3] dat [medeverdachte 2] ook wel [medeverdachte 2] word genoemd.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 11 september 2019, opgenomen op pagina 170 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 4] :
Op 11 September 2019 heb ik verbalisant een onderzoek ingesteld naar de camerabeelden van het beveiligingssysteem van de Poiesz aan de Savornin Lohmanlaan te Groningen. Dit onderzoek is ingesteld in verband met de verklaring van verdachte [medeverdachte 1] waarin hij verklaard dat de overval niet is doorgezet omdat het te druk was voor de winkel. Op de camerabeelden, welke de voorzijde van de winkel registreren, is te zien dat ten tijde van de poging overval tussen 18:18:11 uur (UTC 20:04:11) en 18:19:46 uur (UTC
20:05:46) het hieronder beschreven publiek voor de winkel aanwezig was.
— Een man en vrouw staan bij de winkelwagens met elkaar te praten en vertrekken om
18:18:11 uur (UTC 20:04:11) en lopen in de richting van de hoek Beethovenlaan/Savornin Lohmanlaan de plek waar de verdachten zich hebben opgehouden.
— Een medewerkster van de winkel is de winkelwagens aan elkaar vast aan het maken met
een slot en loopt om 18:18:30 uur (UTC 20:04:30) weer de winkel in
— Voor de winkel bij de ingang is een vrouw boodschappen in de fietstas aan het doen
en vertrekt op de fiets om 18:19:20 uur (UTC 20:05:20) in de richting van de
Chopinlaan. Verder zijn er tussen eerdergenoemde tijdstippen geen personen aan de voorzijde te zien op de beveiligingscamera’s.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van 2 september 2019, opgenomen op pagina 205 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [medewerker] :
V: Omstreeks 20:00 uur was jij aan de achterzijde van de Poiesz werkzaam toen er drie jongens voorbij liepen. Hoe zagen zij eruit? In welke samenstelling op basis van de signalementen liepen deze jongens?
A:Voorop: Deze jongen had een trainingspak aan, een blanke huidskleur en was ongeveer
190 meter lang. Ik denk dat de jongen tussen de 16 tot 18 jaar oud ongeveer.
In het midden: Dit was volgens mij de kleinste jongen, hij was licht getint en had zwart haar. Hij was ongeveer tussen de 160cm en 170cm lang en was ongeveer 15 jaar tot 17 jaar oud.
Achterop: Die was vrij lang 185cm tot 190cm lang en had een blanke huidskleur. Hij was volledig in een zwart trainingspak gekleed en had zwarte handschoenen aan. Ik zag dat hij het mes in zijn linkerhand had. Dit was een vrij lang keukenmes.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van 10 september 2019, opgenomen op pagina 248 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van verdachte [verdachte] :
V: Er is aangifte gedaan in verband met een poging diefstal met geweld op 18 juni 2019 omstreeks 20:00 uur bij de Poiesz aan de Savornin Lohmanlaan te Groningen. Met wie was je eerder deze avond?
A: [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] .
V: Ben jij eerder deze avond omstreeks 20:00 uur bij de Poiesz aan de Savornin Lohmanlaan te Groningen geweest?
A: Ja. Maar niet in de Poiesz .
V: Een getuige heeft verklaart dat hij drie jongens, met capuchon op, om 20:04:11 uur achter bij het laad en los perron zag lopen en dat alle drie de jongens een capuchon droegen en richting de voorzijde van de Poiesz liepen. Wat kun je hierover vertellen?
A: Ja, dat was ik.
V: Met wie was je daar?
A: [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] . We hebben uiteindelijk niets gedaan
V: Wat wilden jullie dan gaan doen?
A: Overval. Voor geld.
V: Hoe ging dat in z'n werk
A: Gewoon de kassa's. We wilden de inhoud van de kassa hebben.
V: Dus er was wel een beetje een plan?
A: Een beetje.
V: De kleding die jullie aanhadden was dat bewust?
A: Ja. We hadden een mes uit de keuken bij ons.
O: : We laten je nu een chatgesprek zien vanaf jou telefoon tussen jou, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . Je zegt hier ook ??fuck Poiesz aldi is beter geloof me nou?? wat bedoel je hiermee?
A: Dat Aldi beter was. Voor een overval.
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van 11 september 2019, opgenomen op pagina 265 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van verdachte [verdachte] :
V: Toen jullie bij de Poiesz stonden en besloten om het niet meer te doen, wat zag je toen voor de Poiesz ?
A: We stonden nog niet hij de Poiesz maar ernaast.
V: [medeverdachte 2] verklaart: we gingen om de hoek kijken, toen hebben we 2 seconden gekeken.
Hoe kan dat dan?
A: Ik heb niet gekeken. Ik weet niet of [medeverdachte 2] of [medeverdachte 1] gekeken heeft.
V: Heb jij deze jongen bij het laad en los punt gezien?
A: Uhm, weet ik niet meer.
V: [medeverdachte 2] heeft verklaart dat jullie je fietsen hebben verplaatst. Hoe zit dat?
0: Verbalisant legt uit wat verplaatsen is.
A: Het zou kunnen, ik weet het allemaal niet meer zo goed.
9. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van 4 september 2019, opgenomen op pagina 300 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van verdachte [medeverdachte 2] :
V: We hebben nog een aantal vragen over een chatgesprek. Dit chatgesprek is toegevoegd als bijlage 1. Wat kun jij vertellen over dit chatgesprek?
A: We waren gewoon een keer samen. We wouden geld. We gingen kijken hoe. Toen kwam iemand van hun met dat idee. Toen gingen we praten daarover. Toen zijn we een paar dagen later naar de Poiesz gegaan. Het klopt dat ik [medeverdachte 2] 2 ben. Het klopt dat [medeverdachte 1] , [medeverdachte 1] is.
V: Dan hebben we nog een aantal vragen over het chatgesprek welke is toegevoegd in bijlage 1. Jij hebt het volgende bericht gestuurd: ‘Dan kom ij aan rijden, stappen jullie af dan rennen jullie de winkel in dan draai ik de s om ren ik ook naar binnen daxen we de kassa en we gaan snel. kantoor naar binnen als t kan rennen de uit m rijdt en dan nu alleen nig vluchtroute. Wat bedoel jij daarmee?
A: Het was de bedoeling dat wij een scooter van een vriend zouden lenen en dat we met zijn drieën daar op gingen. En dan de Poiesz overvallen. Daxen kassa pakken. M rijdt [verdachte] .
V: Beelden Poiesz : Klopt het dat jij met [medeverdachte 1] en [verdachte] op 18 juni 2019 omstreeks 20:00 uur bij de Poiesz was?
A: Ja. Ik heb [medeverdachte 1] opgehaald. Toen zijn we naar [verdachte] gegaan. Toen zijn we daarna naar [medeverdachte 1] zijn huis gegaan. Toen hebben we er de hele middag over gepraat en gedacht. Toen zijn we naar de Poiesz gefietst. We zijn er eerst een keer voorlangs gefietst. Daarna hebben wij onze fietsten vanaf de voorzijde aan de rechterkant van de Poiesz gezet tegen de muur tussen het laad en los perron en de voorzijde van de Poiesz . Toen zijn we naar de voorzijde gelopen. We gingen om de hoek kijken.
V: Wie heeft het bedacht om de Poiesz te overvallen?
A: We zaten met zijn allen te bedenken wat we kunnen doen om snel en makkelijk geld te verdienen. We hebben het volgens mij de vrijdag voor 18 juni 2019 bedacht.
V: Waarom hebben jullie voor de Poiesz aan de Savomin Lohmanlaan in Groningen gekozen?
A: [medeverdachte 1] woonde daar dicht in de buurt. Als ik de scooter voor zet dan hebben hun waarschijnlijk al de eerste kassa. Dan zou ik naar binnen gaan om sigaretten of ook een kassa te pakken. Dan zouden we met zijn allen weer snel op de scooter.
V: Waarmee wilden jullie de Poiesz overvallen?
A: Met klauwhamers. Gewoon hamer. [medeverdachte 1] of [verdachte] had volgens mij wel een mes bij zich. Dit was een keukenmes.
V: Wie had de hamer bij zich?
A: Ik. [medeverdachte 1] had ook een hamer.
10. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van 10 september 2019, opgenomen op pagina 355 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van verdachte [medeverdachte 1] :
V: Er is aangifte gedaan in verband met een poging diefstal met geweld op 18 juni 2019 omstreeks 20:00 uur bij de Poiesz aan de Savornin Lohmanlaan te Groningen. Wil je iets zeggen?
A: Het klopt dat wij een plan hadden om daar een overval te zetten.
V: Wie zijn we?
A: Ik was samen met [verdachte] en [medeverdachte 2] .
V: Een getuige heeft verklaart dat hij op 18 juni 2019 drie jongens, met capuchon op, om 20:04:11 uur achter bij het laad en los perron zag lopen en dat alle drie de jongens een capuchon droegen en richting de voorzijde van de Poiesz liepen. Wat kun je hierover vertellen?
A: Wij stonden om de hoek bij het tankstation en verder zijn wij niet gegaan. Tot de zijkant van de Poiesz . Ik had handschoenen aan, dikke capuchons op meerdere lagen kleding. Omdat we van plan waren een overval te plegen.
V: Getuige [medewerker] heeft ook verklaard dat hij zag dat de jongen met de handschoenen een mes in zijn handen had en dat deze verdween achter zijn pols met de punt van het mes omhoog. Wat kun je hierover verklaren?
A: Dat was ik.
V: Wie heeft het bedacht om de Poiesz te overvallen?
A: Ik denk uhhh gewoon met zijn drieën. We waren bij mij thuis, kleren aangedaan en overlegd hoe we het zouden doen. Dat was het. gewoon de Poiesz in. Spullen pakken en weer weg.
V: Welke spullen?
A: Kassa’s.
V: Wanneer hebben jullie het bedacht?
A: Een paar dagen daarvoor. Wij waren bij elkaar.
V: Wat wilden jij met dat mes doen?
A: Gewoon dreigen. Gewoon mes pakken en zeggen geef al het geld ik denk dat ze het dan wel zouden doen.
V: Heb jij de hamer bij [medeverdachte 2] gezien?
A: Ik weet wel dat er een hamer in het spel zat maar ik weet wel of [verdachte] of [medeverdachte 2] die had.
Ik zou de kassa doen. Één iemand zou de toonbank doen voor de sigaretten en nog iemand zou ook een kassa doen. Gewoon als er een medewerker achter zat zeggen: Geef al het geld. We hebben het goed afgestemd. We hadden wel de hele middag en avond gepland. Het was niet zo we gaan even een overvalletje doen.
V: Wanneer heb jij je omgekleed?
A: Die dag vlak voor we dat gingen doen.
V: Er is onderzoek gedaan naar de telefoon van [verdachte] en hieruit is een telegram gesprek naar voren gekomen met de naam SAAF waarin [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en [verdachte] op 1 juli 2019 contact met elkaar hebben. Waarom zeggen [medeverdachte 2] en [verdachte] fuck poiesz ?
A: Gewoon niet de poiesz , gewoon fuck poiesz .
V: Ook zeg jij in het chatgesprek: ‘Ja. Of vrijdag. Dan is wel later. 8 uur is die straat kk druk kan wel. Maar dan hebben we minder tijd.’ Wat bedoel je daarmee?
A: Dat om 8 uur die straat druk is en dat op vrijdag die winkel later dichtgaat.
V: Welke winkel bedoel je?
A: De poiesz Aldi.
Ten aanzien van
parketnummer 18/840054-19 feit 2 primair(openlijk geweld tegen [slachtoffer 3] )
De rechtbank acht, anders dan door de raadsvrouw is betoogd, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 18 juni 2019 openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 3] . Verdachte heeft zelf onder meer verklaard dat hij met anderen naar [slachtoffer 3] is toegegaan en dat hij met een kettingslot in de richting van [slachtoffer 3] heeft geslagen.
De rechtbank kan zich ook niet vinden in het subsidiaire standpunt van de raadsvrouw dat vrijspraak dient te volgen nu er geen "opzet" is ten laste gelegd. De rechtbank overweegt hierbij dat bedoeld opzet geen bestanddeel is van de delictsomschrijving.
De rechtbank verwerpt het beroep op noodweer. De rechtbank acht de feiten en omstandigheden die de verdediging en verdachte aan het verweer ten grondslag hebben gelegd, niet aannemelijk geworden. Er is niet gebleken van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding door [slachtoffer 3] van verdachtes en/of zijn mededaders lijf.
De door de verdediging gegeven lezing van de gebeurtenissen vindt zijn weerlegging in de navolgende bewijsmiddelen.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 8 augustus 2019, opgenomen op pagina 16 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 3] :
Op 18 juni 2019 kwam ik vlak bij mijn huis, aan de Waterloolaan te Groningen, de scooterrijders tegen. De jongens begonnen naar mij te schreeuwen en te roepen. Een van de jongens, de enige met een getinte huidskleur, kwam dicht bij mij staan. Het deed wel wat met mij dat de vijf jongens voor mijn huis stonden. Ik hoorde dat er achter mij een fiets werd gegooid in mijn richting. Ik zag toen een andere jongen waarvan ik weet dat hij [verdachte] heet op een meter voor mij stond. Hij schreeuwde tegen mij. Alle jongens waren op dat moment aan het schreeuwen. Ik zag [verdachte] een kettingslot pakken uit zijn vest. Ik zag dat [verdachte] het slot rechts vasthield en een slaande beweging maakte in mijn richting.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van 7 augustus 2019, opgenomen op pagina 201 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [medewerker] :
Op 18 juni 2019 zag ik dat het groepje van vijf personen bij de woning van [slachtoffer 3] stond. Ik zag dat de jongens de fiets over en weer aan het gooien waren en dat ze de fiets door [slachtoffer 3] zijn portiekdeur wilden gooien.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van 9 september 2019, opgenomen op pagina 232 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van verdachte [verdachte] :
V: Er is aangifte tegen jou gedaan in verband met een openlijke geweldpleging die gepleegd is op 18 juni 2019.
A: Wij gingen daarheen. Met [medeverdachte 2] en zijn vrienden. [medeverdachte 1] en Uurna Schaalma waren ook betrokken bij het incident met [slachtoffer 3] .
V: [slachtoffer 3] verklaart dat jij met het kettingslot hebt gedreigd.
A: Ja. Ik heb een kettingslot uit de buddy gehaald. Wij stonden tegenover elkaar.
V: [slachtoffer 3] die zegt dat jij naar hem hebt uitgehaald, klopt dat?
A: Ja. Ik maakte een zwaaiende beweging met het kettingslot.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van 11 september 2019, opgenomen op pagina 265 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van verdachte [verdachte] :
V: Toen jullie bij de Poiesz stonden en besloten om het niet meer te doen, wat zag je toen voor de Poiesz ?
A: We stonden nog niet hij de Poiesz maar ernaast.
V: [medeverdachte 2] verklaart: we gingen om de hoek kijken, toen hebben we 2 seconden gekeken.
Hoe kan dat dan?
A: Ik heb niet gekeken. Ik weet niet of [medeverdachte 2] of [medeverdachte 1] gekeken heeft.
V: Heb jij deze jongen bij het laad en los punt gezien?
A: Uhm, weet ik niet meer.
V: [medeverdachte 2] heeft verklaart dat jullie je fietsen hebben verplaatst. Hoe zit dat?
0: Verbalisant legt uit wat verplaatsen is.
A: Het zou kunnen, ik weet het allemaal niet meer zo goed.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van 2 september 2019, opgenomen op pagina 272 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van verdachte [medeverdachte 2] :
Die vriend voor bij [medeverdachte 1] op de scooter kreeg een conflict met [slachtoffer 3] . Ze hadden een woordenwisseling. Toen was er een incident. .
O: Verdachte geeft aan dat het incident heeft plaatsgevonden op de Waterloolaan in Groningen.
V: Met hoeveel mensen waren jullie daar?
A: Ik, [betrokkene 1] en [medeverdachte 1] en nog twee vrienden. Een vriend schreeuwde iets naar [slachtoffer 3] . [medeverdachte 1] en [betrokkene 1] stonden er ook een beetje bij.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van 9 september 2019, opgenomen op pagina 338 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van verdachte [medeverdachte 1] :
V: Op 18 juni 2019 heeft [slachtoffer 3] aangifte gedaan van een openlijke geweldpleging omstreeks 21:00 uur. [slachtoffer 3] verklaart dat vijf jongens tegen hem aan het schreeuwen waren voor zijn woning. Wat kun je hierover verklaren?
A: Ja dat kan wel kloppen.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van 2 oktober 2019, opgenomen op pagina 389 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van verdachte [medeverdachte 3] :
V: Op 18 juni 2019 heeft [slachtoffer 3] aangifte gedaan van een openlijke geweldpleging omstreeks 21:00 uur. Wat kun jij ons hier over vertellen?
A: Ik weet alleen dat ik met een paar vrienden op de scooter was. Toen zagen ze iemand staan waar ze al langer ruzie mee hadden. Ze sprongen toen van de scooter.
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van 2 oktober 2019, opgenomen op pagina 408 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van verdachte [medeverdachte 4] :
V: Op 18 juni 2019 heeft [slachtoffer 3] aangifte gedaan van een openlijke geweldpleging omstreeks 21:00 uur. Wat kun jij ons hier over vertellen?
A: Ik was met hun aan het rijden en toen kwamen ze een man tegen. Blijkbaar kenden ze hem want ik kreeg van het geschreeuw mee dat ze hem als kenden. Degene op de fiets kwam van zijn fiets. Ze gingen allemaal naar die man. Ze gingen schreeuwen naar elkaar. Ze begonnen allemaal een beetje te dreigen. Er was wel gedreigd met kettingsloten. Een van de jongens met wie ik was had een kettingslot.
V: Wie waren er bij jou?
A: [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] , [verdachte] en [medeverdachte 2] . [medeverdachte 2] was het meest aan het schreeuwen naar de man. [verdachte] en [medeverdachte 2] waren flink aan het schreeuwen. [verdachte] had een kettingslot gepakt. [medeverdachte 2] gooide een fiets voor het trappetje neer.
V: Wat deed [verdachte] met het kettingslot?
A: Ook en volgens mij maakte hij een slaande beweging met het kettingslot. Meer naast die man.
V: Is er fysiek geweld gebruikt?
A: Nee alleen kettingslot en een fiets.
Ten aanzien van
parketnummer 18/840086-19 feit 1(scooterdiefstallen op 21 maart 2019)
De rechtbank acht, anders dan de officier van justitie en de raadsvrouw, het medeplegen van de diefstal van de scooters van [slachtoffer 4] , [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank acht naast de aangiftes, de gedetailleerde - voor verdachte belastende - verklaring van medeverdachte [medeverdachte 5] betrouwbaar. [medeverdachte 5] belast daarin niet alleen verdachte, maar ook zichzelf als mededader. De rechtbank acht anders dan de officier het niet aannemelijk dat [medeverdachte 5] met betrekking tot dit feit scooters en mededaders verwart, omdat het juist deze scooters zijn waarmee hij uiteindelijk werd betrapt. Tevens noemt hij de namen van zijn mededaders ook vrijwel onmiddellijk aan zijn begeleider.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 21 maart 2019 (2019071232), opgenomen op pagina 91 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2019107436 van 5 december 2019, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 4] :
Ik doe aangifte van diefstal van mijn zwarte Piaggio snorfiets met kenteken [kenteken 7] . Deze snorfiets stond op 21 maart 2019 geparkeerd in een stalling van de school aan de de Nieuwe Sint Jansstraat te Groningen. Ik had mijn snorfiets afgesloten met alleen het stuurslot. Om 14.40 uur zag ik dat mijn snorfiets gestolen was. Omstreeks 16.50 uur kreeg ik een whatsapp bericht van [betrokkene 2] . Hij vroeg in het bericht of de scooter op de foto die hij mij stuurde van mij was. Ik herkende gelijk van de foto mijn snorfiets. Ik ben naar de
Lichtboei te Groningen gereden. Achter woningen op een voetpad zag ik daarna mijn snorfiets staan. Ik heb mijn snorfiets bekeken en ik zag dat het contactslot door de diefstal is vernield.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 22 maart 2019 (2019071179), opgenomen op pagina 258 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 5] :
Op 21 maart 2019 heb ik mijn snorfiets weg gezet aan de Nieuwe Sint Jansstraat. Achter mijn school zit een schoolplein, hier had ik mijn snorfiets neer gezet. Mijn snorfiets betreft een grijze Vespa Primavera, kenteken [kenteken 2] . Ik had mijn snorfiets afgesloten middels twee sloten, het stuurslot en een kettingslot. Omstreeks 15.45 stond mijn snorfiets er niet meer. Even later hoorde ik iemand zeggen dat er twee scooters terug gevonden zijn in
Lewenborg. Ik heb inmiddels mijn bromfiets weer terug. Ik zag dat het contactslot geforceerd was en mijn kettingslot weg was.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 21 maart 2019 (20190711227), opgenomen op pagina 261 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 15] :
Ik maak gebruik van een Piaggio snorfiets met kenteken DNB-35-J. Deze snorfiets is
van mijn vader [slachtoffer 6] . Op 21 maart 2019, heb ik de bewuste snorfiets gestald in de stalling van het Stadslyceum te Groningen aan de Nieuwe Sint Jansstraat. Toen ik om 15.30 uur terug kwam zag ik dat de bewuste snorfiets niet meer stond op de plek waar ik hem achter gelaten had. Mijn broer was aan de Lichtboei en zag de bewuste snorfiets. Mijn
broer [betrokkene 3] zag dat er een jongeman de snorfiets probeerde op slot te doen met een kettingslot. Het bleek later te gaan om de kettingslot van [slachtoffer 5] . Op dat moment was de jongeman daar samen met twee of drie andere jongens. Deze jongens waren ook op snorfietsen. Ter hoogte van Lichtboei 76 stonden de snorfietsen van een vriendin [slachtoffer 5] en van [slachtoffer 4] . Deze snorfietsen waren eerder ook gestolen vanuit de stalling aan het Stadslyceum.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van 28 maart 2019, opgenomen op pagina 98 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [betrokkene 5] :
Ik ken [medeverdachte 5] , roepnaam [medeverdachte 5] , als cliënt. Ik werk bij Zorg en Coaching Noord Nederland. [medeverdachte 5] woont aan de [adres] . Op 21 maart 2019 tussen een uur of 3/4 in de middag, kwam [medeverdachte 5] binnen rennen. [medeverdachte 5] zei tegen mij: "Ik heb [medeverdachte 2] en [verdachte] geholpen bij het stelen van de scooters. Ik heb ze geholpen met het wegrijden van de scooters". [medeverdachte 5] vertelde dat ze de scooters ergens in de stad hadden gestolen. [medeverdachte 5] vertelde mij dat ze de scooters naar Lewenborg hadden gereden. U laat mij een foto zien, waarop een jongen met een zwarte jas staat afgebeeld. Deze jongen herken ik als de [verdachte] die ik zojuist noemde.
Opmerking verbalisant: Deze foto wordt bij het verhoor gevoegd als afbeelding l.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van 29 maart 2019, opgenomen op pagina 112 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [betrokkene 3] :
Op 21 maart 2019 kreeg ik een appje van mijn broertje [slachtoffer 15] dat zijn snorfiets, een bordeaux rode Piaggio Zip met het kenteken [kenteken 3] , was gestolen. Ik zag, gelijk daarna, in app groep een berichtje van [betrokkene 4] , dat hij drie jongens zag rijden op drie scooters, waarvan l van [slachtoffer 15] . [betrokkene 4] woont aan de Lichtboei. Toen we daar aankwamen, zagen wij de andere twee jongens rijden op de andere 2 gestolen scooters. Ik zag dat l van de jongens reed op de scooter van [slachtoffer 5] . De andere scooter was een zwarte Piaggio Zip. Wij zagen toen in een steegje naast de woning van [betrokkene 4] , de scooter van [slachtoffer 15] staan.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van 4 september 2019, opgenomen op pagina 133 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [medeverdachte 5] :
BVH 2019071232: V: Wij willen het nu eerst over die diefstal bij het stadslyceum, hoe is dat precies gegaan?
A: Ik was samen met [medeverdachte 6] en [verdachte] . Wij zagen die de scooters staan (drie). [verdachte] had tegen ons gezegd dat hij wist waar veel scooters stonden zonder kettingslot en zonder alarm. Wij hebben toen het "gereedschap" meegenomen om de scooters te stelen, met gereedschap bedoel ik schroevendraaiers, hamer en schroeven. [verdachte] heeft vervolgens de schroeven in het contactslot gedraaid van alle drie (3) de scooters. Ik heb
vervolgens van alle scooters de cilinder eruit getrokken. De cilinders heb ik vervolgens meegenomen. Zowel [medeverdachte 6] , [verdachte] en ik hadden allemaal een schroevendraaier mee. Hiermee hebben wij dan ook de scooters gestart en meegenomen. Wij zijn op de scooters naar Lewenborg gereden nabij het tennisveldje. Wij hebben een Vespa en een 2-tal Piaggio Zips gestolen. Ik reed zelf op een Piaggio Zip. l Vespa was Lichtblauw/ grijs de ander was rood. Ik ben hierop naar mijn woning gegaan aan de [adres] . Ik heb hier met Visschedijk gesproken.
Ten aanzien van
parketnummer 18/840002-20 feiten 1 en 2(medeplegen afpersing aan de Westerhaven te Groningen op 6 april 2019 en een poging daartoe)
De rechtbank acht op basis van na te melden bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte tezamen en in vereniging met de medeverdachten op 18 juni 2019 aan de Westerhaven te Groningen, [slachtoffer 12] en [slachtoffer 13] hebben beroofd en gepoogd [slachtoffer 14] te beroven.
Als de rechtbank die bewijsmiddelen in die samenhang op een rij zet, dan ontstaat het volgende beeld.
[slachtoffer 12] , [slachtoffer 13] en [slachtoffer 14] hebben verklaard over wat er aan de (poging tot) beroving vooraf ging en wat er zich vervolgens heeft afgespeeld tijdens en na die (poging tot) beroving. Zij maken melding van een groepje van vijf jongens. Drie van die jongens trokken na wat een vriendelijk gesprek leek een mes.
[medeverdachte 8] is één van die vijf jongens. Dat heeft hij zelf aan de politie bevestigd toen die hem verhoorden. [medeverdachte 8] heeft in dat verhoor geen namen willen noemen van de andere vier jongens omdat hij ze niet wil verraden. Wel heeft [medeverdachte 8] verteld wat er volgens hem die avond is gebeurd. Dan blijkt dat [medeverdachte 8] hetzelfde verhaal vertelt als de aangevers. Nadat ze eerst met zijn vijven hebben gerookt en gepraat wordt geopperd om de aangevers hun spullen af te pakken, ze lopen naar die andere jongens, er wordt een mes getrokken, dat wordt op de borst van één van de aangevers gezet en de andere jongens geven onder dwang hun jassen af. [medeverdachte 8] weet ook de merken van die jassen te noemen, Nappapijri en Stone Island. Het groepje van vijf waar [medeverdachte 8] bij hoort vlucht dan naar rechts, aldus ook [medeverdachte 8] .
De politie is met [medeverdachte 8] gaan praten omdat [slachtoffer 1] aan de politie vertelde over de gesprekken die [medeverdachte 8] over de overval aan de Westerhaven heeft gevoerd. De informatie van [slachtoffer 1] , dat [medeverdachte 8] daarbij was en daar meer over weet, die informatie klopte. [slachtoffer 1] heeft ook aan de politie verteld wat hij verder van [medeverdachte 8] heeft gehoord en wat hij zelf heeft gezien. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij op 19 april 2019 heeft gezien dat verdachte een grijze Stone Island jas droeg. Een andere daarbij aanwezige jongen droeg op dat moment een grijs/zwarte Napapijri jas, aldus [slachtoffer 1] . Dat was volgens [slachtoffer 1] een jongen van 17/18 jaar, met een Turks uiterlijk, maar dan met een volgens [slachtoffer 1] opvallend witte huidskleur. [slachtoffer 1] noemt ook een door hem geschatte lengte, beschrijft die jongen met dat Turkse uiterlijk ook verder. De beschrijving die [slachtoffer 1] daar geeft komt overeen met de beschrijving die [slachtoffer 14] en [slachtoffer 12] hebben gegeven van de jongen die [slachtoffer 14] bedreigde. [slachtoffer 1] heeft [medeverdachte 7] later aan de hand van een foto ook herkend. Dan ziet [slachtoffer 1] [medeverdachte 7] dus in een jas die qua kleur en merk overeenkomt met de jas die is afgenomen van [slachtoffer 13] , terwijl hij verdachte ziet in een jas van het merk en in de kleur die is afgenomen van [slachtoffer 12] .
[slachtoffer 1] heeft verder verklaard dat hij van [medeverdachte 8] heeft gehoord dat naast [medeverdachte 8] ook verdachte en [medeverdachte 1] betrokken waren bij de straatroof aan de Westerhaven. Ook heeft [medeverdachte 8] verteld dat hij en de ander betrokken jongens bang waren dat [medeverdachte 1] was opgepakt voor die straatroof, toen [medeverdachte 1] was aangehouden.
[medeverdachte 8] heeft aan de politie niet willen vertellen wie die andere jongens waren, maar is hij wel bevraagd over verdachter en [medeverdachte 1] en over zijn vrienden in het algemeen. Als hem naar zijn vrienden wordt gevraagd, dan noemt hij vijf namen, waaronder [medeverdachte 7] , een Turkse jongen van ook 15 jaar. Verdachte kent hij via via. Die zag hij twee, drie keer in de week. [medeverdachte 1] kent hij van school. Die zag hij destijds veel.
Dat verdachte inderdaad onrustig is geworden nadat [medeverdachte 1] was aangehouden heeft de politie bevestigd gekregen door een chatgesprek tussen beide jongens van 20 april. [medeverdachte 1] stelt verdachte gerust dat hij niet zat voor die ding met hem en dat hij over “onze torrie” niet zal snitchen.
De betrokkenheid van verdachte wordt verder onderbouwd doordat bij verdachte een broek is aangetroffen die bij de straatroof is gestolen. In de rugzak van [slachtoffer 12] zat een blauwe joggingsbroek. Bij verdachte is een broek aangetroffen van het merk en het type broek dat is ontvreemd, in dezelfde kleur en dezelfde maat. Hoe verdachte aan die broek komt is zijn moeder gezien haar reactie niet bekend. Mocht er nog enige twijfel zijn over de vraag of dit meer is dan stom toeval, dan verdwijnt die twijfel door het onderscheidende kenmerk (een gaatje in een achterzak) dat door [slachtoffer 12] werd herkend.
Dat de drie jongens die de politie dan inmiddels in beeld heeft op de avond van 6 april 2019 bij elkaar waren kan verder worden onderbouwd door de gegevens die zijn te herleiden uit de telecomgegevens. Verdachte en [medeverdachte 7] waren rond 21.00 uur samen in Haren. [medeverdachte 1] bevestigt dat uit die gegevens blijkt dat hij die avond in gezelschap was van [medeverdachte 7] . De telefoons van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 7] stonden rond de tijd van de straatroof kennelijk uit, althans zij hebben in die periode geen enkele mast aangestraald. Kort voor de straatroof straalde de telefoon van verdachte een mast aan bij de Westerhaven, vlak bij de plaats waar de straatroof plaats vond. Kort nadat de vijf jongens die de straatroof pleegden weg renden stralen hun telefoons een mast aan in de buurt van het hoofdstation. Dat hoofdstation bereik je vanaf de plek waar de straatroof plaatsvond het snelst door naar rechts te gaan, in de richting van de brug.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven. Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 7 april 2019, opgenomen op pagina 12 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer NN2R019070 Los Angeles van 2 december 2019, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 14] :
Ik was op 6 april 2019 met [slachtoffer 12] en [slachtoffer 13] omstreeks 22.30 uur in het dakparkje aan de Westerhaven te Groningen. We hadden een JBL Charge 3 luidsprekertje bij ons. Toen wij alleen met dat groepje van 5 jongens overbleven kwam de groep (weer) naar ons toe. Plotseling sloeg de stemming om. 3 van de 5 jongens trokken een mes en bedreigden ons daarmee. Bij mij werd een mes met het lemmet op mijn borst gezet. Ik zag dat [slachtoffer 12] een mes op zijn keel kreeg gedrukt. Ik hoorde dat er gezegd werd; Jassen uit, schoenen uit en tassen af. En geen melding bij de politie maken anders zoeken wij jullie op. Ik zag dat [slachtoffer 12] en [slachtoffer 13] hun jas en tas aan de jongens afgaven. [slachtoffer 13] deed ook zijn schoenen uit. Deze lieten de daders later achter. Ik heb niets af gegeven. De jongen die volgens mij de leiding van de groep had sprak ons nadien nog persoonlijk toe. Hij zei dat wij zeker geen aangifte bij de politie moesten doen. Mijn vrienden werden belaagd door 4 personen. Ik werd belaagd door 1 dader. Kort daarop pakten de jongens de spullen van [slachtoffer 13] en [slachtoffer 12] bij elkaar en ging men er hard lopend vandoor. Ik kan het volgende over de jongens die ons beroofd hebben vertellen,
De leider (volgens mij) van de groep;
Blanke jongen met vermoedelijk een nep buitenlands accent.
Blond opgeschoren haar (naar voren gekamd.)
ongeveer 16 jaar oud en sportief uiterlijk.
lengte ongeveer 1.80
glad gezicht, geen baard/snor/puisten oid.
Hij droeg donkere kleding. Eerst droeg hij een capuchon. Deze deed hij later af.
Hij droeg vermoedelijk hoody met jas er over heen.
Deze jongen had ook een mes in zijn handen. Ik hoorde van [slachtoffer 12] dat het een vlindermes
betrof. Ik heb dat mes zelf niet gezien.
Dader 2. (man die mij mes op de borst heeft gezet.)
Jongen van Turkse afkomst.
zwarte stippeltjes (onvolgroeid) snor
Deze dader had steeds capuchon op.
Hij droeg gewatteerde jas met gladde mouwen. (zwart of donker van kleur)
Hij was slank en tenger maar groter dan 1.80
Deze jongen was ouder dan de rest. Ik denk 17/18 jaar oud.
Deze jongen zette een mes op mijn borst. Het was een soort zakmes, Volgens mij was
het een mes met een donkerkleurig houten handvat.
Van dader 3, 4 en 5 kan ik niet zoveel vertellen.
Ik weet dat alle daders in het donker gekleed waren.
1. jongen droeg een opvallende wijde donkergrijze joggingbroek.
1. jongen droeg een opvallende Canada Joose jas met opvallend rood logo op de mouw.
Het was een lange donker kleurige winterjas.
Alle drie jongens waren blank en vermoedelijk van Nederlandse afkomst.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 7 april 2019, opgenomen op pagina 17e.v. van voornoemd het dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 12] :
Op 6 april 2019 omstreeks 22.10 uur, zat ik samen met [slachtoffer 13] en [slachtoffer 14] , op een bankje in het parkje aan de Westerhaven te Groningen. Tien minuten later zagen wij dat er groepje van vijf jongens op ons af kwamen lopen. Ik zag dat een van de jongens een mes uit klapte. Ik zag dat de jongen met het mes [slachtoffer 13] bij zijn keel vast pakte en dat hij het mes voor [slachtoffer 13] zijn keel hield. Ik hoorde dat de jongen tegen [slachtoffer 13] zei ‘‘Trek je schoenen en je jas uit!’’. Ik zag in mijn ooghoeken dat [slachtoffer 13] zijn schoenen en zijn jas uit deed. Terwijl ik dat zag, zag ik dat de andere twee jongens ook een mes uit klapte. Ik hoorde dat een van de jongens tegen
mij zei ‘‘ Trek je jas en je schoenen uit!’’. Ik zag dat deze jongen heel dicht bij mij stond en voelde dat hij het mes tegen mijn keel hield. Ik deed hierna mijn jas uit toen ik zag dat de jongen mijn jas gelijk uit mijn handen pakte. Ik zag dat de jongen die mijn jas had ook mijn tas van de grond af pakte en bij zich hield. Terwijl de jongen het mes voor mijn keel hield zag ik dat de andere jongen een mes gericht had op [slachtoffer 14] . Ik zag dat de jongen die bij [slachtoffer 13] stond, de jas van [slachtoffer 13] vast hield en dat hij de tas van [slachtoffer 13] pakte. Ik zag dat de jongens weg wilde lopen, terwijl zij weg wilde lopen zag ik dat een van de jongens [slachtoffer 14] nog bedreigde met het mes ter hoogte van zijn borst en vroeg wat voor jas [slachtoffer 14] aan had. Ik zag de jongens lachend wegrenden met onze spullen in de richting van het station. De jongens hebben van mij mijn zwarte tas van liet merk North face’’ weggenomen en mijn donker blauwe/ grijze jas van het merk ‘‘Stone Island’’. Ik zag ook dat de jas en de tas van [slachtoffer 13] gestolen was. Dit was zwarte een jas van het merk NAPAPIJRI. Ik kan twee van de jongens omschrijven, de rest van de jongens waren ook van Nederlandse afkomst maar kan ik niet verder omschrijven omdat zij zwarte capuchons op hadden. In mijn North face tas zaten de volgende goederen, een Sport bidon, rekenmachine van liet merk Casio, trui van liet merk de ELEMENT, Jogging broek van het merk Tommy Hilfiger, Groen shirt van het merk NAPAPIJRI, Parfum flesje van Scotch en Soda en een menzis zorgpas. Ik kan de jongen die [slachtoffer 14] bedreigde met het mes als volgt omschrijven:
—plusmines 185 - 190 cm lang
— Turks uiterlijk
— Dun
— Stoppeltjes Snor
— Stoppeltjes baart
— Zwarte jas met capuchon
— Bruine ogen
Daarnaast kan ik nog een van de jongens omschrijven, hij bedreigde mij of [slachtoffer 13] met het mes. — plusminus 180 cm lang
— Zijkant haar kort geschoren
— Donker blond/bruin hoofdhaar zat naar voren.
— Zwarte capuchon op
— Zwarte jas
— Spijkerbroek aan
Hierbij werden de goederen, zoals genoemd op de bijlage goederen weggenomen.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 7 april 2019, opgenomen op pagina 22 e.v. van voornoemd het dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 13] :
Op 6 april 2019 zat ik samen met [slachtoffer 14] en [slachtoffer 12] in het parkje van de Westerhaven te Groningen. Ik denk dat wij daar net na 21.30 zijn gaan zitten. Op enig moment, ik denk dat wij toen inmiddels een half uurtje op de trap hadden gezeten, kwam er een groepje van 5 jongens de trap op. Na die 15 minuten kwamen de jongens onze kant opgelopen. Van ons drieën zat [slachtoffer 12] in het midden. Ik zag dat 1 jongen naast mij ging zitten. Daarnaast ging nog een jongen zitten. De andere 3 jongens bleven staan. Ineens maakte een jongen, ik noem hem de Turkse jongen, een soort klikgeluid. Een soort seintje ofzo. Ik zag dat de jongen die naast mij zat op stond. Ik zag dat hij naar een jongen met blond haar liep en dat zij beiden iets fluisterden. Plotseling, in een hele snelle beweging, hield de jongen die naast mij zat iets bij mijn keel. Ik keek ernaar en zag dat hij een mes in zijn handen had Het was een uitklapbaar mes. Ik hoorde dat de jongen met het mes begon te schreeuwen ‘doe je schoenen uit, doe je schoenen uit!’ Daarna hoorde ik ‘doe je jas uit en je pet af’. Ik hoorde dat toen ook de andere jongens dingen begonnen te roepen naar [slachtoffer 12] en [slachtoffer 14] . Volgens mij hoorde ik dat ze tegen hen ook riepen dat ze hun jas uit moesten doen. Ik deed gewoon wat ze vroegen van ons want ik wilde echt geen mes tussen mijn ribben. Al mijn spullen werden afgenomen, waaronder ook mijn huissleutel. Ik heb mijn jas uit gedaan. Ik hoorde vervolgens dat er geroepen werd dat ik mijn vest uit moest doen. Ik deed daarop mijn vest uit. Toen ik mijn vest uittrok liepen de jongens ook al weer weg. Ik zag nog wel dat de jongen die naast mij zat, en dus het mes in zijn handen had, het mes voor [slachtoffer 12] zijn gezicht hield. Ik keek om mij heen en zag dat mijn schoenen nog op de trap stonden. Ik had mijn vest, die ik eerder daarvoor nog uit moest doen, in mijn handen dus die deed ik weer aan. Uiteindelijk bleken de volgende spullen van mij weggenomen te zijn:
— een donkerblauwe baseball pet van het merk Ellesse.
— mijn zwarte jas van het merk Napapijri.
— mijn donkerblauwe Eastpak tas. In de tas zat een zwarte JEL box charge 3, een snoertje van de Iphone oplader, mijn huissleutels, een drinkfles van het merk Dopper, aluminium kleurig met de opdruk van NAM. Verder zaten er nog goederen in de tas die ik voor school gebruik zoals een rekenmachine en pennen en mogelijk een passer.
Alle jongens zijn weggerend, over de Sluiskade in de richting van een brug die daar staat. Hierbij werden de goederen, zoals genoemd op de bijlage goederen, weggenomen.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 9 mei 2019, opgenomen op pagina 28 e.v. van voornoemd het dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 1] :
Op 19 april 2019 kwamen er 3 andere jongens aangelopen. Ik herkende één van deze jongens als [verdachte] . Deze avond droeg hij een grijze Stone Island jas. Er wordt over [verdachte] gepraat binnen Elker dat hij de straatroof aan de Westerhaven gepleegd heeft met een aantal andere jongens en dat hij daar deze Stone Island jas buit gemaakt zou hebben. De andere jongens die erbij waren ken ik niet maar kan ik als volgt beschrijven: de één was een jongen van ongeveer 17 a 18 jaar, ongeveer 1.85 n groot met een Turks uiterlijk, waarbij ik hem opvallend witte huidskleur vond hebben. Hij had een kort geschoren, zwart baardje rond zijn mond en verder een geschoren gezicht. Hij droeg op dat moment een grijs/zwarte zomerjas van het merk Napapijri. De andere jongen was een licht getinte jongen van 1.70 m groot en 15 a 16 jaar oud. Ik zag dat [verdachte] en de jongen met het Turkse uiterlijk een mes bij zich hadden.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor aangever van 30 mei 2019, opgenomen op pagina 36 e.v. van voornoemd het dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 1] :
V: In je aangifte verklaar je dat er over [verdachte] wordt gepraat binnen Elker dat hij de straatroof aan de Westerhaven heeft gepleegd samen met een aantal andere jongens en dat hij daar de grijze Stone Island jas heeft buit gemaakt welke hij op 19 april 2019 draagt. Van wie heb jij dat gehoord?
A: 0 die [verdachte] , ja ja ja daar praten ze gewoon over. [medeverdachte 8] praat erover dat hij erbij was en toen [medeverdachte 1] gepakt was, waren ze bang dat hij daarvoor gepakt was. Ik heb [verdachte] met die “Stone”jas zien rondlopen. Een grijze “Stone Island” jas. [verdachte] zei dat hij daarvan was. Ik heb daarna op 112 Groningen gekeken en toen stond het er ook nog echt.
V: Je had het ook over [medeverdachte 1] , wat was daar mee?
A: Die was toen opgepakt, ik weet niet waarvoor. Ze dachten dat hij voor de straatroof was aangehouden, maar toen praatten ze er over. Ik had het ook al van [medeverdachte 8] gehoord.
V: Weet jij nog meer die betrokken waren bij die straatroof op de Westerhaven?
A: Nee ik weet alleen van die 3 namen, daarvan heb ik het gehoord.
V: Je vertelde over de Stone Island jas, kun je daar meer over vertellen?
A: Redelijk lange jas, tot op de heup. Met capuchon. Beetje hoody achtige jas, grote
capuchon. Het was een Stone jas, dus een Stone logo op de linker arm. Grijs van kleur.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 3 juni 2019, opgenomen op pagina 41 e.v. van voornoemd het dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 6] :
Gelet op de verklaring van aangever [slachtoffer 1] waarin hij, kort weergegeven verklaard dat hij enkele malen is aangevallen/beroofd/mishandeld door een Turkse jongen is er nader onderzoek verricht naar deze verdachte. [slachtoffer 1] verklaarde dat de verdachte met het Turkse uiterlijk tijdens het plegen van dit feit in het gezelschap was van een jongen genaamd [verdachte] en een meisje genaamd [medeverdachte 9] . Uit een registratie opgemaakt in BVH bleek dat een half uur voor de straatroof op 19 april 2019 een jongen genaamd [verdachte] ( [verdachte] ) en een meisje genaamd [medeverdachte 9] ( [medeverdachte 9] ) waren gecontroleerd door de politie. [verdachte] en [medeverdachte 9] waren toen in het gezelschap van onder meer een Turkse jongen genaamd [medeverdachte 7] . [medeverdachte 7] bleek tevens te passen binnen het signalement welke door aangever [slachtoffer 1] werd opgegeven. Op 3 juni 2019 te toonden wij verbalisanten aangever [slachtoffer 1] een foto (tweeluik) van [medeverdachte 7] : Antwoord aangever [slachtoffer 1] : Ja, dit is m. Dit is die Turkse jongen die mij heeft overvallen. Ik herken hem aan zijn snorretje en zijn hoofd. Die is spits. De getoonde foto wordt door ons als bijlage bij dit proces-verbaal gevoegd.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verdenking van 25 juni 2019, opgenomen op pagina 54 e.v. van voornoemd het dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten [verbalisant 6] en [verbalisant 7] :
Op 6 april 2019 heeft er een straatroof plaats gevonden op de Westerhaven te Groningen. Een van de slachtoffers verklaard dat een van de daders donkerblond/bruin haar had en zijkanten opgeschoren, bovenkant haar naar voren gedragen. Dit is passend in het signalement van [verdachte] .
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 24 juli 2019, opgenomen op pagina 62 e.v. van voornoemd het dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten [verbalisant 6] en [verbalisant 8] :
Op 9 juli 2019 hadden wij een afspraak met [moeder verdachte] , de moeder van [verdachte] in haar woning. Zij toonde ons een blauwe trainingsbroek van het merk Tommy Hilfiger. Toen wij deze broek zagen deed dit ons denken aan de blauwe trainingsbroek van Tommy Hilfiger welke is weggenomen bij de diefstal met geweld aan de Westerhaven op 6 april 2019. Toen wij aan [moeder verdachte] vroegen of deze broek van [verdachte] was, hoorden wij haar zeggen: ‘Hij zou deze broek wel eens in de aanbieding gekocht kunnen hebben’. Wij hebben daarop besloten om deze trainingsbroek voor verder onderzoek in beslag te nemen.
9. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 11 juli 2019, opgenomen op pagina 64. van voornoemd het dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 8] :
Ik heb op 10 juli 2019 in het kader van liet onderzoek straatroof Westerhaven telefonisch contact opgenomen met aangever [slachtoffer 12] . Ik vroeg aan [slachtoffer 12] of hij specifiek kon omschrijven hoe zijn weggenomen Tommy Hilfiger broek er uit zag.
Ik hoorde [slachtoffer 12] zeggen dat het een donkerblauwe joggingbroek van het merk Tommy
Hilfiger was. Ik hoorde [slachtoffer 12] zeggen dat er op de broeksband van de blauwe jogging broek in grote letters Hilfiger stond. Ik vroeg aan de [slachtoffer 12] wat voor maat de broek was waarna ik [slachtoffer 12] hoorde zeggen dat de broek een maat 164 was. Ik vroeg aan [slachtoffer 12] of er nog meerdere specifieke kenmerken waren aan broek. Ik hoorde [slachtoffer 12] zeggen dat er bij de broekzak aan de linker of rechterkant een klein merkteken van Hilfiger stond. Ik zei tegen [slachtoffer 12] dat ik de specificaties van de jogging broek genoteerd had en dat ik verder zou gaan met het onderzoek. Ik had op het moment dat ik [slachtoffer 12] aan de telefoon had een soort gelijke blauwe jogging broek van het merk Tommy Hilfiger voor mij liggen welke in beslag is genomen. Ik herkende de omschrijving van [slachtoffer 12] over de Tommy Hilfiger broek als de Tommy Hilfiger broek die ik voor mij had liggen.
10. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van 11 juli 2019, opgenomen op pagina 75 e.v. van voornoemd het dossier, inhoudend als verklaring van verdachte [verdachte] :
V: Dan zullen wij jou nu een aantal vragen stellen over de diefstal met geweld op zaterdag 6 april 2019 tussen 22:00 uur en 23:00 uur aan de Westerhaven in Groningen. Wij hebben de historische print gegevens van jou telefoon onderzocht en daaruit blijkt dat jou telefoon op 6 april 2019 om 22:02 uur de mast Westerhaven 13 in Groningen aanstraalt. Hiermee kunnen wij precies zien waar jou telefoon is geweest. Wat kun jij hierover verklaren?
A: Het zou wel kunnen.
11. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige van 29 juli 2019, opgenomen op pagina 85 e.v. van voornoemd het dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 12] :
0: Wij verbalisanten tonen de in beslag genomen Tommy Hilfiger broek aan aangever [slachtoffer 12]
A: Aangever herkent de broek als de broek die van hem is weggenomen bij de straatroof
aan de Westerhaven op 6 april 2019. Hij zegt dat het 100% deze broek is. Ik weet dat ik de broek niet zoveel aan had omdat mijn telefoon steeds uit mijn broek viel omdat de broek hele kleine broekzakjes had. Ik herken het kleine logo aan de voorzijde en de achterzijde van de broek en nu weet ik weer dat het grote logo aan de voorzijde van de broek Hilfiger is. Ik wist niet neer zeker of er Tommy of Hilfiger stond.
0: Wij laten zien dat er in de kontzak aan de achterzijde van de broek een klein gat aan de onderzijde van de naad zit en vragen of hij dit herkent.
A: [slachtoffer 12] zegt dat hij het gat aan de broekzak aan de achter herkent. Hij heeft hier namelijk een pen ingestopt die hier wel eens doorheen is gevallen. Ook herken ik de boord aan het uiteinde van mijn broekspijpen.
12. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 20 augustus 2019, opgenomen op pagina 93 e.v. van voornoemd het dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 3] :
Gedurende het onderzoek werden historische verkeersgegevens van het telefoonnummer van [medeverdachte 1] , te weten [mobielnummer 7] aangevraagd voor een periode van 6 april 2019 13.20 tot en met 7 april 2019 03.56 uur.
- op genoemde datum van 6 april 2019 te 22:33 uur, kennelijk 2 keer een mast wordt
aangestraald die geplaatst is op de Stationsplein 7 te Groningen. Dit is kort na het
gepleegde straatroof op 6 april 2019. In de proces verbaal van aangifte van
straatroof op 6 april word onder andere verklaard dat de daders richting station
wegliepen.
— op genoemde datum van 6 april 2019 tussen 19:49 uur, (1) één uitgaande verbindingen
tot stand gekomen met telefoonnummer [mobielnummer 4] . Naar later bleek genoemde
telefoonnummer te zijn van verdachte [verdachte] . Hierbij werd mast aan de Hereweg 120 te
Groningen aangestraald,
- op genoemde datum van 6 april 2019 op 22:33 uur, één (1) uitgaande verbindingen tot
stand gekomen met telefoonnummer [mobielnummer 5] . Naar later bleek genoemde telefoonnummer te zijn van getuige [getuige 1] . Hierbij werd mast aan de Stationsplein 7 te Groningen aangestraald,
— op genoemde datum van 6 april 2019 op 22:57, twee (2) inkomende sms contacten met
telefoonnummer [mobielnummer 6] zijn ontvangen. Naar later bleek genoemde telefoonnummer te
zijn van verdachte [medeverdachte 7] . Hierbij werd mast aan de Groenesteinflat Helperbrink 61 te
Groningen aangestraald,
— op genoemde datum van 6 april 2019 tussen 22:57 en 23:02 uur, vijf (5) inkomende en
drie (3) uitgaande verbindingen tot stand gekomen met telefoonnummer 0624961716. Naar
later bleek genoemde telefoonnummer te zijn van betrokkene [betrokkene 1] . Hierbij werd
mast aan de Groenesteinflat Helperbrink 61 te Groningen aangestraald.
13. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 21 augustus 2019, opgenomen op pagina 105e.v. van voornoemd het dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 8] :
Op 6 april 2019 is er tussen 22.20 uur en 22:30 uur een straatroof is gepleegd aan de
Westerhaven. In het bijgevoegde overzicht is te zien dat de telefoon van [medeverdachte 7] op 6 april 2019 net voor de straatroof aanstraalt in Haren aan de Nesciolaan 32 om 21:05 uur. Uit de mast gegevens blijkt dat de telefoon van [medeverdachte 7] tijdens de straatroof uitstaat/geen verbindingen maakt. De straatroof is gepleegd tussen 22.20 uur en 22:30 uur aan de Westerhaven. Net na de straatroof om 22.52 uur straalt [medeverdachte 7] de mast aan Stationsplein 7 te Groningen aan. Om 22:57 uur stuurt [medeverdachte 7] een SMS naar [mobielnummer 8] welke op naam staat van [medeverdachte 1] . Het valt op dat de telefoon exact tussen 21:05 uur en 22:52 uur geen gegevens heeft. Tussen deze tijden om 22.20 uur heeft de straatroof aan de Westerhaven plaatsgevonden.
14. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 29 augustus 2019, opgenomen op pagina 118e.v. van voornoemd het dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 8] :
Op zaterdag 6 april 2019 omstreeks 22.15 uur heeft er een straatroof aan de Westerhaven plaatsgevonden.. De verdachten zijn gevlucht in de richting van het station te Groningen. Op basis van het signalement die door de aangevers van de straatroof Westerhaven werden benoemd, hebben wij een verder onderzoek ingesteld. Uit het onderzoek blijkt [medeverdachte 7] volledig aan het signalement voldoet en tevens voor komt in de groep waarin de verdachten [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 8] zitten. Hierop hebben wij de historische gegevens van [medeverdachte 7] . Van de providers KPN, Tele 2 en Vodafone werden onderstaande gegevens ontvangen.
Nr Gebruiker Telefoonnr. Periode Provider
1. [verdachte] [mobielnummer 4] 1 april 2019 tlm 22 juli 2019 Vodafone
2. [medeverdachte 1] [mobielnummer 8] 6 april 2019 Um 16 juli 2019 Vodafone
3. [medeverdachte 8] [mobielnummer 9] 6 april 2019 tlm 17 juli 2019 Tele 2
4. [medeverdachte 7] [mobielnummer 10] 1 maart 2019 t/m 22 juni 2019 KPN
Straatroof Westerhaven gepleegd tussen 22.20 uur en 22.30 uur.
• De telefoonnummers van verdachte [verdachte] en [medeverdachte 7] stralen voor de straatroof beiden aan in Haren. [medeverdachte 7] straalt om 21:05 uur aan op de mast aan de Nesciolaan 32 te Haren. [verdachte] straalt om 20:49 uur aan op de mast aan het Raadhuisplein 13 te Haren.
• De telefoon van [verdachte] straalt hierna om 22:02 uur aan op de Westerhaven 13 te
Groningen.
• De telefoon van [medeverdachte 1] straalt om 21:38 uur aan de Trompsingel 7 te Groningen en daarna pas weer om 22:33 uur aan het Stationsplein 7 te Groningen. Tussen 21:38 uur en 22:33 uur heeft de telefoon van [medeverdachte 1] geen data.
• De telefoon van [verdachte] en [medeverdachte 1] stralen net na de straatroof die gepleegd is
tussen 22:20 uur en 22:30 uur beiden aan om 22.33 uur aan de mast op Stationsplein 7 te Groningen.
• De telefoon van [medeverdachte 7] straalt nadat hij de mast aan de Nesciolaan in Haren had aangestraald niets meer aan tot net na de straatroof om 22:52 uur aan de Stationsplein 7 te Groningen. De telefoon van [medeverdachte 7] heeft dus tussen 21:05 uur en 22:52 uur geen data.
Ongeveer één uur voor de straatroof aan de Westerhaven zijn de telefoonnummers die in
gebruik zijn van verdachte [verdachte] en [medeverdachte 7] kennelijk dicht bij elkaar. De
telefoons stralen beiden aan in Haren. [medeverdachte 7] straalt om 21 :05 uur aan op de
Nesciolaan 32 te Haren. [verdachte] straalt om 20:49 uur aan op de mast aan het Raadhuisplein
13 te Haren.
Uit de historische mast gegevens blijkt dat [verdachte] voor de straatroof om 22:02 uur aan
de Westerhaven was.
Vlak na de straatroof aan de Westerhaven zijn de telefoons die in gebruik zijn van verdachten
[verdachte] en [medeverdachte 1] kennelijk dicht bij elkaar. Beide telefoons stralen om 22.33 uur aan de
mast op Stationsplein 7 te Groningen aan.
Wat opvallend is, is dat de telefoon van [medeverdachte 7] na de straatroof om 22:52 uur aanstraalt aan de Stationsplein 7 te Groningen.
15. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van 24 september 2019, opgenomen op pagina 134 e.v. van voornoemd het dossier, inhoudend als verklaring van verdachte [medeverdachte 8] :
V: We willen het graag met je hebben over een straatroof aan de Westerhaven te Groningen op 06 april 2019 rond 22.20 uur.
A: Ik zat bij die bankjes daar, met daar nog een paar jongens. Er kwamen toen nog een paar
jongens aan. Die gingen die daar ook zitten. En toen zei iemand, we kunnen hun spullen wel
afpakken. Ik dacht eerst dat het een grapje was. We liepen er langs. 1 van die jongens waar ik bij was, trok een mes en toen zeiden ze dat ze de kleren uit moesten doen. En dat was..
V: Hoe is dat gegaan? Bij de Westerhaven?
A: Er kwamen 3 jongens aan.
V: Er was 1 uit de groep die met het idee kwam. We bleven eerst even zitten, daarna liepen we weg we liepen in de richting van de jongen. We gingen daar eerst mee praten. Daarna pakte 1 uit de groep een mes en zei dat ze hun kleren uit moesten doen.
V: Met hoeveel waren jullie op dat moment?
A: 5 jongens
V: Er wordt dat mes getrokken en dan?
A: Ik zag dat het mes werd getrokken, ik schrok. Ik deed een stap achteruit. Twee anderen stappen naar voren en helpen degene die het mes trok.
V: Hoe doen ze dan?
A: Die pakken de kleren aan. 3 jassen volgens mij
V: Wat gebeurde erna?
A: Ze renden weg en ik ging achter hun aan? Richting het hoofdstation
V: Wat voor jassen zijn er weggenomen?
A: Napapijri en een Stone Island
V: Je vertelde in het begin over een vriend, genaamd [medeverdachte 7] . Wie is [medeverdachte 7] ?
A: Een Turkse jongen. Ook 15 jaar. Uit Uithuizermeeden.
V: Even terug naar de straatroof. De aangevers zeggen dat er 3 messen zijn gebruikt. Wat kun je daar over zeggen?
A: Ik meende dat er 1 mes is gebruikt. Hij richtte het mes op hem.
V: De andere aangever zegt dat hij echt de mes op de borst heeft gehad, wat kun je daar over
zeggen?
A: Ik denk dat ik dat heb gezien, maar verder weet ik het niet
V: wat heb jij gezien van die andere twee jongens die hielpen?
A: Die stonden daar en pakte de kleren aan?
V: waar is die rugzak gebleven?
A: die heeft 1 van die jongens meegenomen.
V: van wie was die rugtas?
A: van 1 van die jongens gestolen. Volgens mij een grijze een East pack.
16. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van 10 september 2019, opgenomen op pagina 157 e.v. van voornoemd het dossier, inhoudend als verklaring van verdachte [medeverdachte 1] :
V: Dan willen wij jou nu een aantal vragen stellen over de diefstal met geweld op zaterdag 6 april 2019 tussen 22:15 uur en 22:40 uur aan de Westerhaven in Groningen.
0: Verbalisant toont een chatgesprek tussen [verdachte] en [medeverdachte 1] van 20 april 2019. Dit chatgesprek is toegevoegd in bijlage 1. Zoals je al wist hebben wij telegram chatgespreken uit de inbeslaggenomen telefoon van [verdachte] . Het telefoonnummer dat jij gisteren hebt opgegeven als jou telefoonnummer, ( [mobielnummer 2] ) is het telefoonnummer wat in dit chatgesprek is gebruikt onder de naam [medeverdachte 1] . Ben jij [medeverdachte 1] ?
A:Ja dat is mogelijk. Dan heeft [verdachte] mij erin gezet als [medeverdachte 1]
V: Wat bedoel je in dit gesprek met “ Torie”? Volgens ons is dat straattaal voor overval.
Wat bedoel je met ‘ snitchen”?
A: Dat ik niet praat.
V: Wat bedoel je met “zat niet voor die ding met jou”
A: Dat gaat waarschijnlijk om die torie.
V: Zoals ik het lees zeg jij: “Als ik klem wordt gezet in het verhoor met de politie over onze overval, dan zal ik je niet verraden. Geen stress”. Wat kun je hierover verklaren?
A: Onze overval? Torie is geen overval.
V: Wij hebben de historische print gegevens van jou telefoon onderzocht. Hiermee kunnen wij precies zien waar jou telefoon is geweest. Uit deze gegevens blijkt dat jou telefoon op 6 april 2019 om 21:38 uur de mast aan de Trompsingel 7 in Groningen aanstraalt. Wat kun jij hierover verklaren?
A: Waarschijnlijk was ik dan zuiderdiep of blauwe bankjes, dat is op de Winschoterkade. Maar dat weet ik ook niet zeker.
V: Uit de historische gegevens blijkt dat jou telefoon om 20:55 uur het Raadhuisplein 13 in Haren aanstraalt. Wat kun je daarover verklaren?
A: Dat zou heel goed kunnen. Dat weet ik toch niet. Ik was best vaak in Haren.
V: Uit de historische gegevens blijkt dat de telefoon van [verdachte] om 20:49 uur ook
aanstraalt op het Raadhuisplein 13 in Haren. Wat kun je hierover vertellen?
A: Ja ik zei toch dat ik met [verdachte] omging. Ik was die tijd bijna altijd met [verdachte] .
V: Kan het ook zijn dat je met meerdere personen bent geweest die avond?
A: Ja dat zou goed kunnen.
V: Uit de verklaring van de aangevers blijkt dat de aangevers, rond 22:10 uur op een bankje achter de mediamarkt in het parkje in Groningen door een groepje van 5 jongens werden aangesproken. Herinner je je nu iets?
A: Nee. Wacht 6 april he? Groepje van drie jongens. Groepje van vijf jongens. Nee ik weet niet wat ik de hele avond heb gedaan. Ik weet alleen dat ik in haren ben geweest en in de stad.
V: Ben jij die avond op het station in Groningen geweest?
A: Pffftfff... Weet ik niet ik denk het niet.
V: Uit de historische print gegevens van jou telefoon blijkt dat jou telefoon op 6april 2019 om 22:33 uur het Stationsplein T te Groningen aanstraalt. Wat kun je hierover verklaren?
A: Het zou best kunnen dat ik op die plek ben geweest.
V: Uit onze gegevens blijkt dat de telefoon van [verdachte] ook om 22:33 uur de mast op het Stationsplein 7 in Groningen aanstraalt. Dus jullie waren deze avond samen. Wat kun je hierover vertellen?
A: Ja dat is heel goed mogelijk. Wij waren samen. Dat zou kunnen.
V : Uit ons onderzoek blijkt dat de telefoon van [medeverdachte 7] ook op het Stationsplein in Groningen aanstraalt om 22:52 uur. Wat kun je daarover vertellen?
A: Nou dan weet ik bijna zeker dat ik ook met [medeverdachte 7] was.
17. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van 12 september 2019, opgenomen op pagina 177 e.v. van voornoemd het dossier, inhoudend als verklaring van verdachte [medeverdachte 1] :
V: Dinsdag na het verhoor zei je tegen ons dat er eerder al mensen waren aangehouden voor de straatroof Westerhaven op 6 april. Klopt dat?
A: Ja.
V: Je vertelde ons aan dat je dat via 112 Groningen hebt gelezen. Klopt dat?
A: Ja. . En zulke zaken zijn in onze groep ook een bespreekpunt.
V: Wij hebben je telefoon uitgelezen. Daarop is gebleken dat je geen andere 112 nieuwsberichten
hebt bekeken via je telefoon. Hoe kan het dat je specifiek interesse hebt in de straatroof van 6 april en dat je kunt vertellen dat daar al mensen waren voor aangehouden?
V: Eerst willen wij jou nog een vraag stellen over de straatroof op 6 april 2019 omstreeks 22:15 uur op de Westerhaven in Groningen. Uit de historische gegevens van jou mobiele telefoon blijkt dat jij op de avond van het incident, viermaal verbinding en zesmaal sms-berichten hebt gestuurd naar [medeverdachte 7] . Wat kun je hierover vertellen?
A: Uhm ja dan was ik waarschijnlijk bij hem. Hij is mijn beste vriend dus dat is toch normaal.
18. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 15 juli 2019, opgenomen op pagina 198e.v. van voornoemd het dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 3] :
Ik deed onderzoek naar de mobiele telefoon van verdachte [verdachte] . Onderstaande berichten betrof een gesprek tussen een gebruiker met gebruikersnaam
[medeverdachte 1] “en de gebruiker van de in beslag genomen telefoon.
— [medeverdachte 1] , [mobielnummer 3]
Ik zag dat de volgende berichten nog zichtbaar waren:
— 20 april 2019 te 01:40 uur, bericht verstuurd naar “ [medeverdachte 1] ”: JO
— 20 april 2019 te 01:41 uur, bericht ontvangen van “ [medeverdachte 1] ”: Zat niet voor die ding met jou
— 20 april 2019 te 01:42 uur, bericht verstuurd naar “ [medeverdachte 1] ”: Nee voor wat dan
— 20 april 2019 te 01:53 uur, bericht ontvangen van “ [medeverdachte 1] ” : Oke komt er op neer dat ik beef
had met een recherche En dan hele lange torie erbij
— 20 april 2019 01:53 uur, bericht verstuurd naar “ [medeverdachte 1] ”: Ooo
— 20 april 2019 01:53 uur, bericht verstuurd naar “ [medeverdachte 1] ”: Ai
— 20 april 2019 01:54 uur, bericht ontvangen van “ [medeverdachte 1] ’: En als ik word geklemd met
onze torie ik snitch niet geen stress
— 20 april 2019 01:55 uur, bericht verstuurd naar ‘ [medeverdachte 1] ”: Wnr ben je grunchi bro
— 20 april 2019 01:57 uur, bericht ontvangen van “ [medeverdachte 1] ”: Idk
Opmerking verbalisant: Ambtshalve is mij bekend dat de woorden beef, torrie en snitch gebruikt worden als straattaal. Mij, verbalisant [verbalisant 3] is ambtshalve bekend dat het woord beef synoniem staat voor onder andere ruzie. Het woord torrie staat synoniem voor onder andere misdaad plegen, overval en/of klus klaren. Het woord snitch is synoniem voor onder
andere verrader. De afkortingen “wnr” en “idk” is mij ambtshalve bekend dat liet staat
voor wanneer en 1 dont know. Ik, verbalisant [verbalisant 3] zag bij liet gebruikersnaam ‘‘ [medeverdachte 1] ’’ het volgende telefoonnummer staan, namelijk [mobielnummer 2] . Vervolgens zag ik in proces verbaal onder nummer 2019092817—9 dat verdachte [medeverdachte 1] verklaarde dat mobiele
telefoonnummer [mobielnummer 3] zijn mobiele telefoonnummer betrof.
19. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 11 oktober 2019, opgenomen op pagina 199e.v. van voornoemd het dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 3] :
Ik zag op 9 september 2019 in de in beslag genomen telefoon van verdachte [medeverdachte 1] de volgende ter zake diende onderwerpen, namelijk:
— Ik zag een afbeelding staan in de telefoon over een nieuwsbericht. Ik zag dat het
nieuwsbericht afkomstig van 112 Groningen. Ik zag een nieuwsbericht over een
straatberoving gepleegd aan de Westerhaven te Groningen.

De rechtbank volstaat ten aanzien van het hierna bewezen verklaarde, onder

parketnummer 18/840086-19 feit 2, 3 en 4 en parketnummer 18/840002-20 feit 4,
met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte het hierna bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Deze opgave luidt als volgt:
Ten aanzien van
parketnummer 18/840086-19 feit 2(scooterdiefstal 22 februari 2019 / [slachtoffer 7] ):
1. de bekennende verklaring van verdachte, ter terechtzitting afgelegd;
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 22 februari 2019 (2019046716), opgenomen op pagina 224 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2019107436 van 5 december 2019, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 7] ;
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van 4 september 2019, opgenomen op pagina 133 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [medeverdachte 5] .
Ten aanzien van
parketnummer 18/840086-19 feit 3 (scooterdiefstal 2 maart 2019 / [slachtoffer 8] ):
1. De bekennende verklaring van verdachte, ter terechtzitting afgelegd;
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 3 maart 2019 (2019054723), opgenomen op pagina 248 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 8] ;
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van 4 september 2019, opgenomen op pagina 133 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [medeverdachte 5] :
Ten aanzien van
parketnummer 18/840086-19 feit 4(belediging hoofdagent 14 december 2019):
1. De bekennende verklaring van verdachte, ter terechtzitting afgelegd;
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aanhouding van 14 december 2019, opgenomen op pagina 5 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2019331830 van 16 december 2019, inhoudend de verklaring van verbalisanten [slachtoffer 10] en [slachtoffer 11] ;
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van 15 december 2019, opgenomen op pagina 3 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [getuige 2].
Ten aanzien van
parketnummer 18/840002-20 feit 4(aanwezigheid hasjiesj 16 januari 2020):
1. De bekennende verklaring van verdachte, ter terechtzitting afgelegd;
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 24 januari 2020, opgenomen op pagina 5 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2020022431 van 24 januari 2020, inhoudend het relaas van verbalisant [verbalisant 9] ;
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 24 januari 2020, opgenomen op pagina 36 van voornoemd dossier, inhoudend het relaas van verbalisant [verbalisant 10] .

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder:
- parketnummer 18/840054-19 feit 1 primair en 2;
- parketnummer 18/840086-19 feit, 2, 3 en 4;
- parketnummer 18/840002-20 feit 1, 2 en 4,
ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
in de zaak met
parketnummer 18/840054-19dat:
1. primair: hij op 18 juni 2019 te Groningen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld een of meerdere medewerkers van de Poiesz , te dwingen tot de afgifte van geld en/of sigaretten, toebehorende aan de Poiesz , in het zwart/donker gekleed en met capuchons op en met
handschoenen aan en met een keukenmes in de hand en met meegebrachte hamers, rond sluitingstijd langs en naar het laadperron en de voor- en/of achterzijde van de Poiesz zijn gelopen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2. hij op 18 juni 2019 te Groningen openlijk, te weten op of aan de Waterloolaan, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon te weten [slachtoffer 3] , door dicht op hem te staan en een fiets in zijn richting te gooien en met een ketting in de richting van zijn lichaam te slaan;
en in de zaak met
parketnummer 18/840086-19dat:
1. BVH 2019071232, BVH 2019071179, BVH 2019071227, Sint Jansstraat)
hij op 21 maart 2019 te Groningen tezamen in vereniging met anderen, scooters/snorfietsen (een Piaggio N/A, kenteken [kenteken 1] en een Piaggio Vespa Primavera, kenteken [kenteken 2] en een Piaggio N/A, kenteken [kenteken 3] ), die aan een ander dan aan verdachte en zijn mededaders toebehoorden, te weten aan respectievelijk [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] heeft weggenomen, met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte en zijn mededaders die weg te nemen scooters/snorfietsen onder hun bereik hebben gebracht door middel van verbreking en een valse sleutel, door - zakelijk weergegeven - met een schroevendraaier in het geforceerde contactslot de scooters/snorfietsen te starten;
2. ( BVH 2019046716, Antillenstraat)
hij op 22 februari 2019 te Groningen tezamen en in vereniging met anderen, een scooter/snorfiets (Piaggio C38, kenteken [kenteken 4] ), die aan een ander dan aan verdachte en zijn mededaders toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 7] , heeft weggenomen, met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededaders die weg te nemen scooter/snorfiets onder hun bereik hebben gebracht door middel van verbreking en een valse sleutel, door - zakelijk weergegeven - met een schroevendraaier in het geforceerde contactslot de scooter/snorfiets te starten;
3. ( BVH 2019054723, BVH 2019055003)
hij op 02 maart 2019 te Groningen tezamen en in vereniging met een ander, een scooter (een Piaggio Zipp, kenteken [kenteken 5] ) (Kardingeplein) die aan een ander dan aan verdachte
en zijn mededader toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 8] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader die weg te nemen scooter onder hun bereik hebben gebracht door middel van verbreking en een valse sleutel, door - zakelijk weergegeven - met een schroevendraaier in het geforceerde
contactslot de scooter te starten;
4. (18.840089.19)
hij op 14 december 2019 te Groningen opzettelijk beledigend een ambtenaar, te weten [slachtoffer 11] (hoofdagent van politie), gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in het openbaar en in diens tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden "vieze kankerlijer" en "wacht maar tot ik je tegen kom met je vieze kanker moeder" en "vuile homo's";
en in de zaak met
parketnummer 18/840002-20dat:
1. hij op omstreeks 06 april 2019 te Groningen tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 12] en [slachtoffer 13] heeft gedwongen tot de afgifte van jassen (een grijze jas van Stone Island en een zwarte jas van Napapijri) en tassen met inhoud waaronder een trainingsbroek (Tommy Hilfiger) en een shirt/trui en schoolspullen (rekenmachines/pennen) en huissleutels en parfum en een JBL box en een drinkfles, toebehorende aan [slachtoffer 12] en/of [slachtoffer 13] , welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte en zijn mededaders een mes voor en bij/tegen de keel van die [slachtoffer 12] en
[slachtoffer 13] hebben gehouden en daarbij aan hen hebben toegevoegd: "Jassen uit, schoenen uit en tassen af. En geen melding bij de politie maken anders zoeken wij jullie op." En "Trek je schoenen en je jas uit!" en "doe je jas uit en je pet af";
2.
hij op 06 april 2019 te Groningen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en anderen
wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 14] te dwingen tot de afgifte van een jas en schoenen en een tas, toebehorende aan die [slachtoffer 14] ,
een mes op de borst van die [slachtoffer 14] hebben gezet en daarbij aan hem en zijn vrienden [slachtoffer 12] en [slachtoffer 13] hebben toegevoegd: "Jassen uit, schoenen uit en tassen af. En geen melding bij de politie maken anders zoeken wij jullie op.", terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
4. hij op 16 januari 2020 te Groningen aanwezig heeft gehad ongeveer 3 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep
waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd (hasjiesj), zijnde hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op,
ten aanzien van
parketnummer 18/840054-19:
1. primair: poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
2. openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
ten aanzien van
parketnummer 18/840086-19:
1. diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking en valse sleutels, meermalen gepleegd;
2. diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking en valse sleutels;
3. diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking en valse sleutels;
4. eenvoudige belediging, aangedaan aan een ambtenaar gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.
ten aanzien van
parketnummer 18/840002-20:
de feiten 1 en 2 in eendaadse samenloop begaan:
1.: afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
2: poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
4. handelen in strijd met een in artikel 3 van de Opiumwet gegeven verbod.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder parketnummer 18/840054-19 feit 1 primair en 2 en parketnummer 18/840086-19 feit 2, 3 en 4 en parketnummer 18/840002-20 sub 1, 2 en 4 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot:
  • 80 uren werkstraf, subsidiair 40 dagen jeugddetentie;
  • 169 dagen jeugddetentie, met aftrek 19 dagen voorarrest, waarvan 150 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met als bijzondere voorwaarden:
o Meldplicht, toezicht van en houden aan aanwijzingen van de jeugdreclassering van de William Schrikker Stichting;
o Meewerken aan ambulante begeleiding Factor 5 en behandeling PMT;
o Volgens rooster naar school/stage gaan en/of meewerken aan een andere adequate dagbesteding;
o Geen contact met medeverdachten [medeverdachte 7] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 5] en [medeverdachte 2] ;
o Verplichting om mee te werken aan urinecontroles in verband met middelengebruik, zolang de jeugdreclassering dat nodig acht;
o Meewerken aan ITB Harde Kern voor maximaal 6 maanden, meewerken aan EC voor maximaal 2 maanden.
Dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden
.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte acht een onvoorwaardelijke werkstraf voor de duur van 60 uren aangewezen. Daarnaast kan er een voorwaardelijke werkstraf voor de duur 90 uren worden opgelegd, onder het stellen van een proeftijd en het bepalen van bijzondere voorwaarden.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadvrouw.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere ernstige vermogens- en geweldsmisdrijven. Hij heeft zich op 6 april 2019 en 18 juni 2019 te Groningen, samen met anderen, schuldig gemaakt aan gewelddadige berovingen en pogingen daartoe. Verdachte heeft op 6 april 2019 met medeverdachten onder bedreiging van een mes minderjarige slachtoffers gedwongen kleding en goederen af te geven en heeft een poging daartoe gedaan. Op 18 juni 2019 heeft verdachte, samen met zijn mededaders, gepoogd een supermarktoverval in Groningen te plegen. Zij hadden daarbij donkere kleding aan en hadden zich voorzien van een mes en hamers. De overval is eindelijk niet doorgegaan omdat de winkel reeds was gesloten. Diezelfde dag heeft verdachte ook openlijk in vereniging geweld gepleegd tegen [slachtoffer 3] , waarbij gebruik werd gemaakt van een ketting.
Verdachte en de medeverdachten lijken totaal niet hebben stilgestaan bij de gevolgen voor de slachtoffers. Zij hebben zich enkel laten leiden door eigen financieel gewin. Uit de toelichting op de ingediende vorderingen tot schadevergoeding volgt dat deze gebeurtenissen grote impact op de slachtoffers hebben gehad en dat zij veelal nog steeds de nadelige gevolgen hiervan ondervinden.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een vijftal -in vereniging gepleegde- scooterdiefstallen, het aanwezig hebben van hasjiesj en het beledigen van een politieagent. Scooterdiefstallen veroorzaken gevoelens van onveiligheid in de samenleving en met name bij de betrokken slachtoffers. De slachtoffers hebben naast het missen van hun eigendommen veelal ook te maken met schade als gevolg van deze diefstallen. De feiten zijn bovendien hinderlijk omdat de slachtoffers zich moeite moeten getroosten om het financiële nadeel te minimaliseren. Door het in het openbaar beledigen van een politieambtenaar, terwijl deze gewoon bezig is met de uitoefening van zijn functie, geeft verdachte blijk van een volslagen gebrek aan respect voor het openbaar gezag,
De rechtbank rekent verdachte voorgaande feiten zwaar aan. Tevens maakt de rechtbank zich zorgen over het gemak waarmee fors geweld werd gebruikt bij sommige feiten en ook over de houding van verdachte, nu hij weinig verantwoordelijkheid voor zijn gedrag lijkt te nemen. Hierin ziet de rechtbank risicofactoren, waarin gevaar schuilt voor recidive. Er is de rechtbank alles aan gelegen bij verdachte (verdere) recidive van geweldsdelicten te voorkomen.
De rechtbank heeft acht geslagen op het advies van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna ook: de Raad) van 5 maart 2020. Dit advies vermeldt onder meer het volgende. De Raad heeft veel zorgen over de kans op herhaling. Het feit dat [verdachte] antisociale contacten had en hier onvoldoende weerbaarheid tegen kon bieden is vermoedelijk van grote invloed geweest op het delictgedrag. Zijn beperkte vaardigheden en intellectueel vermogen hebben hier tevens invloed op gehad. De Raad heeft grote zorgen over zijn attitude, met name vanwege het achterhouden van informatie en het feit dat hij dan geen rekening houdt met de slachtoffers, en eventuele agressie- of gewetensproblematiek. Het is van belang dat er vanuit de thuissituatie, met behulp van de jeugdreclassering, duidelijke kaders en grenzen worden aangeboden. Daarnaast is het van belang dat [verdachte] zich in blijft zetten voor school en stage, gezien dit een beschermende factor is. Zijn vaardigheden, probleemoplossend vermogen en weerbaarheid dienen vergroot te worden. Hier kan aan gewerkt worden binnen de PMT behandeling. Zolang er sprake is van strikte toezicht en begeleiding, acht de Raad de kans op herhaling gering. De Raad is daarom van mening dat de huidige aanpak langer voortgezet moet worden: jeugdreclassering toezicht met een aanpak vanuit de ITB Harde Kern, elektronisch toezicht, contactverboden met de medeverdachten, urinecontroles op middelengebruik met instandhouding van de huidige schorsing- c.q. bijzondere voorwaarden. De Raad is van mening dat een flinke stok achter de deur nodig is en dat dit middels een voorwaardelijke jeugddetentie kan worden bewerkstelligd. Gezien de zwaarte en hoeveelheid van de delicten vindt de Raad het passend dat hij ook de consequenties ondervindt van het overschrijden van de grenzen, middels een werkstraf.
Alles overwegend is de rechtbank van oordeel dat aan de verdachte een grotendeels onvoorwaardelijke jeugddetentie, waarvan de duur van het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan het voorarrest, dient te worden opgelegd. Het moet duidelijk zijn dat de bewezen verklaarde gedragingen volstrekt onacceptabel zijn, en dat dergelijk gedrag ook fors bestraft wordt. Verdachte dient in te zien dat
verderestrafbare gedragingen voor hem vergaande strafrechtelijke consequenties kunnen hebben. Het voorwaardelijke strafdeel dient dan ook als waarschuwing aan de verdachte, teneinde te voorkomen dat de verdachte zich nogmaals schuldig maakt aan (soortgelijke) strafbare feiten. Daarnaast zal aan dit strafdeel, ter voorkoming van recidive, de bijzondere voorwaarden worden gesteld zoals door de officier van justitie zijn gevorderd.
De rechtbank zal bevelen dat de op grond van artikel 77z van het Wetboek van Strafrecht (Sr.) gestelde voorwaarden, en het op grond van artikel 77aa Sr. uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn, nu er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de veroordeelde wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Verdachte heeft namelijk repeterend geweldsmisdrijven gepleegd, waarbij hij geen inzicht heeft willen geven omtrent zijn handelen.
Tevens zal aan verdachte een taakstraf in de vorm van een werkstraf worden opgelegd.

Benadeelde partij

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
1. [slachtoffer 12] , tot een bedrag van € 20,00 ter zake van materiële schade en € 1250,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan;
2. [slachtoffer 13] , tot een bedrag van € 968,18 ter zake van materiële schade en € 1250,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan;
3. [slachtoffer 14] , tot een bedrag van € 1250,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan;
4. [slachtoffer 3] , tot een bedrag van € 700,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan.
5. [slachtoffer 4] , tot een bedrag van € 481,40 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan;
6. [slachtoffer 5] , tot een bedrag van € 1.104,90 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan;
7. [slachtoffer 15] , tot een bedrag van € 877,64 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan;
8. [slachtoffer 7] , tot een bedrag van € 1.280,17 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan;
9. [slachtoffer 9] , tot een bedrag van € 1.580,00 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan;
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht telkens de navolgende onderbouwde vorderingen van de benadeelde partijen toewijsbaar en acht iedere verdachte voor een gelijk deel aansprakelijk en enkel voor dat deel. Gelet op de minderjarigheid van de verdachte(n) wordt er geen hoofdelijke aansprakelijkheid gevorderd.
De officier van justitie vordert toewijzing ten aanzien de benadeelde partij:
1. [slachtoffer 12] , van een bedrag € 423,33, ter zake van materiële en immateriële schade;
2. [slachtoffer 13] , van een bedrag € 739,39, ter zake van materiële en immateriële schade;
3. [slachtoffer 14] , van een bedrag € 416,67, ter zake van immateriële schade;
4. [slachtoffer 3] , van een bedrag van € 73,33, ter zake van immateriële schade ;
8. [slachtoffer 7] , tot een bedrag van € 640,09 ter vergoeding van materiële schade.
Voor het overige dienen de vorderingen niet ontvankelijk te worden verklaard.
Daarnaast vordert de officier van justitie oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, waarbij de vervangende gijzeling telkens op nihil dient te worden gesteld.
De officier van justitie vordert dat de benadeelde partijen:
5. [slachtoffer 4] ;
6. [slachtoffer 5] ;
7. [slachtoffer 15] ;
9. [slachtoffer 9] ,
niet ontvankelijk worden verklaard in hun vorderingen, nu het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan niet bewezen kan worden verklaard.
Sttandpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van de benadeelde partijen [slachtoffer 12] , [slachtoffer 13] , [slachtoffer 14] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 5] , [slachtoffer 15] en [slachtoffer 9] , aangevoerd dat zij niet ontvankelijk dienen te worden verklaard in hun vorderingen, nu verdachte de tenlastegelegde feiten waarop de vorderingen betrekking hebben heeft ontkend.
De raadsvrouw heeft met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 7] aangevoerd, dat de vordering is onderbouwd door middel van een offerte en niet door middel van een factuur. Tevens is onduidelijk in welke mate er rekening is gehouden met afschrijvingskosten. De hoogte van de vordering dient dat ook fors worden gematigd tot ten hoogste de helft van het gevorderde bedrag (€ 640,08).
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is telkens voldoende aannemelijk geworden dat de benadeelde partij:
1. [slachtoffer 12] ;
2. [slachtoffer 13] ;
3. [slachtoffer 14] ;
5. [slachtoffer 4] ;
6. [slachtoffer 5] ;
7. [slachtoffer 15] ;
de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het daarop betrekking hebbende bewezen verklaarde feit.
De rechtbank acht ten aanzien van [slachtoffer 3] , een bedrag van € 400,00 voldoende onderbouwd en aannemelijk gemaakt;
De rechtbank acht ten aanzien van [slachtoffer 7] , een bedrag van € 640,08, welk bedrag niet is betwist, voldoende aannemelijk is gemaakt.
De vorderingen van de benadeelde partijen zullen daarom, met in achtneming van vorenstaande overwegingen, worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf de datum van het ontstaan van de schade en met niet ontvankelijk verklaring van het meer of anders gevorderde.
De rechtbank stelt vast dat waar verdachte het strafbare feit samen met een ander of anderen heeft gepleegd, zij naar civielrechtelijke maatstaven hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade, waarvan vergoeding wordt gevorderd. Bij de veroordeling tot betaling van de schadevergoeding zal ook worden bepaald dat wanneer de schadevergoeding door een of meer medeverdachten is betaald, verdachte dit bedrag niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen, en andersom. De rechtbank ziet geen aanleiding om van dit beginsel af te wijken nu sprake is van een ernstig strafbaar feit, verdachte en zijn medeverdachten hebben volhard in ontkenning dan wel geen herinnering meer hebben aan die bewuste avond en aldus ook niet kan worden vastgesteld of ieder een (ongeveer) evenredig aandeel heeft gehad.
Nu vast staat dat verdachte tot de hiervoor genoemde bedragen aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed.
De rechtbank acht met betrekking tot [slachtoffer 9] het feit niet bewezen waaruit de schade zou zijn ontstaan. De benadeelde partij zal daarom niet ontvankelijk worden verklaard in de vordering. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partijen tot aan deze uitspraak in verband met de vorderingen hebben gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partijen ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling

Bij onherroepelijk geworden vonnis van 15 oktober 2018, gewezen door de kinderrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, is verdachte veroordeeld tot -voor zover hier van belang- een taakstraf voor de duur van 120 uren subsidiair 60 dagen hechtenis jeugddetentie, waarvan 60 uren subsidiair 30 dagen jeugddetentie voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De proeftijd is ingegaan op 30 oktober 2018.
De officier van justitie heeft bij vordering d.d. 2 maart 2020 de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij voormeld vonnis voorwaardelijk opgelegde straf.
De rechtbank zal, overeenkomstig de vordering van de officier van justitie ter terechtzitting en het pleidooi van de raadsvrouw, de vordering tot tenuitvoerlegging afwijzen, nu voor het tenlastegelegde feit waarop de vordering ziet (overtreding van de algemene voorwaarde), vrijspraak zal volgen.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 45, 55, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77za, 77aa, 77gg, 141, 266, 267, 311 en 317 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder parketnummer 18/840037-19 primair en subsidiair en onder parketnummer 18/840002-20 feit 3 is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder parketnummer 18/840054-19 feit 1 primair en 2, onder parketnummer 18/840086-19 feit 1, 2, 3 en 4 en onder parketnummer 18/840002-20 feit 1, 2 en 4, ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een jeugddetentie voor de duur van 169 dagen.

Bepaalt dat van deze jeugddetentie een gedeelte, groot
150 dagenniet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op 2 jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat veroordeelde zich binnen 14 dagen na de uitspraak meldt bij de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (WSSjbjr), telefoonnummer 088 - 5260000, en dat hij zich daarna zal blijven melden zo lang en zo frequent als deze instelling dat noodzakelijk acht. Hij dient zich daarbij aan de aanwijzingen te houden;
2. dat veroordeelde zal meewerken aan ambulante begeleiding van Factor 5 en aan de behandeling van PMT;
3. dat veroordeelde volgens rooster naar school en/of stage zal gaan en/zal of meewerken aan een andere adequate dagbesteding;
4. dat veroordeelde op geen enkele wijze -direct of indirect- contact zal opnemen, zoeken of hebben met (medeverdachten) [medeverdachte 7] (geboren op [geboortedatum 2] 2003), [medeverdachte 1] (geboren op [geboortedatum 3] 2004) , [medeverdachte 5] (geboren op [geboortedatum 4] 2000) en [medeverdachte 2] (geboren op [geboortedatum 5] 2004), zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
5. dat veroordeelde zal meewerken aan urinecontroles in verband met middelengebruik, zolang de Jeugdreclassering dat nodig acht;
6. dat veroordeelde zal meewerken aan ITB Harde Kern voor maximaal 6 maanden, waarbij hij voor maximaal 2 maanden zal meewerken aan elektronische controle.
Geeft aan de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, een gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert, opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het jeugdreclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zolang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
De rechter beveelt dat de op grond van artikel 77z van het Wetboek van Strafrecht (Sr.) gestelde voorwaarden, en het op grond van artikel 77aa Sr. uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Heft op de geschorste bevelen tot voorlopige hechtenis.
een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 80 uren.De werkstraf moet binnen 9 maanden zijn verricht.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie voor de duur van 40 dagen zal worden toegepast.
Ten aanzien van 18/840002-20 feit 1
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 12]toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 1270,00(zegge: twaalfhonderdzeventig euro) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 april 2019, in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 12] , te betalen een bedrag van € 1270,00 (zegge: twaalfhonderdzeventig euro) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 april 2019, in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd. Dit bedrag bestaat uit € 20,00 aan materiële schade en
€ 1250,00 aan immateriële schade.
Ten aanzien van 18/840002-20, feit 1
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 13]toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 2218,18(zegge: tweeëntwintighonderdachttien euro en achttien eurocent) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 april 2019, in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 13] , te betalen een bedrag van € 2218,18 (zegge: tweeëntwintighonderdachttien euro en achttien eurocent) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 april 2019, in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd. Dit bedrag bestaat uit € 968,18 aan materiële schade en € 1250,00 aan immateriële schade.
Ten aanzien van 18/840002-20 feit 2
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 14]toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 1250,00(zegge: twaalfhonderdvijftig euro) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 april 2019, in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 14] , te betalen een bedrag van € 1250,00 (zegge: twaalfhonderdvijftig euro) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 april 2019, in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Ten aanzien van 18/840054-19 feit 2
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 3]toe tot het na te noemen bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 400,00(zegge: vierhonderd euro) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 juni 2019, in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Verklaart de vordering van de benadeelde partij voor het overige niet ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3] , te betalen een bedrag van € 400,00 (zegge: vierhonderd euro) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 juni 2019, in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
Ten aanzien van 18/840086-19 feit 1
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 4]toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 481,40(zegge: vierhonderdeenentachtig euro en veertig eurocent) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 maart 2019, in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 4] , te betalen een bedrag van
€ 481,40(zegge: vierhonderdeenentachtig euro en veertig eurocent) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 maart 2019, in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Ten aanzien van 18/840086-19 feit 1
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 5]toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 1104,90(zegge: elfhonderdvier euro en negentig eurocent) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 maart 2019, in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 5] , te betalen een bedrag van
€ 1104,90(zegge: elfhonderdvier euro en negentig eurocent) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 maart 2019, in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Ten aanzien van 18/840086-19 feit 1
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 15]toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 877,64(zegge: achthonderdzevenenzeventig euro en vierenzestig eurocent) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 maart 2019, in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 15] , te betalen een bedrag van
€ 877,64(zegge: achthonderdzevenenzeventig euro en vierenzestig eurocent) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 maart 2019, in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Ten aanzien van 18/840086-19 feit 2
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 7]toe tot het na te noemen bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 640,08(zegge: zeshonderdveertig euro en acht eurocent) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 februari 2019, in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Verklaart de vordering van de benadeelde partij voor het overige niet ontvankelijk. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 7] , te betalen een bedrag van € 640,08 (zegge: zeshonderdveertig euro en acht eurocent) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 februari 2019, in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade.
Ten aanzien van 18/840086-19 feit 3
Bepaalt dat de benadeelde partij
[slachtoffer 9]in zijn vordering niet-ontvankelijk is en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
Bepaalt dat voldoening aan de verplichting tot betaling aan de Staat van voormelde bedragen ten behoeve van de slachtoffers de veroordeling tot betaling aan de benadeelde partijen doet vervallen, alsmede dat betaling van voormelde bedragen aan de benadeelde partijen de verplichting tot betaling aan de Staat van deze bedragen doet vervallen.

Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer

18/840029-18:
Wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.M. Wolters, voorzitter, tevens kinderrechter,
mr. G. Eelsing en mr. T.M.L. Veen, rechters, bijgestaan door J. Hoogeveen, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 10 april 2020.
Zijnde mr. Veen buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.