Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
UNIGARANT N.V.,
ANWB Verzekeren,
Rechtbank Noord-Nederland
In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Nederland, heeft de kantonrechter op 7 april 2020 een eindvonnis gewezen na ambtshalve toetsing van de vordering van UNIGARANT N.V. tegen een gedaagde partij, die verstek heeft laten verlenen. De eisende partij vorderde betaling van € 175,28, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de eisende partij onvoldoende bewijs heeft geleverd om de volledige vordering te onderbouwen, aangezien slechts één polisblad is overgelegd. Dit heeft geleid tot onduidelijkheid over de grondslag van de gevorderde bedragen.
De kantonrechter heeft in een eerder tussenvonnis op 28 januari 2020 de eisende partij bevolen om de vordering nader te onderbouwen en relevante stukken te overleggen, waaronder de overeenkomst met de gedaagde en de algemene voorwaarden. Na het indienen van aanvullende stukken door de eisende partij, heeft de kantonrechter geconstateerd dat het polisnummer niet overeenkomt met de in de dagvaarding genoemde polisnummers. Hierdoor was het niet mogelijk om de volledige vordering te onderbouwen.
Uiteindelijk heeft de kantonrechter geoordeeld dat de gedaagde partij een bedrag van € 138,60 verschuldigd is, bestaande uit een hoofdsom van € 90,20 en incassokosten van € 48,40. De wettelijke rente over het bedrag van € 90,20 is toegewezen vanaf de vervaldatum van 29 november 2018. De kantonrechter heeft de overige vorderingen afgewezen en de proceskosten aan de zijde van de eisende partij begroot op € 260,06. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.