ECLI:NL:RBNNE:2020:1578

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
7 april 2020
Publicatiedatum
6 april 2020
Zaaknummer
8088176
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eindvonnis na ambtshalve toetsing in een civiele zaak over een motorverzekering met onduidelijke polisbladen

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Nederland, heeft de kantonrechter op 7 april 2020 een eindvonnis gewezen na ambtshalve toetsing van de vordering van UNIGARANT N.V. tegen een gedaagde partij, die verstek heeft laten verlenen. De eisende partij vorderde betaling van € 175,28, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de eisende partij onvoldoende bewijs heeft geleverd om de volledige vordering te onderbouwen, aangezien slechts één polisblad is overgelegd. Dit heeft geleid tot onduidelijkheid over de grondslag van de gevorderde bedragen.

De kantonrechter heeft in een eerder tussenvonnis op 28 januari 2020 de eisende partij bevolen om de vordering nader te onderbouwen en relevante stukken te overleggen, waaronder de overeenkomst met de gedaagde en de algemene voorwaarden. Na het indienen van aanvullende stukken door de eisende partij, heeft de kantonrechter geconstateerd dat het polisnummer niet overeenkomt met de in de dagvaarding genoemde polisnummers. Hierdoor was het niet mogelijk om de volledige vordering te onderbouwen.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter geoordeeld dat de gedaagde partij een bedrag van € 138,60 verschuldigd is, bestaande uit een hoofdsom van € 90,20 en incassokosten van € 48,40. De wettelijke rente over het bedrag van € 90,20 is toegewezen vanaf de vervaldatum van 29 november 2018. De kantonrechter heeft de overige vorderingen afgewezen en de proceskosten aan de zijde van de eisende partij begroot op € 260,06. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Assen
zaak-/rolnummer: 8088176 \ CV EXPL 19-6571
Verstekvonnis van de kantonrechter van 7 april 2020
in de zaak van
de naamloze vennootschap
UNIGARANT N.V.,
mede handelende onder de naam
ANWB Verzekeren,
gevestigd te 's-Gravenhage,
eisende partij,
gemachtigde: De Klerk Vis Niekus Gerechtsdeurwaarders en Incasso,
tegen
[gedaagde]
wonende te [adres]
gedaagde partij,
tegen wie verstek is verleend.

1.Procesverloop

1.1.
De eisende partij heeft bij dagvaarding, op de daarin geformuleerde gronden, gevorderd om de gedaagde partij te veroordelen tot betaling van € 175,28, te vermeerderen met wettelijke rente, incasso- en proceskosten.
1.2.
Op 28 januari 2020 heeft de kantonrechter tussenvonnis gewezen. Dit tussenvonnis dient als ingelast en herhaald te worden beschouwd.
1.3.
Nadat eisende partij een uitstel heeft verzocht en verkregen voor de zitting van 25 februari 2020 heeft zij ter zitting van 10 maart 2020 een akte houdende specificatie van de vordering overgelegd.

2.Motivering

2.1.
De kantonrechter heeft in haar tussenvonnis overwogen dat de door de eisende partij uitgebrachte dagvaarding onvoldoende informatie verschaft en daarmee niet voldoet aan de eisen van artikel 21 Rv. De kantonrechter heeft de eisende partij bevolen de vordering nader te onderbouwen, al dan niet gebruikmakend van het landelijke informatieformulier. Daarbij heeft de kantonrechter bepaald dat de eisende partij in ieder geval stukken diende te overleggen waaruit blijkt dat en op welke manier een overeenkomst met gedaagde partij tot stand is gekomen. Indien eisende partij een beroep doet op een algemene voorwaarde, diende eisende partij de algemene voorwaarden te overleggen en toe te lichten waarom het beding waarop een beroep wordt gedaan niet oneerlijk is in de zin van Richtlijn 93/13 oneerlijke bedingen. Indien sprake is van een koop op afstand diende eisende partij stukken te overleggen waaruit blijkt dat zij aan haar informatieverplichtingen van artikel 6:230m BW heeft voldaan. Daarnaast diende eisende partij de facturen te overleggen.
2.2.
De eisende partij heeft het landelijke informatieformulier ingevuld, producties overgelegd en haar vordering bij akte nader toegelicht. Eisende partij heeft de verzekeringspolis overgelegd en toegelicht dat er op 29 mei 2018 telefonisch een motorverzekering van één jaar tot stand is gekomen met betrekking tot een [motor] met kenteken [kenteken] Voor deze verzekering met polisnummer [xx] diende gedaagde partij € 24,72 per jaar te betalen (gebaseerd op een no-claimkorting van 80%) hetgeen neerkomt op 2,06 per maand en eenmalig € 9,68 aan poliskosten. Naar de kantonrechter uit de stukken opmaakt, is er op enig moment gebleken dat er een no-claimkorting van 35% berekend zou moeten worden, waardoor de jaarpremie € 80,52 werd en maandelijks € 6,71 betaald diende te worden door gedaagde. De dekking van de verzekering is ingetrokken per 12 maart 2019. Daarnaast heeft eisende partij uiteengezet op welke wijze zij heeft voldaan aan haar informatieverplichtingen van artikel 6:230m BW. Eisende partij doet geen beroep op een bepaling in de algemene voorwaarden. Ten slotte heeft zij toegelicht dat er geen rentes of boetes zijn opgenomen in de gevorderde hoofdsom.
2.3.
De kantonrechter constateert dat het polisnummer van de motorverzekering niet overeenkomt met één van de twee polisnummers die eisende partij in de dagvaarding aan haar vordering ten grondslag heeft gelegd. De bedragen die eisende partij in het overzicht van productie 5 heeft opgenomen, kan de kantonrechter niet plaatsen. In november en december 2018 heeft eisende partij een bedrag van € 47,31 in rekening gebracht. In de maanden december 2018, januari 2019 en februari 2019 diende gedaagde € 24,65 te betalen. Daarnaast was gedaagde in januari 2019 nog een bedrag van € 6,71 verschuldigd. Naar het oordeel van de kantonrechter is thans voldoende informatie verschaft om vast te kunnen stellen dat gedaagde partij een bedrag van € 80,52 en poliskosten van € 9,68 verschuldigd is inzake polisnummer 12079951. De grondslag van de andere bedragen is niet duidelijk geworden, nu eisende partij geen andere polisbladen heeft overgelegd en ook niet op een andere wijze inzichtelijk heeft gemaakt waarom gedaagde partij voor een verzekering van één jaar van € 80,52 een bedrag van € 175,28 moet betalen.
2.4.
De bij dagvaarding gevorderde incassokosten van € 48,40 zullen worden toegewezen nu dit bedrag gelijk is aan de verschuldigde incassokosten berekend over een hoofdsom van € 90,20 (€ 80,52 + € 9,68). De wettelijke rente zal worden toegewezen over € 90,20 vanaf de door eisende partij genoemde vervaldatum, te weten 29 november 2018. Het meerdere zal worden afgewezen omdat dit de kantonrechter onrechtmatig of ongegrond voor komt.

3.Beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt gedaagde partij om aan eisende partij te betalen € 138,60, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 90,20 vanaf 29 november 2018 tot aan de dag van volledige betaling;
3.2.
veroordeelt gedaagde partij tot betaling van de proceskosten, tot deze uitspraak aan de zijde van eisende partij begroot op € 103,06 aan dagvaardingskosten, € 121,00 aan vast recht en € 36,00 aan salaris gemachtigde;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. M.E. van Rossum en in het openbaar uitgesproken op 7 april 2020.
typ/conc: 36330/TG
coll: