ECLI:NL:RBNNE:2020:1575

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
7 april 2020
Publicatiedatum
6 april 2020
Zaaknummer
8158168
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eindvonnis na ambtshalve toetsing van een vordering tot betaling van een schadevergoeding met betrekking tot een schadeverzekering

In deze zaak heeft de kantonrechter op 7 april 2020 een eindvonnis gewezen na ambtshalve toetsing van een vordering van Achmea Schadeverzekeringen N.V. tegen een gedaagde partij, die verstek heeft laten verlenen. De eisende partij vorderde betaling van € 305,90, vermeerderd met wettelijke handelsrente en incasso- en proceskosten. De kantonrechter had eerder op 28 januari 2020 een tussenvonnis gewezen, waarin werd vastgesteld dat de dagvaarding onvoldoende informatie verschaftte en niet voldeed aan de eisen van artikel 21 Rv. De eisende partij werd opgedragen om de vordering nader te onderbouwen en relevante stukken te overleggen.

De eisende partij heeft vervolgens het landelijke informatieformulier ingevuld en aanvullende producties overgelegd, waaronder de verzekeringspolis en een specificatie van de betalingsachterstand. De kantonrechter oordeelde dat de eisende partij voldoende informatie had verschaft met betrekking tot de hoofdsom en de incassokosten, maar wees de gevorderde wettelijke handelsrente van € 56,76 af. Dit omdat de eisende partij niet had aangetoond waarom deze rente bij een natuurlijk persoon in rekening mocht worden gebracht. De kantonrechter oordeelde dat de overige gevorderde bedragen niet onrechtmatig of ongegrond waren en heeft deze toegewezen.

In de beslissing werd de gedaagde partij veroordeeld tot betaling van in totaal € 361,41, vermeerderd met wettelijke rente over de hoofdsom vanaf 7 november 2019, en tot betaling van de proceskosten, die zijn begroot op € 296,07. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde is afgewezen. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door de kantonrechter M.E. van Rossum.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Assen
zaak-/rolnummer: 8158168 \ CV EXPL 19-7233
Verstekvonnis van de kantonrechter van 7 april 2020
in de zaak van
de naamloze vennootschap
Achmea Schadeverzekeringen N.V.,
handelend onder de naam
Interpolis,
gevestigd te Apeldoorn,
eisende partij,
gemachtigde: Syncasso Gerechtsdeurwaarders B.V.,
tegen
[gedaagde] ,
wonende te [adres]
gedaagde partij,
tegen wie verstek is verleend

1.Procesverloop

1.1.
De eisende partij heeft bij dagvaarding, op de daarin geformuleerde gronden, gevorderd om de gedaagde partij te veroordelen tot betaling van € 305,90, te vermeerderen met wettelijke handelsrente van € 56,76, incasso- en proceskosten.
1.2.
Op 28 januari 2020 heeft de kantonrechter tussenvonnis gewezen. Dit tussenvonnis dient als ingelast en herhaald te worden beschouwd.
1.3.
Nadat eisende partij een uitstel heeft verzocht en verkregen voor de zitting van 25 februari 2020 heeft zij ter zitting van 10 maart 2020 een akte houdende specificatie van de vordering overgelegd.

2.Motivering

2.1.
De kantonrechter heeft in haar tussenvonnis overwogen dat de door de eisende partij uitgebrachte dagvaarding onvoldoende informatie verschaft en daarmee niet voldoet aan de eisen van artikel 21 Rv. De kantonrechter heeft de eisende partij bevolen de vordering nader te onderbouwen, al dan niet gebruikmakend van het landelijke informatieformulier. Daarbij heeft de kantonrechter bepaald dat de eisende partij in ieder geval stukken diende te overleggen waaruit blijkt dat en op welke manier een overeenkomst met gedaagde partij tot stand is gekomen. Daarnaast diende eisende partij stukken te overleggen waaruit blijkt dat zij de wettelijke handelsrente bij gedaagde partij in rekening mocht brengen. Indien eisende partij een beroep doet op een algemene voorwaarde, diende eisende partij de algemene voorwaarden te overleggen en toe te lichten waarom het beding waarop een beroep wordt gedaan niet oneerlijk is in de zin van Richtlijn 93/13 oneerlijke bedingen. Indien sprake is van een koop op afstand diende eisende partij stukken te overleggen waaruit blijkt dat zij aan haar informatieverplichtingen van artikel 6:230m BW heeft voldaan. Daarnaast diende eisende partij de facturen te overleggen en een duidelijk gespecificeerd overzicht van de betalingsachterstand, waaruit blijkt wanneer de achterstand is ontstaan, welke bedragen sindsdien verschuldigd zijn en op welke data welke betalingen zijn ontvangen. In de
14-dagenbrief wordt immers een achterstand van € 574,09 genoemd, terwijl in de dagvaarding een hoofdsom van € 305,90 is opgenomen. Indien de opgevraagde informatie niet voorhanden was, diende eisende partij een nadere toelichting te geven.
2.2.
De eisende partij heeft het landelijke informatieformulier ingevuld, producties overgelegd en haar vordering bij akte nader toegelicht. Eisende partij heeft de verzekeringspolis overgelegd en toegelicht dat er omstreeks 27 augustus 2013 een overeenkomst van schadeverzekering tot stand is gekomen, bestaande uit een bromfietsverzekering. Gedaagde partij heeft in de loop van de jaren aanvullende verzekeringen afgesloten, waaronder twee autoverzekeringen, een inboedelverzekering en een rechtsbijstandsverzekering. Artikel 6:230m BW is niet van toepassing op een financieel product zoals een schadeverzekering. Eisende partij doet geen beroep op een bepaling in de algemene voorwaarden. Daarnaast heeft zij toegelicht dat er geen rentes of boetes zijn opgenomen in de gevorderde hoofdsom. Ten slotte heeft eisende partij een specificatie van de betalingsachterstand overgelegd. Eisende partij heeft niet toegelicht waarom zij de wettelijke handelsrente bij gedaagde in rekening mocht brengen.
2.3.
De eisende partij heeft gezien het voorgaande naar het oordeel van de kantonrechter thans voldoende informatie verschaft ten aanzien van de hoofdsom en de incassokosten. De kantonrechter zal de gevorderde wettelijke handelsrente van € 56,76 afwijzen nu eisende partij niet inzichtelijk heeft gemaakt waarom zij de wettelijke handelsrente bij een natuurlijk persoon in rekening mocht brengen. Het gevorderde komt de kantonrechter voor het overige niet onrechtmatig of ongegrond voor zodat dit kan worden toegewezen als na te melden.

3.Beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt gedaagde partij om aan eisende partij te betalen € 361,41 te vermeerderen met de wettelijke rente over € 305,90 vanaf 7 november 2019 tot aan de dag van volledige betaling;
3.2.
veroordeelt gedaagde partij tot betaling van de proceskosten, tot deze uitspraak aan de zijde van eisende partij begroot op € 103,07 aan dagvaardingskosten, € 121,00 aan vast recht en € 72,00 aan salaris gemachtigde;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. M.E. van Rossum en in het openbaar uitgesproken op 7 april 2020.
typ/conc: 36330/TG