ECLI:NL:RBNNE:2020:1571

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
6 april 2020
Publicatiedatum
6 april 2020
Zaaknummer
LEE 19/1996
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Europees bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtsgeldigheid van de goedkeuring voor offshore helikopteroperaties na wijziging van Europese regelgeving

Op 6 april 2020 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres, een onderneming die helikoptervluchten uitvoert, en de Minister van Infrastructuur en Waterstaat. De zaak betreft de rechtsgeldigheid van de goedkeuring voor offshore helikopteroperaties, die per 1 juli 2018 van rechtswege niet meer geldig was door de invoering van nieuwe Europese regelgeving. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een nieuw Air Operator Certificate (AOC) met de specifieke goedkeuring voor offshore operaties, maar deze aanvraag was niet volledig. De rechtbank oordeelde dat de brief van 29 juni 2018 van de Minister geen appellabel besluit was en dat de goedkeuring per 1 juli 2018 van rechtswege was vervallen. Eiseres had niet tijdig een volledige aanvraag ingediend, waardoor zij geen recht had op de goedkeuring. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de beslissing van de Minister.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 19/1996

uitspraak van de meervoudige kamer van 6 april 2020 in de zaak tussen

[eiseres], te Emmer-Compascuum, eiseres
(gemachtigde: mr. E.E. Grit),
en
de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, verweerder
(gemachtigde: mr. R.P.H. Rozenbrand).

Procesverloop

Bij brief van 29 juni 2018 heeft verweerder aangegeven dat de Special Approval Helicopter Offshore Operations (SPA-HOFO) per 1 juli 2018 ambtshalve verwijderd wordt van het Air Operator Certificate (AOC) van eiseres.
Bij besluit van 11 juli 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder aan eiseres een gewijzigd AOC, met onder meer de SPA-HOFO, aan eiseres afgegeven.
Bij besluit van 12 april 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen de brief van 29 juni 2018 niet-ontvankelijk verklaard en het bezwaar tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft bij wijze van verweer verwezen naar het bestreden besluit.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 december 2019. Namens eiseres zijn verschenen haar gemachtigde, R.T.S. van der Haring en D.H.A. van Vliet. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1.1.
Eiseres voert helikoptervluchten uit, onder meer offshore-vluchten voor personen en goederen. Voor deze vluchten was eiseres, sinds meerdere jaren, in het bezit van een AOC met SPA-HOFO. Laatstelijk per 11 juni 2018 was aan eiseres goedkeuring verleend voor het gebruik van vier helikopters voor dit type vluchten.
1.2.
Op 19 juni 2018 heeft eiseres een aanvraag om afgifte van een AOC ingediend.
1.3.
Bij brief van 29 juni 2018 heeft verweerder eiseres onder meer meegedeeld dat zij per 1 juli 2018 diende te hebben aangetoond dat zij voldoet aan de eisen uit SPA-HOFO. Omdat de ingediende aanvraag echter niet volledig is, kan de specifieke goedkeuring SPA-HOFO op de AOC van eiseres per 1 juli 2018 niet worden gecontinueerd. De brief vermeldt onder het kopje ‘Besluit’ het volgende: ‘De specifieke goedkeuring Helicopter Offshore Operations wordt per 1 juli 2018 ambtshalve verwijderd van uw AOC. In de bijlage vindt u het gewijzigde AOC met nummer NL-AOC-30/41’.
1.4.
Nadien heeft overleg plaatsgevonden tussen partijen en heeft eiseres stukken aan verweerder toegezonden. Bij het primaire besluit van 11 juli 2018 heeft verweerder een gewijzigd AOC met nummer NL-AOC-30/42, met onder meer de SPA-HOFO, aan eiseres afgegeven.
2. Eiseres heeft toegelicht dat zij, door het ontbreken van een SPA-HOFO van 1 juli 2018 tot 11 juli 2018, in die periode geen offshore-vluchten heeft kunnen uitvoeren en dat zij daardoor schade heeft geleden. Naar het oordeel van de rechtbank is het belang van eiseres bij de beoordeling van het beroep daarmee gegeven. Het beroep is ontvankelijk.
3. In geschil is in de eerste plaats of de brief van 29 juni 2018 een appellabel besluit is. Inhoudelijk is voorts in geschil of de SPA-HOFO per 1 juli 2018 van rechtswege is komen te vervallen, zoals verweerder stelt, of dat sprake is van een intrekking waarvoor geen grondslag was, zoals eiseres als primair standpunt stelt. Concreet leidt dit tot de vraag of verweerder in het primaire besluit terecht 11 juli 2018 als ingangsdatum van de SPA-HOFO heeft aangemerkt.
4.1.
De Europese Commissie heeft op 5 oktober 2012 vastgesteld de Verordening (EU) Nr. 965/2012 tot vaststelling van technische eisen en administratieve procedures voor vluchtuitvoering.
4.2.
Op 22 juli 2016 heeft de Europese Commissie vastgesteld de Verordening (EU) 2016/1199 (hierna: de Verordening) tot wijziging van Verordening (EU) nr. 965/2012 wat betreft de operationele goedkeuring van prestatiegebaseerde navigatie, certificering en toezicht op leveranciers van datadiensten en offshore-vluchtuitvoeringen met helikopters, en tot rectificatie van die Verordening. In de considerans is onder meer opgenomen:
‘(7) Offshore-vluchtuitvoeringen met helikopters (helicopter offshore operations, HOFO's) houden bepaalde specifieke veiligheidsrisico's in die door Verordening (EU) nr. 965/2012 in haar huidige vorm onvoldoende worden ondervangen. Om dergelijke risico's te beperken en het veiligheidsniveau te handhaven, hebben sommige lidstaten extra eisen vastgesteld, waaronder het verplichte gebruik van nieuwe technologieën. Om er evenwel voor te zorgen dat de veiligheidsdoelstellingen van Verordening (EG) nr. 216/2008 worden gehaald en om een gelijk speelveld voor alle luchtvaartexploitanten te garanderen, moeten op het niveau van de Unie gemeenschappelijke veiligheidsmaatregelen worden vastgesteld, waarbij rekening wordt gehouden met de ervaring van de lidstaten en de ontwikkelingen in de sector van offshore-vluchtuitvoeringen met helikopters.
(…)
(12) In het belang van de juridische duidelijkheid en de geharmoniseerde uitvoering van de gemeenschappelijke eisen in de hele Unie moeten vaste datums voor de toepassing van die eisen worden vastgesteld, hetzij onmiddellijk bij de inwerkingtreding, hetzij op een later tijdstip. De overgangsmaatregelen en taken die alle lidstaten naar behoren moeten uitvoeren, worden in de rechtshandeling opgenomen om juridische bezwaren en onzekerheid te voorkomen. De mogelijkheid om gebruik te maken van opt-outregelingen zoals bedoeld in bepaalde uitvoeringsverordeningen van de Commissie op het gebied van de veiligheid van de luchtvaart, moet worden beperkt tot naar behoren gemotiveerde gevallen waarin dit absoluut noodzakelijk is; in plaats daarvan moet een voorspelbaar en transparant systeem worden gebruikt. Verordening (EU) nr. 965/2012 moet derhalve worden gewijzigd om met deze overwegingen rekening te houden’.
4.3.
Op grond van de Verordening luidt artikel 6, vierde lid van Verordening nr. 965/2012 per 1 juli 2018 als volgt:
‘Onverminderd artikel 5 mogen de lidstaten tot en met 30 juni 2018 een specifieke erkenning blijven eisen en aanvullende eisen blijven stellen voor operationele procedures, apparatuur, kwalificaties van de bemanning en opleiding met betrekking tot commerciële offshore-vluchtuitvoeringen met helikopters, overeenkomstig hun nationale wetgeving. De lidstaten stellen de Commissie en het Agentschap in kennis van de aanvullende eisen voor dergelijke specifieke erkenningen. Deze eisen mogen niet minder restrictief zijn dan die van de bijlagen III en IV’.
4.4.
Tevens is in bijlage V Subdeel K ingevoegd. Hierin is onder meer opgenomen:
‘SPA.HOFO.105 Goedkeuring voor offshore-helikopteroperaties
a. a) Alvorens vluchtuitvoeringen uit hoofde van dit subdeel te beginnen, moet aan de exploitant een specifieke goedkeuring zijn afgegeven door de bevoegde autoriteit.
b) Om dergelijke goedkeuring te verkrijgen dient de exploitant bij de bevoegde autoriteit een aanvraag in zoals gespecificeerd in SPA.GEN.105 en toont hij aan dat hij voldoet aan de eisen van dit subdeel’.
5.1.
De rechtbank overweegt dat uit de aangehaalde considerans en bepalingen van de Verordening volgt dat tot 1 juli 2018 een nationale specifieke goedkeuring gehanteerd mocht worden, maar dat vanaf 1 juli 2018 commerciële offshore-vluchtuitvoeringen met helikopters alleen zijn toegestaan indien de exploitant beschikt over een specifieke goedkeuring als bedoeld in SPA.HOFO.105. Om deze SPA.HOFO te verkrijgen, dient men een daarop gerichte aanvraag in te dienen, zoals gespecificeerd in SPA.GEN.105.
5.2.
Gezien de rechtstreekse toepasselijkheid van de bepalingen van de Verordening, betekent dit dat de geldigheid van de eerder (zie 1.1) onder het nationaal recht aan eiseres afgegeven specifieke goedkeuring per 1 juli 2018 van rechtswege kwam te vervallen. Dit rechtsgevolg vloeit voort uit de Verordening en niet uit de brief van 29 juni 2018 waarin dit wordt vermeld. Deze brief heeft geen rechtsgevolg en is daarom geen appellabel besluit. Verweerder heeft daarom in het bestreden besluit terecht het bezwaar tegen de brief van 29 juni 2018 niet-ontvankelijk verklaard. Van intrekking is, anders dan eiseres in het primaire standpunt veronderstelt, derhalve evenmin sprake.
5.3.
Ten aanzien van het primaire besluit van 11 juli 2018 wordt het volgende overwogen. Om de per 1 juli 2018 vereiste (nieuwe) Europeesrechtelijke SPA-HOFO te verkrijgen, was eiseres gehouden een aanvraag in te dienen. Dit betreft een eerste aanvraag. Van een wijzigingsaanvraag is derhalve geen sprake.
5.4.
In de Verordening is aan de lidstaten en de exploitanten tot 1 juli 2018 de tijd gegeven om de procedure voor de Europeesrechtelijke SPA-HOFO te doorlopen. Over de meer subsidiaire stelling van eiseres dat verweerder een overgangsperiode had behoren te hanteren, merkt de rechtbank daarom op dat hierin door de Verordening feitelijk al was voorzien. Voorts bestond, gezien de rechtstreekse toepasselijkheid van de Verordening, voor verweerder geen mogelijkheid om, hangende de beoordeling van de aanvraag van 19 juni 2018, eiseres een gedoogtoestemming te geven om de vluchten in kwestie ná 1 juli 2018 voort te zetten. Het lag op de weg van eiseres om tijdig een volledige aanvraag in te dienen en zich op de hoogte te stellen, dan wel te houden, van wijzigingen in de regelgeving omtrent de AOC.
6. In het primaire besluit van 11 juli 2018 heeft verweerder terecht de datum van dat besluit als ingangsdatum van de SPA-HOFO aangemerkt. Daarbij zijn nog een aantal voorwaarden gesteld waaraan eiseres per 1 januari 2019 moet voldoen. Gelet hierop (en op de omstandigheid dat op een eerder tijdstip de aanvraag nog diende te worden aangevuld) is eiseres niet tekort gedaan met de ingangsdatum van 11 juli 2018.
7. Gelet op het voorgaande is het beroep ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 6 april 2020 door mr. J.W. Keuning, voorzitter, en mr. E.M. Visser en mr. D. Pool, leden, in aanwezigheid van mr. H.A. Hulst, griffier.
Als gevolg van maatregelen rondom het Corona-virus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.