In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 25 maart 2020 een beschikking gegeven met betrekking tot de zorgregeling van de minderjarige [de minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2005. De zaak betreft een verzoek van de gecertificeerde instelling (GI) om de voorlopige omgangsregeling, vastgesteld op 29 november 2019, te wijzigen. De GI verzocht om de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige] te wijzigen naar de vader, waarbij [de minderjarige] bij de vader zou wonen en om de veertien dagen een weekend bij de moeder zou verblijven. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren en de minderjarige is apart gehoord. De ouders hebben beiden hun standpunten naar voren gebracht, evenals de GI en de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK). De kinderrechter heeft vastgesteld dat de huidige 7-om-7-regeling niet meer houdbaar is en dat [de minderjarige] bij de vader moet wonen om verdere onrust te voorkomen. De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verleend voor de duur van de ondertoezichtstelling, tot uiterlijk 24 maart 2021. De kinderrechter heeft benadrukt dat de GI de situatie bij de vader moet monitoren en dat er gewerkt moet worden aan het herstel van het contact tussen [de minderjarige] en de moeder. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en hoger beroep kan worden ingesteld binnen drie maanden na de uitspraak.