Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
[veroordeelde],
Procesverloop
Beoordeling
€ 362-/-
PM
Rechtbank Noord-Nederland
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 17 januari 2020 uitspraak gedaan in een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. De vordering was ingediend door de officier van justitie op 13 november 2019, waarbij een bedrag van € 64.408,- werd gevorderd. Tijdens de zitting op 13 december 2019 heeft de officier het gevorderde bedrag verlaagd naar € 53.008,-. De veroordeelde, geboren in 1982 en thans gedetineerd, was eerder veroordeeld voor het witwassen van diverse geldbedragen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde zijn uitgaven heeft gedaan met geld dat hij door middel van strafbare feiten heeft verkregen, aangezien er geen legale inkomsten waren.
De rechtbank heeft de vordering beoordeeld aan de hand van het ontnemingsrapport van de politie Noord-Nederland en andere bewijsstukken. De rechtbank concludeert dat de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel heeft behaald, geschat op € 53.008,-. Dit bedrag is gebaseerd op een kasopstelling en de contante uitgaven van de veroordeelde in relatie tot zijn legale inkomsten. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de in beslag genomen geldbedragen en heeft de verplichting tot betaling aan de Staat vastgesteld op € 38.673,-. De duur van de gijzeling is bepaald op maximaal 180 dagen.
De rechtbank heeft gelet op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, dat de mogelijkheid biedt om wederrechtelijk verkregen voordeel te ontnemen, ook als dit voortvloeit uit andere strafbare feiten. De beslissing is genomen in het belang van de rechtsorde en ter bestrijding van criminaliteit.