ECLI:NL:RBNNE:2020:1498

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
23 maart 2020
Publicatiedatum
31 maart 2020
Zaaknummer
C/18/197899 / FA RK 20-714
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot voortzetting van een crisismaatregel op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

Op 23 maart 2020 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, een beschikking gegeven in een zaak betreffende de voortzetting van een crisismaatregel op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Het verzoek tot voortzetting was ingediend door de officier van justitie en betrof een betrokkene, geboren in 1953, die lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, specifiek vasculaire dementie. De rechtbank heeft kennisgenomen van het verzoekschrift en de bijlagen, waaronder een medische verklaring en politiegegevens.

Tijdens de mondelinge behandeling, die telefonisch plaatsvond vanwege de coronamaatregelen, zijn zowel de betrokkene als zijn advocate en een psychiater gehoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Wvggz niet van toepassing is op de betrokkene, aangezien deze wet enkel van toepassing is op psychische stoornissen en niet op psychogeriatrische aandoeningen zoals vasculaire dementie. De rechtbank concludeert dat er geen andere feiten of omstandigheden zijn die een toepassing van de Wvggz rechtvaardigen.

De rechtbank heeft het verzoek tot voortzetting van de crisismaatregel dan ook afgewezen, met de overweging dat de argumenten van de officier van justitie niet voldoende zijn om de toepassing van de Wvggz te rechtvaardigen. De beschikking is mondeling gegeven door rechter R.B.M. Keurentjes en schriftelijk uitgewerkt op 25 maart 2020. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie: Groningen
Zaaknummer / rekestnummer: C/18/197899 / FA RK 20-714
Afwijzing machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel
Beschikking van
23 maart 2020naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot voortzetting van een crisismaatregel, als bedoeld in artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[Betrokkene] ,
geboren op [geboortedag] [geboortemaand] 1953,
wonende aan de [adres] ,
thans verblijvende bij [accommodatie] te Groningen,
hierna te noemen: betrokkene,
advocate: mr. M. Wierts, kantoorhoudende te Groningen.

1.Het procesverloop

1.1.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het verzoekschrift van de officier van justitie, ingekomen bij de griffie op 20 maart 2020.
1.2.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- een afschrift van de beschikking van de burgemeester van de gemeente Groningen d.d. 19 maart 2020;
- de medische verklaring d.d. 19 maart 2020;
- een episode journaal uit Kohnraad;
- een verklaring niet voorkomen in het curatele- en bewindregister;
politiegegevens als bedoeld in de Wet Politiegegevens.
1.3.
In verband met de uitbraak van het coronavirus heeft de rechtbank besloten om de betrokkenen conform het landelijk geldende protocol telefonisch te horen.
1.3.1.
Het telefonisch horen heeft plaatsgevonden op 23 maart 2020. De rechtbank heeft door middel van een conference call de volgende personen telefonisch gehoord:
- betrokkene, bijgestaan door zijn advocate;
- de heer [naam] , psychiater.
1.4.
De officier van justitie heeft op voorhand aangegeven niet op de mondelinge behandeling te zullen verschijnen en is door de rechtbank niet telefonisch gehoord.

2.De beoordeling

2.1.
Op grond van artikel 7:1 Wvggz kan de burgemeester ten aanzien van een persoon die zich in zijn gemeente bevindt een crisismaatregel nemen, indien:
a. er onmiddellijk dreigend ernstig nadeel is;
b. er een ernstig vermoeden bestaat het dat gedrag van een persoon als gevolg van een psychische stoornis dit dreigend ernstig nadeel veroorzaakt;
c. met de crisismaatregel het ernstig nadeel kan worden weggenomen;
d. de crisissituatie dermate ernstig is dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kan worden afgewacht; en
e. er verzet is als bedoeld in artikel 1:4 Wvggz tegen zorg.
2.1.1.
Vervolgens kan de rechter op verzoek van de officier van justitie met betrekking tot een betrokkene een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel verlenen. Dit op grond van artikel 7:7 Wvggz in samenhang gelezen met artikel 7:8 Wvggz.
2.2.
Het onderhavige verzoek is ingediend door de officier van justitie en gebaseerd op de Wvggz.
2.3.
Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, in de vorm van vasculaire dementie.
In het verzoek wordt uitsluitend de vasculaire dementie genoemd en gedurende de mondelinge behandeling is deze diagnose niet betwist en zijn ook geen andere feiten en omstandigheden aangevoerd die maken dat naast de psychogeriatrische aandoening ook sprake zou zijn van (een vermoeden van) een psychische stoornis in de zin van de Wvggz. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat de vasculaire dementie bij betrokkene de enige stoornis is. Nu de Wvggz van toepassing is op psychische stoornissen, niet zijnde een psychogeriatrische aandoening of een verstandelijk handicap, zie artikel 3:3 Wvggz, kan die wet niet van toepassing zijn op betrokkene. Reeds om die reden kan de door de officier van justitie verzochte voortzetting van de crisismaatregel niet worden toegewezen.
2.4.
In het in de medische verklaring opgenomen argument dat de accommodatie waar betrokkene op dit moment verblijft enkel is geregistreerd als accommodatie in de zin van de Wvggz kan geen rechtvaardiging worden gevonden die wet van toepassing te verklaren. Dit argument treft derhalve geen doel en doet aan het voorgaande niets af.
2.5.
De rechtbank zal op grond van het bovenstaande het verzoek dan ook afwijzen.

3.De beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek tot voortzetting van de crisismaatregel af.
Deze beschikking is op 23 maart 2020 mondeling gegeven door mr. R.B.M. Keurentjes, rechter en in het openbaar uitgesproken bijgestaan dor M. Rozendal, de griffier, en op
25 maart 2020 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.