ECLI:NL:RBNNE:2020:1442

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
31 maart 2020
Publicatiedatum
27 maart 2020
Zaaknummer
8231592
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eindvonnis na ambtshalve toetsing inzake betaling van verzekeringspremie en wettelijke rente

In deze zaak heeft de kantonrechter op 31 maart 2020 een eindvonnis gewezen na ambtshalve toetsing van de vordering van Menzis Zorgverzekeraar N.V. tegen een gedaagde partij, die verstek heeft laten verlenen. De eisende partij vorderde betaling van een bedrag van € 372,50, bestaande uit viermaal € 90,25 aan verzekeringspremie voor de maanden mei tot en met augustus 2008, alsook incassokosten en wettelijke rente. De kantonrechter had eerder op 4 februari 2020 een tussenvonnis gewezen waarin de eisende partij werd bevolen om de vordering nader te onderbouwen en relevante stukken over te leggen. Echter, de eisende partij heeft geen van de bij het tussenvonnis bevolen stukken overgelegd, waardoor de kantonrechter niet kon vaststellen wanneer de betaling had plaatsgevonden en hoe de rente was opgebouwd.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de eisende partij de vordering heeft verminderd naar € 237,65, maar dat de gevorderde wettelijke rente van € 120,56 niet voldoende was onderbouwd. De kantonrechter heeft de gevorderde wettelijke rente afgewezen en enkel de hoofdsom van € 26,34 toegewezen, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding. De incassokosten zijn eveneens afgewezen, omdat de eisende partij niet had aangetoond dat er kosten waren gemaakt die buiten de gebruikelijke kosten vielen. Aangezien de vordering voor een groot deel werd afgewezen, zijn de proceskosten gecompenseerd.

De beslissing van de kantonrechter houdt in dat de gedaagde partij wordt veroordeeld tot betaling van € 26,34, met wettelijke rente, en dat het meer of anders gevorderde wordt afgewezen. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door de kantonrechter en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Assen
zaak-/rolnummer: 8231592 \ CV EXPL 19-8155
Verstekvonnis van de kantonrechter van 31 maart 2020
in de zaak van
de naamloze vennootschap
Menzis Zorgverzekeraar N.V.,
door splitsing rechtsopvolger onder algemene titel van de onderlinge waarborgmaatschappij Menzis Zorgverzekeraar U.A.,
gevestigd te Wageningen,
eisende partij,
gemachtigde: LAVG,
tegen
[gedaagde]
wonende te [adres]
gedaagde partij,
tegen wie verstek is verleend.

1.Procesverloop

1.1.
De eisende partij heeft bij dagvaarding, op de daarin geformuleerde gronden, gesteld dat gedaagde partij in gebreke is gebleven met de betaling van € 372,50, opgebouwd uit viermaal € 90,25 aan verzekeringspremie voor de maanden mei tot en met augustus 2008. Daarnaast vordert eiseres vergoeding van incassokosten van € 90,75 en wettelijke rente van
€ 120,56. Omdat gedaagde partij aldus eiseres na het verstrijken van de termijn in de veertiendagenbrief een bedrag van € 334,66 heeft betaald, vordert eiseres om de gedaagde partij te veroordelen tot betaling van € 249,15 te vermeerderen met rente over € 37,84 en kosten.
1.2.
Op 4 februari 2020 heeft de kantonrechter tussenvonnis gewezen. Dit tussenvonnis dient als ingelast en herhaald te worden beschouwd.
1.3.
Ter zitting van 3 maart 2020 heeft de eisende partij een akte houdende specificatie van de vordering overgelegd.

2.Motivering

2.1.
De kantonrechter heeft in haar tussenvonnis overwogen dat de door de eisende partij uitgebrachte dagvaarding onvoldoende informatie verschaft en daarmee niet voldoet aan de eisen van artikel 21 Rv. De kantonrechter heeft de eisende partij bevolen de vordering nader te onderbouwen, al dan niet gebruikmakend van het landelijke informatieformulier. Daarbij heeft de kantonrechter bepaald dat de eisende partij in ieder geval een overzicht diende te overleggen waaruit blijkt welke bedragen eisende partij wanneer aan gedaagde partij in rekening heeft gebracht en welke betalingen zij daarop in mindering heeft gebracht. Daarnaast diende eisende partij de verzonden aanmaningen en een berekening van de gevorderde rente te overleggen.
2.2.
De eisende partij heeft geen van de bij tussenvonnis bevolen stukken overgelegd bij akte. Zij heeft enkel het landelijke informatieformulier ingevuld en overgelegd als productie. De vordering is bij akte verminderd met € 11,50 nu de vier maandpremies tezamen € 361,- bedragen in plaats van de oorspronkelijk gevorderde € 372,50. De vordering wordt derhalve verminderd naar € 237,65 met rente vanaf de dag der dagvaarding over een bedrag van
€ 26,34. Eisende partij heeft voorts toegelicht dat er geen veertiendagenbrief is verzonden nu de vordering opeisbaar is geworden voor 1 juli 2012 en derhalve voor inwerkingtreding van het besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten.
2.3.
De kantonrechter zal een hoofdsom van € 26,34 (€ 361,- minus € 334,66) toewijzen. Ten aanzien van de gevorderde wettelijke rente van € 120,56 heeft de eisende partij gezien het voorgaande naar het oordeel van de kantonrechter thans onvoldoende informatie verschaft. Eisende partij heeft niet inzichtelijk gemaakt hoe de rente is berekend. Evenmin heeft zij inzichtelijk gemaakt wanneer de betaling van € 334,66 door gedaagde partij is gedaan. Integendeel, eisende partij heeft in de dagvaarding gesteld dat de betaling is ontvangen na het verstrijken van de termijn genoemd in de veertiendagenbrief terwijl zij in haar akte stelt dat er geen veertiendagenbrief is verzonden. De kantonrechter zal daarom de gevorderde wettelijke rente afwijzen en de wettelijke rente toewijzen over € 26,34 vanaf de dag der dagvaarding. De incassokosten worden afgewezen nu eisende partij niet heeft onderbouwd dat zij kosten heeft gemaakt die zien op andere verrichtingen dan die waarvoor de in de artikelen 237-240 Rv bedoelde kosten een vergoeding plegen in te sluiten.
2.4.
Aangezien de vordering van eisende partij voor een groot deel wordt afgewezen, zullen de proceskosten worden gecompenseerd.

3.Beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt gedaagde partij om aan eisende partij te betalen € 26,34, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 26,34 vanaf 21 november 2019 tot aan de dag van volledige betaling;
3.2.
compenseert de proceskosten;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad ten aanzien van het onder 3.1. bepaalde;
3.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. M.E. van Rossum en in het openbaar uitgesproken op 31 maart 2020
typ/conc: 36330/TG