Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor feiten 1. primair, 2. primair, 3. en 4.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair betoogd dat verdachte ten aanzien van feiten 1., 2. en 4. moet worden vrijgesproken. Zij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte ten tijde van het plegen van de feiten zwaar psychotisch was, waardoor ieder inzicht in de draagwijdte en de gevolgen van zijn daden ontbrak, en daarmee het opzet. Subsidiair heeft zij betoogd dat verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging omdat hij niet toerekeningsvatbaar is.
Ten aanzien van feit 3. heeft de raadsvrouw primair aangevoerd dat de handeling te kort heeft geduurd om tot een bewezenverklaring van vrijheidsberoving te komen. Subsidiair heeft de raadsvrouw aangevoerd dat verdachte gelet op de diepe psychose geen opzet heeft gehad op de vrijheidsberoving. Meer subsidiair heeft de raadsvrouw betoogd dat verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging omdat hij niet toerekeningsvatbaar is.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van feiten 1. primair, 2. primair, 3. en 4.:
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. De door verdachte ter zitting van 12 maart 2020 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik weet dat ik in de speeltuin was en naar de kinderen keek. Ik herinner mij vaag iets van een struik.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van 23 juli 2019, opgenomen op pagina 29 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2019182937 van 12 augustus 2019, inhoudend als verklaring van verdachte:
A: Ik had een gedachtegang dat die kinderen weg moesten. Toen rende ik naar ze toe en raakte ik volgens mij iemand zijn oog.
V: Ik vertelde dat er iets gebeurd is met meerdere kinderen. Niet alleen met dat ene jongetje, maar ook met een ander jongetje. Kun je je daar iets van herinneren?
A: Ja een heel klein beetje.
V: Kun je je ook een moeder herinneren?
A: Ja.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 13 juli 2019, opgenomen op pagina 66 van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 3] :
13 juli 2019 ben ik door een man geslagen. Deze man heeft mij met gebalde vuist, met kracht, in mijn gezicht geslagen. Door deze vuistslag zijn twee tanden losgeraakt.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor aangeefster van 14 juli 2019, opgenomen op pagina 68 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 3] :
[slachtoffer 1] zei dat een vreemde zijn ogen ingedrukt had. Ik zag bloeduitstortinkjes naast zijn ogen en ik zag dat zijn ogen rood waren. Ik zag ook dat hij wat wondjes bij zijn ogen had.
Ik ben naar de speeltuin gegaan. Ik zag dat [slachtoffer 2] in de bosjes lag en dat er een man bovenop [slachtoffer 2] zat. [slachtoffer 2] lag op zijn buik. Ik ben er naartoe gerend en ik zag dat de man schrok en hij rende weg. In het tunneltje, de uitgang van de speeltuin, haalde de man ons in en begon de man mij te slaan. Ik kreeg een harde slag tegen mijn kaak aan. De man raakte mij op mijn bovenkaak. Ik voelde dat het bloedde. De man duwde mij tegen de muur van het tunneltje aan. [slachtoffer 2] is 8 jaar en [slachtoffer 1] is 10 jaar. [slachtoffer 2] zei dat de man hem in zijn ogen had geprikt. [slachtoffer 2] klaagde over hoofdpijn. [slachtoffer 2] gaf aan dat vooral zijn rechter oog zeer deed.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 16 juli 2019, opgenomen op pagina 55 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op 13 juli 2019 heeft er een mishandeling plaatsgevonden in de speeltuin, gelegen aan de [adres] te Leeuwarden. Hierbij was als verdachte [verdachte] betrokken en als slachtoffers een tweetal minderjarige jongens, genoemd [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] en hun moeder, [slachtoffer 3] . Op de camerabeelden is het volgende te zien:
Om 17:19:33 uur komt verdachte [verdachte] , vanaf het wijkgebouw gezien, links uit de hoek van de speeltuin rennen. Verdachte [verdachte] rent met volle snelheid tegen [slachtoffer 1] aan waarna [slachtoffer 1] en de verdachte beide over het gekleurde blok heen vallen.
Om 17:21:52 uur komt verdachte [verdachte] uit de linkerhoek van de speeltuin, achter de grote struik, wegrennen. [slachtoffer 2] rent weg richting de gekleurde blokken. Ter hoogte van de rekstokken pakt de verdachte [slachtoffer 2] vast. De verdachte pakt [slachtoffer 2] met beide handen bij zijn gezicht vast, waarna de verdachte en [slachtoffer 2] in het gras vallen. De verdachte zit boven op [slachtoffer 2] , zodanig dat [slachtoffer 2] op bepaalde momenten niet meer zichtbaar is. [slachtoffer 2] spartelt heen en weer. De verdachte ligt boven op [slachtoffer 2] .
Om 17:22:29 uur loopt verdachte [verdachte] met [slachtoffer 2] naar de eerder genoemde grote struik aan de, vanaf het wijkgebouw gezien, linkerkant van de speeltuin. Het is mij, verbalisant, ambtshalve bekend dat deze grote struik hol van binnen is. De verdachte houdt [slachtoffer 2] met beide handen vast onder zijn schouders. [slachtoffer 2] spartelt hierbij met zijn benen. De verdachte tilt [slachtoffer 2] de struik in. Vanaf het moment dat de verdachte en [slachtoffer 2] zich in de struik bevinden zijn ze niet meer in beeld. Dit komt omdat deze struik begroeid is.
Om 17:22:56 uur rent de moeder van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] via het toegangshek de speeltuin in. Zij rent rechtstreeks naar de struik waar de verdachte en [slachtoffer 2] in zitten. Moeder loopt de bosjes in en verdwijnt uit beeld.
Om 17:23:19 uur rent de verdachte [verdachte] de bosjes uit.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van studioverhoor van 25 juli 2019, opgenomen op pagina 102 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 1] :
Daar waar V staat, betreft de vraag van verhoorder.
Daar waar A staat, betreft het antwoord van de getuige.
Daar waar O staat, betreft geconstateerde opmerking.
A: Hij viel me opeens aan. Hij duwde me en deed zo bij mijn ogen.
O: [slachtoffer 1] duwt met zijn duimen bij de hoekjes van zijn ogen.
A: Dit gebeurde bij [adres] , bij de speeltuin. Hij kwam uit het hoekje met de bosjes. Hij kwam rennen en toen duwde hij mij op de grond. Ik kwam toen op de stenen terecht met mijn hoofd en mijn rug. En toen deed hij zo.
O: [slachtoffer 1] brengt zijn duim bij zijn oog.
A: Hij zat bovenop me. Hij had zijn knieën naast mij. En toen duwde hij met zijn duimen aan de binnenkant van mijn ogen. Hij duwde best wel hard. Het deed pijn. Daarna ging hij van mij af en ging hij rennen.
V: Wat was er later aan jouw oog te zien?
A: Ik had een korst.
O: Wijst naar zijn oog, naar de boven- en onderkant.
V: Kwam daar ook bloed uit?
A: Ja, niet veel. Mijn oog was later blauw en rood en wat roze in het oog. Dat was bij allebei de ogen. Maar die plekjes was bij mijn linkeroog.
7. Een geneeskundige verklaring inzake [slachtoffer 1] , op 5 november 2019 opgemaakt en ondertekend door A.E. Brinker, forensisch arts FMG, los opgenomen bij voornoemd dossier, voor zover inhoudend, als haar verklaring:
Letselbeschrijving:
Aangezicht:
1. Onder het linkeroog, aan de neuszijde, bevindt zich in de plooi een streepvormige rode huidverkleuring. De kleurintensiteit varieert plaatselijk.
2. Vlak naast de linker neusvleugel bevindt zich een drietal rode huidverkleuringen. 2 huidverkleuringen zijn lijnvormig. De derde is grillig gevormd.
1. Dit letsel past bij een onderhuidse bloeduitstorting door stomp botsend of drukkend geweld met een voorwerp of oppervlak.
2. Het geheel lijkt passend bij een drietal schaaf- dan wel krasverwondingen door schurend contact met een ruw of scherp voorwerp of oppervlak.
De toegediende druk om letsel 1, de onderhuidse bloeduitstorting, te veroorzaken moet groot genoeg zijn om de onderhuidse bloedvaten te laten barsten, zodat er bloed onder de huid loopt.
De toegediende druk om letsel 2, waarschijnlijk een kras- of schaafverwonding, te veroorzaken moet groot genoeg zijn om de huid oppervlakkig te doorbreken.
Betrokkene heeft verklaard dat er door verdachte in zijn ogen is gedrukt met de duimen. Het is mogelijk om bij langdurig met voldoende kracht duwen met de duimen letsel van het oog te veroorzaken, wat kan leiden tot verlies van zicht en in het uiterste geval blindheid. Hoe lang en hoe hard er gedrukt moet worden om letsel op te lopen aan het oog, valt niet wetenschappelijk te onderbouwen.
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van studioverhoor van 25 juli 2019, opgenomen op pagina 95 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 2] :
Daar waar V staat, betreft de vraag van de verhoorder.
Daar waar A staat, betreft het antwoord van de getuige.
A: Ik werd aangevallen door een man.
V: Wat deed die man?
A: In mijn ogen knijpen. Dat deed echt heel erg zeer. Dit was in de speeltuin. Mijn moeder kwam. Toen was ik in de bosjes. Die man heeft mij daar gebracht.
[slachtoffer 2] vertelt dat de man hem optilde bij zijn buik en meenam naar de bosjes.
A: Die man had mijn moeder vast toen we in de tunnel van de [adres] waren.
9. Een geneeskundige verklaring inzake [slachtoffer 2] , op 5 november 2019 opgemaakt en ondertekend door T.H. Tan, forensisch arts, voor zover inhoudend, als verklaring:
Beschrijving:Onder het rechteroog nabij de neusbrug. Er zijn twee donkerbruin gekleurde lijnen te zien. De lijnen zijn niet egaal gekleurd, ze lijken onderbroken te zijn. Het beeld zou kunnen passen bij een krasletsel.
Het letsel kan ontstaan door een krassende beweging van een scherp of puntig voorwerp. Nagels kunnen soortgelijk letsel veroorzaken.
De toegediende druk om een krasverwonding te veroorzaken moet groot genoeg zijn om de huid oppervlakkig te breken.
Het is mogelijk om bij langdurig met voldoende kracht duwen met de duimen letsel van het oog te veroorzaken, wat kan leiden tot verlies van zicht en in het uiterste geval blindheid. Hoe lang en hoe hard er gedrukt moet worden om letsel op te lopen aan het oog, valt niet wetenschappelijk te onderbouwen.
10. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van 3 augustus 2019, opgenomen op pagina 79 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 1] :
Daar waar V staat, betreft de vraag van verhoorder.
Daar waar A staat, betreft het antwoord van de getuige.
A: Ik ging met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] spelen en toen kwam die man ineens. Hij heeft [slachtoffer 1] aangevallen. Ik weet dat die man [slachtoffer 1] ging vast houden. Echt stevig. [slachtoffer 1] is 10. Die man duwde [slachtoffer 1] op de grond. Die ging hem een soort van vasthouden. Bij zijn schouders. Toen rende die man naar [slachtoffer 2] en heeft die man hem gepakt. Toen heeft hij precies hetzelfde gedaan als met [slachtoffer 1] .
V: Heb jij de moeder van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] gezien?
A: Ja.
V: Wat heb jij gezien?
A: Dat die moeder werd geslagen. Door die man. Op de wang.
11. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van 23 juli 2019, opgenomen op pagina 107 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 2] :
Op 13 juli 2019 hoorden we gestommel en gebonk van buiten. Toen ik door het raam keek zag ik een man. Kort nadat de man over het hek de speeltuin in was gegaan zag ik dat de man achter het jongetje aanrende en hem vastpakte. Ik zag dat de man op het jongetje lag. Ik zag dat de man het jongetje oppakte en met hem een grote struik in liep.
12. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 14 juli 2019, opgenomen op pagina 45 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisanten:
Op 13 juli 2019 kregen wij de melding dat er een man in een speeltuin aan de [adres] te Leeuwarden bij kinderen probeerde de ogen eruit te drukken. Na later bleek het te gaan om [verdachte] , geboren [geboortedatum] 1989. Wij probeerden de man onder controle te krijgen. De man verzette zich hevig. Ondanks zijn smalle postuur had de man toch veel kracht. Het leek of de man een soort oerkracht had.
Bewijsoverwegingen
De rechtbank zal eerst overwegen waarom zij van oordeel is dat ten aanzien van feiten 1. primair en 2. primair sprake is van een poging tot zware mishandeling. Daarna zal de rechtbank ingaan op het verweer van de raadsvrouw ten aanzien van feit 3., inhoudende dat er geen sprake is van vrijheidsberoving. Vervolgens geeft de rechtbank haar overwegingen omtrent het opzet van verdachte ten aanzien van feiten 1. primair, 2. primair, 3. en 4.
Ten aanzien van feiten 1. primair en 2. primair, zwaar lichamelijk letsel
De rechtbank stelt voorop dat lichamelijk letsel als zwaar wordt beschouwd indien dat letsel naar gewoon spraakgebruik als zodanig kan worden aangeduid. Van belang zijn onder meer: de aard van het letsel, de eventuele noodzaak tot medisch ingrijpen en het uitzicht op herstel.
Uit de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen volgt dat verdachte bij zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] in de ogen heeft geduwd, dan wel geknepen. Beide jongens hebben verklaard dat dit pijn deed. Bij geen van beide jongens is oogletsel aangetroffen, maar er zijn rondom de ogen wel huidverkleuringen aangetroffen die het gevolg zijn van bloeduitstortingen, als gevolg van stomp botsend of drukkend geweld. [slachtoffer 1] vertelt bij zijn verhoor ook over korsten in het oog en enig bloedverlies uit het oog. [slachtoffer 1] heeft daarbij aangegeven dat verdachte hard op zijn ogen heeft geduwd. Dat verdachte veel kracht had, blijkt ook uit de verklaring van verbalisanten die benoemen dat verdachte bij zijn aanhouding een soort oerkracht leek te hebben. Uit de letselverklaringen volgt dat het bij langdurig met voldoende kracht duwen met de duimen mogelijk is om letsel van het oog te veroorzaken, hetgeen kan leiden tot verlies van zicht en in het uiterste geval blindheid. Hoe lang en hoe hard er gedrukt moet worden om dergelijk letsel op te lopen, valt wetenschappelijk niet te onderbouwen.
De rechtbank stelt aan de hand van de hierboven opgenomen bewijsmiddelen en het hiervoor overwogene vast dat door de gedragingen van de verdachte zwaar lichamelijk letsel bij de slachtoffers had kunnen optreden, te weten verlies van zicht dan wel blindheid.
Ten aanzien van feit 3., vrijheidsberoving
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat op grond van de korte duur van de feitelijkheden geen sprake kan zijn van wederrechtelijke vrijheidsberoving. Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat de feitelijkheden ongeveer anderhalve minuut hebben geduurd, hetgeen een korte periode betreft. De rechtbank is van oordeel dat gedurende deze korte periode sprake is geweest van een wederrechtelijke vrijheidsberoving. De rechtbank overweegt daartoe dat uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte heeft gepoogd [slachtoffer 2] zwaar te mishandelen door op hem af te rennen, op hem te zitten en te liggen, en op de ogen van [slachtoffer 2] te drukken dan wel erin te knijpen, waardoor [slachtoffer 2] pijn heeft gehad. Na deze beangstigende situatie heeft verdachte [slachtoffer 2] opgepakt en onder zijn arm meegenomen. [slachtoffer 2] had als 8-jarige geen enkele kans om uit deze dreigende situatie te komen. Door deze gedragingen van verdachte werd [slachtoffer 2] in zijn bewegingsvrijheid beperkt. Daarnaast overweegt de rechtbank dat verdachte de vrijheidsberoving niet uit vrije wil heeft beëindigd, maar omdat de gealarmeerde moeder van [slachtoffer 2] op hen af kwam.
Ten aanzien van feiten 1. primair, 2. primair, 3. en 4., opzet
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte geen opzet heeft gehad op het plegen van de feiten, nu verdachte ten tijde van die feiten zwaar psychotisch was, waardoor ieder inzicht in de draagwijdte en de gevolgen van zijn daden ontbrak. Anders dan de raadsvrouw acht de rechtbank wel wettig en overtuigend bewezen dat verdachte opzet heeft gehad op het plegen van de bewezenverklaarde feiten. Dat hij achteraf heeft verklaard niet veel herinneringen aan die feiten te hebben, doet aan dit opzet niet af.
Uit het dossier en het onderzoek ter zitting is komen vast te staan dat verdachte de feiten heeft gepleegd terwijl hij in een psychose verkeerde. Uit jurisprudentie volgt dat een dergelijke stoornis slechts dan aan de bewezenverklaring van het opzet in de weg staat indien bij de verdachte ten tijde van zijn handelen ieder inzicht in de draagwijdte van zijn gedragingen en de mogelijke gevolgen daarvan zou hebben ontbroken. Daarvan is slechts bij hoge uitzondering sprake.
Een dergelijke uitzondering doet zich in deze zaak niet voor. Zo volgt uit de bewijsmiddelen dat verdachte zich kan herinneren dat hij in de speeltuin is geweest, alsook dat hij de gedachte had dat de kinderen weg moesten. Verdachte heeft verklaard dat hij naar de kinderen toe is gerend en kan zich herinneren dat hij het oog van één van de kinderen heeft aangeraakt. Verdachte kan zich ook de moeder van de kinderen herinneren. Op grond van deze verklaring stelt de rechtbank vast dat verdachte enig besef heeft gehad van hetgeen hij heeft gedaan. Hij is bewust op de kinderen afgerend en heeft in een kort tijdsbestek zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] met kracht in de ogen geduwd/geknepen.