ECLI:NL:RBNNE:2020:1409

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
26 maart 2020
Publicatiedatum
26 maart 2020
Zaaknummer
18/830019-19
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor belaging van een advocaat met gevangenisstraf en taakstraf

De rechtbank Noord-Nederland heeft op 26 maart 2020 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die zijn advocaat gedurende een periode van ruim een jaar heeft belaagd. De verdachte is veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden en een taakstraf van 180 uren. De zaak werd behandeld na verwijzing door de rechtbank Overijssel en na een onderzoek ter terechtzitting op 12 maart 2020. De verdachte was niet aanwezig, maar zijn advocaat, mr. S. Konya, was wel aanwezig. Het Openbaar Ministerie werd vertegenwoordigd door mr. H.J. Mous.

De tenlastelegging omvatte het stelselmatig inbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer van de aangeefster, door haar herhaaldelijk te bellen, sms-berichten te sturen en voicemailberichten in te spreken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 30 september 2016 tot en met 15 januari 2018 meerdere berichten heeft verstuurd met bedreigende en intimiderende inhoud. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangeefster en de verzamelde bewijsmiddelen in het dossier als overtuigend beschouwd.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan belaging, wat strafbaar is volgens het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en de persoon van de verdachte. De rechtbank heeft besloten om een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, omdat de verdachte sinds de schorsing van de voorlopige hechtenis geen contact meer heeft opgenomen met de aangeefster. Daarnaast is een taakstraf opgelegd van 180 uren, met aftrek van voorarrest. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden verbonden aan de voorwaardelijke straf, waaronder een contactverbod met de aangeefster en een locatieverbod voor de gemeenten Zwolle en Deventer.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/830019-19
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 26 maart 2020 in de zaak van het Openbaar Ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum 1] 1979 te [geboorteplaats] ,
niet als ingezetene ingeschreven in de basisadministratie persoonsgegevens en zonder bekende feitelijke woon-of verblijfplaats in Nederland.
De onderhavige zaak is door de rechtbank Overijssel bij beslissing van 29 november 2018 verwezen naar de rechtbank Noord-Nederland ter verdere behandeling.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van
12 maart 2020.
Verdachte is niet verschenen; wel is verschenen mr. S. Konya, advocaat te Amsterdam, die verklaard heeft uitdrukkelijk tot de verdediging te zijn gemachtigd. Het Openbaar Ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. H.J. Mous.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 30 september 2016 tot en met 15 januari 2018 in de gemeente Zwolle, in de gemeente Deventer, althans in Nederland wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] , door meermalen die [slachtoffer] te bellen en/of de voicemail van het telefoonnummer van die [slachtoffer] in te spreken en/of SMS berichten te versturen met ondermeer te teksten: "Goedenavond [slachtoffer] , godzijdank leef ik nog, bericht je om te laten weten" en/of "Wil je gaan eten met me vandaag" en/of "De mooiste ogen die ik ooit gezien heb je [slachtoffer] , door woede was ik blind [slachtoffer] , ben geen homo niks en weet je ruzie met je is mijn leven geworden, bel me nu", telkens met het oogmerk die [slachtoffer] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het ten laste gelegde feit.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte, ondanks zijn bekennende verklaring bij de rechter-commissaris, moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. Hij heeft daartoe aangevoerd dat verdachte ontkent dat hij aangeefster gebeld heeft, sms'jes heeft gestuurd en haar voicemail heeft ingesproken.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Oost-Nederland d.d. 11 januari 2018, opgenomen op pagina 21 e.v. van het dossier met nummer 2017571388 d.d. 23 april 2018, inhoudende als verklaring van [slachtoffer] :
Ik ben gestalkt door [verdachte] in de periode 30 september 2016 tot en met
13 december 2017. Hij heeft mij veelvuldig sms-berichten gestuurd, mij veelvuldig gebeld en meerdere malen mijn voicemail ingesproken. Op 12 september 2017 heeft hij mij een sms-bericht gestuurd met de volgende tekst: "Goedeavond [slachtoffer] , godzijdank leef ik nog bericht je om te late wete". Op 15 september 2017 heeft hij mij een sms-bericht gestuurd met de volgende tekst: "Wil je gaan uit ete met me vandag?" Op 16 september 2017 heeft hij mij een sms-bericht gestuurd met de volgende tekst: "Goedeavond, de mooiste ogen die ik ooit heb gezien heb je [slachtoffer] . Door woede was ik blind [slachtoffer] . Ben geen homo niks en weet je ruzie met je is mijn leven geworden, bel me nu".
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor aangeefster van Politie Oost-Nederland d.d. 23 januari 2018, inclusief bijlagen, opgenomen op pagina 74 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer] :
In de periode van 13 januari 2018 tot en met 15 januari 2018 ben ik opnieuw door de heer [verdachte] lastiggevallen met telefoontjes en voicemailberichten.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Oost-Nederland d.d. 17 januari 2018, inclusief bijlagen, opgenomen op pagina 29 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant:
In aanvulling op de aangifte van [slachtoffer] heb ik op 11 januari 2018 uitgeprinte sms-berichten ontvangen. Deze berichten zijn verstuurd met diverse telefoonnummers, waaronder
[telefoonnummer 1] en [telefoonnummer 2] . Verder is hierop te zien op welke momenten geprobeerd is telefonisch met aangeefster in contact te komen.
[telefoonnummer 2] , 12 september 2017, inhoud sms-bericht: "Goede avond, [slachtoffer] , god zij dank dat ik nog leef bericht je om te laate weete".
[telefoonnummer 2] , 15 september 2017, inhoud sms-bericht: "Wil je gaan uitete met me vandag?"
[telefoonnummer 2] , 16 september 2017, inhoud sms-bericht: "DE MOOISTE OGEN DIE IK OOIT HEB GEZIEN HEB JE [slachtoffer] , DOOR WOEDE WAS IK BLIND [slachtoffer] , BEN GEEN HOMO NIKS, EN WEETJE RUZIE MET JE IS MIJN LEVEN GEWORDEN, BEL ME NU OM OVER DIT TE PRAATE, WIJ ZIJN GROOT GENOEG OM DIT ZELF TE KUNNEN OPLOSSEN… DUSHI VAN ME. HOU VAN JE."
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende. Op grond van de bewijsmiddelen in het dossier is komen vast te staan dat verdachte over een periode van ruim een jaar op verschillende momenten aangeefster heeft gebeld, haar sms'jes heeft gestuurd en haar voicemail heeft ingesproken. De rechtbank acht het daarbij van belang dat in verschillende sms-berichten en voicemailberichten, die zijn achtergelaten door de telefoonnummers [telefoonnummer 2] en [telefoonnummer 1] , ofwel ' [verdachte] ' wordt genoemd, ofwel ' [verdachte] '. De rechtbank leidt hieruit af dat het verdachte moet zijn geweest die deze sms-berichten heeft verstuurd en deze voicemailberichten heeft ingesproken en dat verdachte deze telefoonnummers in gebruik had. Het dossier geeft geen enkele aanleiding om aan te nemen dat deze telefoonnummers ook bij een ander in gebruik waren.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op verschillende tijdstippen in de periode van 30 september 2016 tot en met 15 januari 2018 in Nederland wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer] , door meermalen die [slachtoffer] te bellen en de voicemail van het telefoonnummer van die [slachtoffer] in te spreken en SMS berichten te versturen met onder meer de teksten: "Goedenavond [slachtoffer] , godzijdank leef ik nog, bericht je om te laten weten" en "Wil je gaan eten met me vandaag" en "De mooiste ogen die ik ooit gezien heb je [slachtoffer] , door woede was ik blind [slachtoffer] , ben geen homo niks en weet je ruzie met je is mijn leven geworden, bel me nu", telkens met het oogmerk die [slachtoffer] te dwingen iets te dulden.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
belaging.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren. De officier van justitie heeft gevorderd om aan de voorwaardelijke straf de volgende bijzondere voorwaarden te verbinden: een contactverbod met aangeefster en met advocatenkantoor [bedrijfsnaam] te Deventer en een locatieverbod voor de gemeenten Zwolle en Deventer. De officier van justitie heeft gevorderd voornoemde bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoer te verklaren. Bij zijn strafeis heeft de officier van justitie rekening gehouden met de LOVS-oriëntatiepunten en artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor oplegging van een forse taakstraf, alsmede eventuele oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf met bijzondere voorwaarden. De raadsman heeft de rechtbank verzocht om bij de strafoplegging rekening te houden met het feit dat sprake is van een oud feit, waarbij verdachte zich sinds de schorsing van de voorlopige hechtenis heeft gehouden aan het contactverbod met aangeefster, en met het feit dat het is gebleven bij telefonische contacten en niet is gekomen tot een fysieke confrontatie.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het over verdachte opgemaakte reclasseringsrapport, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
Verdachte heeft zich in een periode van ruim een jaar schuldig gemaakt aan stalking van aangeefster, zijn voormalige advocate. Daarbij heeft verdachte veelvuldig telefonisch contact opgenomen met aangeefster door haar te bellen, sms-berichten te sturen en haar voicemail in te spreken. Verdachte heeft daarbij geen gehoor gegeven aan de herhaalde oproepen van aangeefster om te stoppen met contact opnemen en hij bleef aangeefster belagen, zelfs nadat door haar kantoorgenoot een brief aan verdachte is gestuurd en hem telefonisch is medegedeeld dat hij niet langer contact met aangeefster op mocht nemen. Door te handelen als voornoemd heeft verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster en heeft hij ervoor gezorgd dat aangeefster haar werk als advocate niet ongestoord kon uitvoeren. Verdachte heeft er geen blijk van gegeven doordrongen te zijn van het feit dat zijn toenaderingen ongewenst waren en achterwege hadden moeten worden gelaten. Dit rekent de rechtbank verdachte zwaar aan.
De rechtbank heeft bij de strafoplegging in aanmerking genomen dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld tot (deels voorwaardelijke) gevangenisstraffen. De rechtbank heeft daarnaast rekening gehouden met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank is, gelet op de ernst van het feit, van oordeel dat in deze zaak in beginsel slechts oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend is. Nu sprake is van een oud feit en verdachte in de periode vanaf de schorsing van de voorlopige hechtenis in april 2018 tot heden geen contact heeft opgenomen met aangeefster, is de rechtbank van oordeel dat oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet meer passend is. De rechtbank zal daarom aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen van na te noemen duur met daaraan verbonden een contactverbod met aangeefster en met de overige medewerkers van het advocatenkantoor waar zij werkzaam is, alsmede een locatieverbod voor de gemeenten Zwolle en Deventer, waar aangeefster overwegend werkzaam is. De rechtbank zal voornoemde bijzondere voorwaarden niet dadelijk uitvoerbaar verklaren, nu niet aan de voorwaarden van artikel 14e van het Wetboek van Strafrecht is voldaan.
Gelet op de ernst van het feit zal de rechtbank daarnaast een taakstraf opleggen van 180 uren, met aftrek van voorarrest.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 63 en 285b van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden.

Bepaalt dat deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, die hierbij wordt vastgesteld op 3 jaren, de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat de veroordeelde op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met mw. [slachtoffer] , e/v [naam] , geboren op [geboortedatum 2] 1975, ook niet als deze contact met veroordeelde zoekt of laat zoeken. Dat veroordeelde op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met enige medewerker van het advocatenkantoor [bedrijfsnaam] , kantoorhoudende te [adres] , ook niet als een van de medewerkers contact met veroordeelde zoekt of laat zoeken;
2. dat de veroordeelde zich niet zal bevinden in de gemeenten Zwolle en Deventer.
Geeft aan Reclassering Nederland de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.

Een taakstraf voor de duur van 180 uren.

Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 90 dagen zal worden toegepast.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. Schuth, voorzitter, mr. L.W. Janssen en
mr. W. Geelhoed, rechters, bijgestaan door mr. C.A.C. Thiadens, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 26 maart 2020.