ECLI:NL:RBNNE:2020:1400
Rechtbank Noord-Nederland
- Op tegenspraak
- Rechtspraak.nl
Vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in strafzaak
Op 26 maart 2020 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een ontnemingszaak tegen een veroordeelde, geboren in 1985. De rechtbank heeft het bedrag waarop het wederrechtelijk voordeel wordt geschat vastgesteld op € 4.500,00. Dit bedrag is opgelegd als verplichting tot betaling aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. De vordering tot ontneming was ingediend door de officier van justitie op 6 november 2019, waarbij een bedrag van € 12.000,00 werd gevorderd. De veroordeelde was eerder, op 14 april 2019, veroordeeld voor oplichting en het binnendringen van een geautomatiseerd netwerk. Tijdens de zitting op 12 maart 2020 was de veroordeelde niet aanwezig, maar de officier van justitie meldde dat er een ontnemingsschikking was getroffen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen betwisting was over het genoten wederrechtelijk voordeel en dat partijen overeenstemming hadden bereikt over het te ontnemen bedrag. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie toegewezen en het bedrag van € 4.500,00 vastgesteld. Tevens is de duur van de gijzeling bepaald op maximaal 180 dagen, conform artikel 6:6:25 van het Wetboek van Strafvordering. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en is openbaar uitgesproken.