Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor feiten A. en B. Ten aanzien van feit A. heeft zij aangevoerd dat een bewezenverklaring kan volgen voor het verkopen, afleveren, vervoeren en verstrekken van cocaïne in de periode van 1 juni 2018 tot en met 20 oktober 2019 in Friesland, dan wel in Nederland.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat een bewezenverklaring kan volgen voor feiten A. en B.
Ten aanzien van feit A. heeft de raadsvrouw aangevoerd dat uit de verklaring van verdachte blijkt dat hij vanaf maart 2019 drugs heeft afgeleverd, vervoerd en voorhanden heeft gehad.
Ten aanzien van feit A. heeft de raadsvrouw betoogd dat geen bewezenverklaring kan volgen voor het verkopen van cocaïne. Zij heeft daartoe onder meer het volgende aangevoerd.
Uit de verklaringen van de getuigen die over een ' [naam 1] ' hebben verklaard, kan niet afgeleid worden dat zij daarmee verdachte bedoelen. Getuige [getuige 1] heeft een foto te zien gekregen, maar uit het dossier blijkt niet dat verdachte op deze foto staat. Nu deze foto ook niet aan het dossier is toegevoegd, kan niet worden vastgesteld of verdachte de persoon op de foto is. Ook een anonieme getuige heeft verklaard van ' [naam 1] ' te hebben gekocht, maar deze getuige heeft geen foto getoond gekregen. Een andere anonieme getuige kreeg een foto te zien, maar uit het dossier blijkt niet wie er op die foto staat. Ook andere getuigen zijn niet geconfronteerd met een foto van verdachte. Voorts is niet aangetoond dat de telefoon van het merk Alcatel van verdachte is. Daarnaast zijn de gegeven signalementen niet zodanig specifiek dat deze enkel op verdachte kunnen duiden.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van feit A.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 3 maart 2020 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
In maart 2019 en de periode daarna heb ik drugs gekocht en doorverkocht. Als ik drugs afleverde was dat onder de naam ' [naam 1] '.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van 31 oktober 2019, opgenomen op pagina 35 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2019300878 van 22 november 2019, inhoudend als verklaring van [getuige 1] :
Ik heb vanaf juli 2018 in totaal vijf keer cocaïne gekocht van [naam 1] . Ik betaalde voor een bolletje cocaïne tien euro.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 22 oktober 2019, opgenomen op pagina 49 van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisanten:
Wij verbalisanten hoorden tijdens de aanhouding en het onderzoek in het voertuig van de verdachte een constant geluid welke afkomstig was van een mobiele telefoon. Ik [verbalisant 1] zag dat dit geluid afkomstig was van een mobiele telefoon van het merk Alcatel.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 1 november 2019, opgenomen op pagina 70 van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisanten:
Op 31 oktober 2019, spraken wij met een persoon welke uit angst voor represailles ons anoniem informatie wilde geven. Wij hoorden hem zeggen dat hij [naam 1] de drugs leverde wanneer hij hem belde. Wij hoorden hem zeggen dat hij tussen juli 2018 en mei 2019 in totaal twintig keer drugs had gekocht van [naam 1] . Dat hij elke keer hetzelfde kocht van [naam 1] , namelijk een bolletje wit en een bolletje bruin. Wij hoorden hem zeggen dat hij met wit, cocaïne bedoelde. Voor een bolletje wit betaalde hij twintig euro. Het is ons verbalisanten bekend dat [naam 1] een bijnaam is van onze verdachte [verdachte] .
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 2 november 2019, opgenomen op pagina 71 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
In dit onderzoek is onder verdachte [verdachte] een gsm in beslag genomen. Ik verbalisant telefoneerde met een aantal van deze gebruikers.
[getuige 2] gaf aan dat hij wel eens in Heerenveen drugs had besteld van een jongen genaamd [naam 1] . Deze [naam 1] leverde cocaïne op afspraak. De afgelopen maand september/oktober 2019 had hij 2 keer bij [naam 1] besteld en betaalde 50 euro per gram cocaïne.
[getuige 3] vertelde dat hij rond de 6 of 7 keer met [naam 1] contact had gehad in Leeuwarden, tussen april 2019 en oktober 2019. [getuige 3] vertelde dat hij cocaïne bij [naam 1] bestelde en dat hij voor een bolletje cocaïne 10 euro moest betalen.
[getuige 4] gaf aan dat hij vanaf augustus 2019 tot oktober 2019 vier keer cocaïne had gekocht in Heerenveen van [naam 1] . Voor 1 gram cocaïne betaalde hij 50 euro.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 2 november 2019, opgenomen op pagina 74 van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant:
Het is ons bekend dat [verdachte] de bijnaam " [naam 1] " gebruikt.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 22 november 2019, opgenomen op pagina 75 van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisanten:
Wij verbalisanten hoorden als getuige; [getuige 5] . Wij toonden [getuige 5] een foto van verdachte [verdachte] . Wij hoorden hem zeggen dat hij deze persoon herkent als de persoon waarvan hij meerdere malen harddrugs gekocht had. Wij hoorden hem zeggen dat hij hem als [naam 1] kent. Dat hij tien keer een bolletje cocaïne had gekocht van [naam 1] . Dat hij per bolletje cocaïne tien euro moest betalen. Wij hoorden hem zeggen dat hij vrijwel gelijk nadat hij voor de eerste keer harddrugs van [naam 1] kocht, in juni 2018, [naam 1] hem gratis harddrugs aanbood voor eigen gebruik. Dat hij in ruil hiervoor heroïne en cocaïne voor hem moest verkopen. Dat hij naast de dertig bolletjes harddrugs die hij zelf had gekocht en betaald dus bolletjes harddrugs kreeg voor de verkoop van [naam 1] . Dat hij tussen juni 2018 en mei 2019, zeker vijftig keer harddrugs moest verkopen voor [naam 1] .
Bewijsoverweging
Verdachte is ten laste gelegd dat hij in de periode van 1 juni 2018 tot en met 21 oktober 2019 heeft gedeald in cocaïne. Ter zitting heeft verdachte bekend dat hij vanaf maart 2019 wel eens drugs heeft verkocht en afgeleverd. Verdachte ontkent dat hij gedurende een langere periode in cocaïne heeft gedeald. Hij heeft ter zitting aangevoerd dat hij vóór maart 2019 af en toe voor een groep mannen, die zich allemaal ' [naam 1] ' noemden, drugs afleverde en in ruil hiervoor zelf drugs kreeg.
Gelet op de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het verkopen van cocaïne in de periode 1 juni 2018 tot en met 20 oktober 2019. De verklaring van verdachte, inhoudend dat hij na maart 2019 soms iets afleverde voor dealers die zich allemaal ' [naam 1] ' noemden, is niet aannemelijk. De rechtbank overweegt daartoe dat uit geen enkele getuigenverklaring blijkt dat sprake is van meerdere drugsdealers. Alle getuigen hebben het over één persoon met de bijnaam ‘ [naam 1] ’ of ‘ [naam 1] ’.
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat uit het dossier niet volgt dat verdachte deze ‘ [naam 1] ’ of ‘ [naam 1] ’ is, nu niet duidelijk is welke persoon te zien is op de aan de getuigen getoonde foto's. De rechtbank stelt vast dat de foto die aan de verschillende getuigen is getoond, niet is gevoegd bij elk van de getuigenverklaringen in het dossier. Deze omissie maakt echter niet dat de rechtbank niet kan vaststellen dat het verdachte is geweest die aan de getuigen cocaïne heeft verkocht. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Getuige [getuige 5] heeft een foto van verdachte te zien gekregen en heeft verklaard dat hij de persoon op de foto herkende als degene van wie hij meerdere malen harddrugs kocht vanaf juni 2018. Daarnaast heeft getuige [getuige 5] verklaard dat hij tussen juni 2018 en mei 2019 zeker vijftig keer harddrugs heeft verkocht voor deze ' [naam 1] '. De rechtbank leidt uit deze verklaring af dat deze getuige en verdachte elkaar meermalen hebben gezien, hetgeen de herkenning via de foto juist sterk ondersteunt. De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat het niet anders kan dan dat de getuige met ' [naam 1] ' verdachte bedoelt.
Getuige [getuige 1] en een anonieme getuige hebben een foto te zien gekregen van de persoon die vast zat in het onderzoek. De rechtbank stelt vast dat verdachte de enige is die in dit onderzoek heeft vastgezeten. Gelet hierop, op de erkenning van verdachte dat hij de naam ' [naam 1] ' gebruikte en de verklaringen van beide getuigen dat zij cocaïne van ' [naam 1] ' kochten, acht de rechtbank voldoende aannemelijk dat verdachte degene was die hen cocaïne heeft verkocht. Deze verklaringen vinden steun in de getuigenverklaringen van [getuige 2] , [getuige 3] en [getuige 4] . Zij zijn gehoord omdat hun telefoonnummers in de Alcatel-telefoon stonden, die in de auto van verdachte is aangetroffen. Verdachte was de enige die op dat moment gebruik maakte van die auto. Voorts hoorden de verbalisanten dat deze telefoon regelmatig rinkelde tijdens de aanhouding. Daarom neemt de rechtbank aan dat verdachte de gebruiker was van deze telefoon. Getuigen [getuige 2] , [getuige 3] en [getuige 4] hebben verklaard dat zij cocaïne van ' [naam 1] ' hebben gekocht. Ter zitting heeft verdachte aangegeven dat hij getuigen [getuige 1] , [getuige 2] en [getuige 4] ook kent. Op grond van deze bewijsmiddelen, in onderling verband bezien, acht de rechtbank bewezen dat ook deze getuigen van verdachte cocaïne hebben gekocht.
Op grond van het hiervoor overwogene acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de periode van 1 juni 2018 tot en met 20 oktober 2019 cocaïne heeft verkocht, afgeleverd, verstrekt, vervoerd en opzettelijk aanwezig heeft gehad.
Ten aanzien van feit B.
Voor het overige volstaat de rechtbank ten aanzien van het onder B. bewezen verklaarde, met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu de verdachte dit bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Deze opgave luidt als volgt:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 3 maart 2020;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 21 oktober 2019, opgenomen op pagina 36 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2019300878 van 22 november 2019, inhoudende het relaas van verbalisanten;
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 21 oktober 2019, opgenomen op pagina 39 van voornoemd dossier, inhoudende het relaas van verbalisanten;
4. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verdovende middelen van 24 oktober 2019, opgenomen op pagina 77 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende het relaas van verbalisanten;
5. een geschrift, inhoudende een rapport NFiDENT van 23 oktober 2019, opgenomen op pagina 80 van voornoemd dossier, inhoudende het relaas van ing. [naam 2];
6. een geschrift, inhoudende een rapport NFiDENT van 24 oktober 2019, opgenomen op pagina 81 van voornoemd dossier, inhoudende het relaas van ing. [naam 3];
7. een geschrift, inhoudende een rapport NFiDENT van 24 oktober 2019, opgenomen op pagina 82 van voornoemd dossier, inhoudende het relaas van ing. [naam 3];
8. een geschrift, inhoudende een rapport NFiDENT van 24 oktober 2019, opgenomen op pagina 83 van voornoemd dossier, inhoudende het relaas van ing. [naam 3].