Op 18 maart 2020 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, zitting houdende in Leeuwarden, uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1966, die werd bijgestaan door haar advocaat mr. H.L.P. Fauser. De verdachte werd beschuldigd van medeplegen en medeplichtigheid aan schuldwitwassen, waarbij het Openbaar Ministerie een geldbedrag van ongeveer € 112.452,12 ten laste legde, dat door haar dochter, [medeverdachte 1], zou zijn verduisterd van haar werkgever, [benadeelde partij]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de bankrekening op haar naam had geopend ten behoeve van [medeverdachte 1], maar dat zij geen inzage had in deze rekening en geen controle had over de transacties die daarop plaatsvonden. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldigingen en sprak de verdachte vrij van zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de bankrekening werd gebruikt voor het plegen van een misdrijf. Daarnaast werd de benadeelde partij, [benadeelde partij], niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, omdat er geen rechtstreeks verband was tussen het ten laste gelegde en de schade.