ECLI:NL:RBNNE:2020:1360

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
17 maart 2020
Publicatiedatum
25 maart 2020
Zaaknummer
18-019726-20
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Winkeldiefstal met oplegging van ISD-maatregel na meerdere veroordelingen

Op 17 maart 2020 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in 1975, die zich schuldig heeft gemaakt aan winkeldiefstal. De verdachte heeft op 22 januari 2020 in Leeuwarden drie flessen drank gestolen uit een winkel, toebehorende aan het winkelbedrijf [benadeelde partij]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen acht. De verdachte is eerder veroordeeld voor meerdere vermogensdelicten en heeft een lange geschiedenis van recidive. De officier van justitie heeft een ISD-maatregel van twee jaar geëist, gezien de ernst van de feiten en het recidiverisico. De verdediging pleitte voor een andere strafmodaliteit, maar de rechtbank oordeelde dat de ISD-maatregel noodzakelijk was om de maatschappij te beschermen en de recidive te beëindigen. De rechtbank heeft de vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerdere voorwaardelijke veroordelingen afgewezen, omdat de ISD-maatregel als passend werd beschouwd. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaar.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
Parketnummer: 18-019726-20
Vorderingen na voorwaardelijke veroordeling parketnummers: 18-146898-19, 18-820006-18 en 18-820240-16
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 17 maart 2020 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1975 te [geboorteplaats] ,
thans gedetineerd in de PI [locatie].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 3 maart 2020.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J.S. Özsaran, advocaat te Groningen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. G. Wilbrink.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 22 januari 2020, te Leeuwarden, in de gemeente Leeuwarden, in of uit of bij een winkel, gelegen aan of bij [adres] , (onder meer) drie flessen drank (merken Pasoa, Dropshot en Safari), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan het winkelbedrijf [benadeelde partij] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 22 januari 2020, te Leeuwarden, in de gemeente Leeuwarden, opzettelijk (onder meer) drie flessen drank (merken Pasoa, Dropshot en Safari), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan het winkelbedrijf [benadeelde partij] (gevestigd aan of bij [adres] ), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en welk goed verdachte uit de winkelvoorraad van voornoemde rechthebbende had genomen onder gehoudenheid om, alvorens die winkel te verlaten voornoemd goed te betalen, in elk geval ter betaling aan te bieden, en aldus dat goed anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.

Beoordeling van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd ten aanzien van het primair ten laste gelegde feit, gelet op de aangifte en de bekennende verklaring van verdachte.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van het ten laste gelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank [1]
De rechtbank acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Uit de aangifte van [aangever] namens [benadeelde partij] [2] , het aangifteformulier winkeldiefstal [3] en de bekennende verklaring van verdachte [4] blijkt dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan op de wijze zoals hierna vermeld.
Op grond van het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, volstaat de rechtbank met een opgave van voornoemde bewijsmiddelen, nu de verdachte het bewezenverklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
zij op 22 januari 2020, te Leeuwarden, in de gemeente Leeuwarden, in een winkel, gelegen aan of bij [adres] , drie flessen drank (merken Pasoa, Dropshot en Safari), die geheel aan een ander toebehoorden, te weten aan het winkelbedrijf [benadeelde partij] , heeft weggenomen met het oogmerk om zich deze wederrechtelijk toe te eigenen.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Primair. Diefstal.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (verder: ISD-maatregel) voor de duur van 2 jaar.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft een andere strafmodaliteit bepleit dan de ISD-maatregel, te weten de oplegging van een deels voorwaardelijke straf met de bijzondere voorwaarden van een klinische opname, een ambulante behandeling en reclasseringstoezicht. Zij heeft het verzoek gedaan om het onderzoek ter terechtzitting zo nodig te heropenen om de reclassering hierover te kunnen laten rapporteren.
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over haar opgemaakte rapportage, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de
verdediging.
Verdachte heeft drie flessen drank gestolen. Daarmee heeft verdachte er blijk van gegeven geen respect te hebben voor andermans eigendom. Diefstallen zijn ergerlijke feiten, die normaliter (in dit geval zijn de flessen aan de winkel teruggegeven) bij gedupeerden schade, overlast en ongemak veroorzaken. Verdachte heeft het belang van de gedupeerde ondergeschikt gemaakt aan haar drang naar geldelijk gewin.
Uit het uittreksel justitiële documentatie van 5 februari 2020 blijkt dat verdachte zich al jarenlang veelvuldig schuldig maakt aan met name vermogensdelicten. Recentelijk heeft dit onder meer geleid tot veroordelingen op 7 augustus 2019 (2x diefstal), 23 april 2018 (3x diefstal), 9 januari 2017 (2x diefstal) en 29 juni 2015 (5x diefstal), waarbij telkens vrijheidsbenemende straffen, al dan niet deels voorwaardelijk in combinatie met oplegging van bijzondere voorwaarden, zijn opgelegd.
Uit het reclasseringsadvies van 4 februari 2020, opgesteld door M. Rolf, reclasseringswerker van GGZ VNN Groningen, blijkt onder meer dat verdachte als veelpleger staat geregistreerd en dat zij reeds lange tijd verslaafd is. Zij omringt zich met personen uit het drugsmilieu en laat zich door hen in negatieve zin sterk beïnvloeden.
Verdachte is gediagnostiseerd met een ernstige stoornis in het gebruik van verdovende middelen, een bipolaire stoornis, een psychotische stoornis, een ongespecificeerde persoonlijkheidsstoornis en een borderline persoonlijkheidsstoornis. Daarnaast is er sprake van trekken van een histrionische persoonlijkheidsstoornis en trekken van psychotrauma. Er is een lange voorgeschiedenis van winkeldiefstallen en ongespecificeerde huisvestings- of economische problemen, partner-relatieprobleem, ouder-kindrelatieprobleem, problemen verband houdende met werk of werkloosheid en levensstijl.
Verdachte is vanaf haar 21e jaar (toevoeging rechtbank: verdachte is thans bijna 45 jaar) in behandeling bij verschillende instanties. Van een succesvolle behandeling is nooit sprake geweest. Er is nooit gewerkt aan het verleden waar de kern van verdachtes problematiek zou liggen. Er is sprake van een affectieve en pedagogische verwaarlozing, waardoor er een scheefgroei in de persoonlijkheid is ontstaan.
Verdachte lijkt veel last te ervaren van de situatie waar zij maar niet uit komt en heeft meerdere malen aangegeven dat zij geen drugs meer wil gebruiken en niet meer met politie en justitie in aanraking wil komen.
Het delictpatroon lijkt niet te doorbreken te zijn met de middelen die ter beschikking stonden. In meerdere juridische kaders zijn diverse interventies (zowel klinisch als ambulant) ingezet om het recidiverisico te verminderen, maar tot op heden heeft dit niet het gewenste resultaat gehad.
Het recidiverisico is ingeschat als hoog. Het risico op het onttrekken aan voorwaarden is ingeschat als gemiddeld. De reclassering ziet geen mogelijkheden voor behandeling in een ander kader en adviseert daarom het opleggen van een ISD-maatregel.
De deskundige M. Rolf heeft ter terechtzitting gepersisteerd bij de in het rapport ingenomen standpunten, conclusies en het advies. De reclassering ziet geen mogelijkheden meer om verdachte te begeleiden.
De rechtbank zal, gelet op hetgeen hiervoor is vermeld, aan verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders opleggen.
Aan de daarvoor vereiste formele voorwaarden is ruimschoots voldaan: het door verdachte begane feit betreft een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten, verdachte is in de vijf jaren voorafgaand aan dit misdrijf ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf veroordeeld, het feit is begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen, er moet ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte opnieuw een misdrijf zal begaan en de veiligheid van personen of goederen eist het opleggen van de maatregel.
Er is gedurende een periode van bijna 24 jaar op verschillende manieren geprobeerd om een eind te maken aan het plegen van (vermogens)delicten door verdachte. Al hetgeen in deze lange periode is geprobeerd heeft niet tot beëindiging van het delictgedrag geleid. Tegen deze achtergrond rest ter beveiliging van de maatschappij en ter beëindiging van de recidive van verdachte enkel de oplegging van de ISD-maatregel. Omdat de rechtbank, anders dan de verdediging, geen andere strafmodaliteit dan oplegging van de ISD-maatregel ziet, wordt het verzoek tot heropening van het onderzoek ter terechtzitting van de strafzaak afgewezen.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling

Parketnummer 18-146898-19
Bij onherroepelijk vonnis van 7 augustus 2019 van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland te Assen, is verdachte veroordeeld tot -onder meer- een gevangenisstraf van 12 weken, waarvan 6 weken voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren.

Parketnummer 18-820006-18

Bij onherroepelijk vonnis van 23 april 2018 van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland te Groningen, is verdachte veroordeeld tot -onder meer- een gevangenisstraf van 185 dagen, waarvan 100 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren.

Parketnummer 18-820240-16

Bij onherroepelijk vonnis van 9 januari 2017 van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland te Groningen, is verdachte veroordeeld tot -onder meer- een gevangenisstraf van 31 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren.
Bij voornoemde onherroepelijke vonnissen is telkens als algemene voorwaarde
gesteld dat veroordeelde voor het einde van de proeftijd geen strafbare feiten zal plegen.
De officier van justitie heeft bij vorderingen van 7 februari 2020 telkens de tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijke straffen.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich ter terechtzitting op het standpunt gesteld dat de vorderingen tot tenuitvoerlegging met de parketnummers 18-146898-19 en 18-820006-18 moeten worden afgewezen, gelet op de door hem gevorderde afdoening van de strafzaak door oplegging van de ISD-maatregel.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting de vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 18-820240-16 ingetrokken, omdat deze al eerder onherroepelijk is toegewezen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich onthouden van een standpunt omtrent de vorderingen tot tenuitvoerlegging.
Het oordeel van de rechtbank
Parketnummers 18-146898-19 en 18-820006-18
Gebleken is dat de veroordeelde zich voor het einde van voornoemde proeftijden aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verder inhoud van dit vonnis.
De rechtbank is echter van oordeel dat toewijzing van de vorderingen niet passend is, nu aan verdachte de onvoorwaardelijke ISD-maatregel voor de duur van twee jaren wordt opgelegd. De vorderingen worden daarom afgewezen.
Parketnummer 18-820240-16
De rechtbank stelt vast dat verdachte bij onherroepelijk vonnis van 9 januari 2017 van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland te Groningen, is veroordeeld tot -onder meer- een gevangenisstraf van 31 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren.
Bij onherroepelijk vonnis van 23 april 2018 van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland te Groningen is de proeftijd verlengd met 1 jaar.
Bij onherroepelijk vonnis van 7 augustus 2019 van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland te Assen is de vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 18-820240-16 toegewezen.
Nu de vordering tot tenuitvoerlegging reeds is toegewezen zal de rechtbank de officier van justitie dan ook niet-ontvankelijk verklaren in de vordering tot tenuitvoerlegging.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 38m, 38n, 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:
Plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren.

Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer

18-146898-19:
Wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf, opgelegd bij vonnis van de politierechter van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen van 7 augustus 2019.

Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer

18-820006-18:
Wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf, opgelegd bij vonnis van de politierechter van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen van 23 april 2018.

Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer

18-820240-16:
Verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vordering tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 18-820240-16.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.H. Beuker, voorzitter, mr. L.W. Janssen en mr. W.S. Sikkema, rechters, bijgestaan door mr. R.G. Bakker-Dees, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 17 maart 2020.
Mr. C.H. Beuker en mr. L.W. Janssen zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer PL0100-2020021127, doorgenummerd 1 tot en met 22.
2.Pagina 14.
3.Pagina’s 17 en 18.
4.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 3 maart 2020.