In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 24 maart 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Gemeente Veendam en een man over de verhaalsbijdrage op basis van de Participatiewet. De Gemeente had verzocht om de verhaalsbijdrage voor de minderjarige kinderen van de man vast te stellen op € 188,00 per maand, met terugwerkende kracht vanaf 1 december 2017. De man, die eerder getrouwd was met de vrouw, had schulden die voortvloeiden uit het huwelijk en voerde aan dat deze schulden zijn draagkracht verlaagden. Tijdens de mondelinge behandeling op 10 maart 2020 werd de man bijgestaan door zijn advocaat, mr. S.G. Rissik.
De rechtbank overwoog dat er bij het bepalen van de draagkracht van de man rekening gehouden moet worden met de aflossingen op de schulden die zijn ontstaan tijdens het huwelijk. De Gemeente stelde dat de nieuwe richtlijnen voor kinderalimentatie, die sinds 1 april 2013 van kracht zijn, geen ruimte bieden voor het in mindering brengen van deze aflossingen. De rechtbank oordeelde echter dat, volgens het Tremarapport, er wel degelijk rekening gehouden kan worden met niet-verwijtbare en niet-vermijdbare schulden. Aangezien de man geen draagkracht overhield na het in aanmerking nemen van de aflossingen, wees de rechtbank de verzoeken van de Gemeente af.
De beslissing van de rechtbank benadrukt het belang van het in acht nemen van de financiële situatie van de onderhoudsplichtige, vooral wanneer er sprake is van schulden die voortkomen uit een eerdere relatie. De rechtbank concludeerde dat de man geen financiële ruimte had om bij te dragen aan de kosten van de kinderen, waardoor de verzoeken van de Gemeente niet konden worden toegewezen.