Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
2 Leger des Heils Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
1.Procesverloop
3.Het verzoek
4.Standpunt van de GI en van de moeder
5.Advies van de RvdK
6.De beoordeling
Arnhem-Leeuwarden
Rechtbank Noord-Nederland
In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Nederland op 18 maart 2020 een beschikking gegeven inzake het gezamenlijk gezag over de minderjarige [de minderjarige 1]. De vader en stiefmoeder hebben verzocht om gezamenlijk gezag, ondanks dat de vader nog niet de vereiste driejaarstermijn had volbracht. De rechtbank heeft het verzoek beoordeeld aan de hand van artikel 1:253t van het Burgerlijk Wetboek. De vader en de moeder waren geregistreerd partners, maar hun relatie is beëindigd door echtscheiding. De minderjarige [de minderjarige 1] woont sinds juli 2016 bij de vader en stiefmoeder, terwijl zijn zusje [de minderjarige 2] in een gezinsvervangend tehuis verblijft. De moeder heeft een chronische psychiatrische aandoening, wat de omgang met de minderjarige bemoeilijkt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vader en stiefmoeder al geruime tijd samen voor [de minderjarige 1] zorgen en dat er een sterke band is tussen hen. De rechtbank heeft besloten af te wijken van de driejaarstermijn, omdat de vader feitelijk al meer dan drie jaar het gezag uitoefent. De rechtbank heeft het verzoek toegewezen, met inachtneming van de belangen van de minderjarige en de moeder. De rechtbank heeft ook benadrukt dat de communicatie tussen de ouders te wensen overlaat, maar dat de belangen van de minderjarige voorop staan. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.