ECLI:NL:RBNNE:2020:1341

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
24 maart 2020
Publicatiedatum
24 maart 2020
Zaaknummer
18/052099-19
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Algehele vrijspraak van minderjarige verdachte voor toebrengen van zwaar lichamelijk letsel door vuurwerk

Op 31 december 2018 heeft een minderjarige verdachte vuurwerk afgestoken in Franeker, waarbij een buurman in de nabijheid was. De verdachte was zich niet bewust van de aanwezigheid van de buurman op het moment dat hij het vuurwerk gooide. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen opzet was van de verdachte om zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, omdat hij niet wist dat de buurman zich daar bevond. De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd voor alle ten laste gelegde feiten, en de verdediging heeft dit bepleit. De rechtbank heeft op basis van het dossier en de verklaringen, inclusief camerabeelden, geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs is voor opzet. Daarom is de verdachte vrijgesproken van de gehele tenlastelegging. De benadeelde partij, de buurman, heeft een schadevergoeding gevorderd, maar deze vordering is niet ontvankelijk verklaard omdat het feit niet bewezen is. De rechtbank heeft op 24 maart 2020 uitspraak gedaan in deze zaak.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/052099-19
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 24 maart 2020 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 2001 te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [straatnaam].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 10 maart 2020.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. E.M. Bakx, advocaat te Heerenveen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. drs. E.I. de Ruiter.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
primair:
hij op of omstreeks 31 december 2018 te Franeker, gemeente Waadhoeke aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten perceptief gehoorverlies, heeft toegebracht door in de richting en/of nabijheid van [slachtoffer] vuurwerk, dat afkomstig is uit het buitenland, af te steken;
subsidiair:
hij op of omstreeks 31 december 2018 te Franeker, gemeente Waadhoeke ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen vuurwerk, dat afkomstig is uit het buitenland, af te steken en te gooien in de richting van en/of nabijheid van [slachtoffer], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

meer subsidiair:hij op of omstreeks 31 december 2018 te Franeker, gemeente Waadhoeke [slachtoffer] heeft mishandelddoor in de richting en/of nabijheid van [slachtoffer] vuurwerk, dat afkomstig is uit het buitenland, af te steken, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten perceptief gehoorverlies, ten gevolge heeft gehad.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd voor het primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde. De raadsrouw heeft gemotiveerd bepleit verdachte vrij te spreken van de gehele tenlastelegging.
Oordeel van de rechtbank
Verdachte wordt er van verdacht dat hij op 31 december 2018 in Franeker in de richting en/of in de nabijheid van [slachtoffer], uit het buitenland afkomstig, vuurwerk heeft afgestoken.
Primair is dit ten laste gelegd als het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, te weten perceptief gehoorverlies. Subsidiair als een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel en meer subsidiair als mishandeling, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad.
Op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting, stelt de rechtbank het volgende vast. Verdachte heeft op 31 december 2018 in Franeker, op het [straatnaam], vuurwerk afgestoken. Aangever was op dat moment op ditzelfde plein en stond in de buurt van zijn bestelbus op het moment dat een stuk vuurwerk ontplofte dat door verdachte tot ontploffing was gebracht. Verdachte en aangever hebben beiden een verklaring afgelegd over dit moment.
De rechtbank stelt vast dat er camerabeelden zijn van dit moment. Aangever stelt dat deze camerabeelden zouden zijn gemanipuleerd en niet authentiek zouden zijn. Mede naar aanleiding van een onderzoek door een technisch rechercheur, ziet de rechtbank geen aanleiding om aan de juistheid van de camerabeelden te twijfelen. De rechtbank ziet in de camerabeelden ondersteuning van de verklaring van verdachte.
Verdachte heeft verklaard dat het vuurwerk dat hij afstak in Duitsland is gekocht. Het ging volgens hem om een zogenaamde
'Kubischer kanonenschlag'. Hij ging er vanuit dat het legaal vuurwerk was omdat het vuurwerk volgens hem een CE-keurmerk had en het in een supermarkt was gekocht.
Uit de 'Deskundigenverklaring Knalvuurwerk met lont' van het NFI d.d. 19 november 2008 blijkt dat knalvuurwerk met lont in verschillende soorten bestaat. Dergelijk vuurwerk kan zeer diverse uiterlijke kenmerken en samenstellingen en massa's lading bevatten. Toegestaan is een lading van zwart buskruit tot een gewicht van ten hoogste 2,5 gram. In bijlage 2 van deze deskundigenverklaring zijn de gegevens opgenomen van een aantal Kubische kanonslagen waarvan de massa en de samenstelling van de lading varieert en de lading van zwart buskruit uiteenloopt van 3,6 tot 6,0 gram. Op basis van het dossier kan de rechtbank niet vaststellen wat de samenstelling was van het vuurwerk van verdachte en dan met name niet hoeveel kruit het vuurwerk bevatte en welk geluidseffect dit vuurwerk had. De rechtbank acht het relaas hierover van de verbalisant op basis van de camerabeelden onvoldoende. Daarom kan niet vastgesteld worden dat verdachte illegaal vuurwerk heeft afgestoken dat zonder meer leidt tot gehoorschade bij personen in de nabijheid van de ontploffing van dit vuurwerk. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat uit de deskundigenverklaring tevens blijkt dat voor het oplopen van gehoorschade bij het afsteken van knalvuurwerk met lont dat niet voldoet aan de criteria voor de samenstelling en/of de massa van de lading uit bijlage III van de RNEV 2004, de afstand waarop dit gevaar bestaat afhankelijk is van de omstandigheden, zoals reflecties.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of verdachte het knalvuurwerk opzettelijk zo dichtbij aangever heeft afgestoken dat daardoor gehoorschade bij aangever kan zijn ontstaan, ongeacht de vraag of het legaal of illegaal vuurwerk betrof. Uit de verklaring van verdachte en de camerabeelden blijkt dat verdachte het vuurwerk op het deel van het plein heeft gegooid dat is afgebakend met een muurtje. Aangever stond op dat moment bij zijn bestelbus.
Op het moment dat verdachte het vuurwerk gooide was hij zich niet bewust van aangever. Verdachte dacht dat hij alleen op het plein was, hij zag aangever pas bij de bestelbus staan toen hij zich omdraaide nadat hij het vuurwerk richting het afgebakende deel van het plein had gegooid. Dit heeft verdachte verklaard en wordt ook ondersteund door de camerabeelden, waarop aangever niet is te zien.
Omdat verdachte zich niet bewust was van de aanwezigheid van aangever, kan niet vastgesteld worden dat verdachte opzet (al dan niet in voorwaardelijke zin) had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij aangever en dus ook niet dat verdachte met dat opzet vuurwerk doelbewust dichtbij aangever heeft gegooid.
Vanwege het ontbreken van opzet, zal de rechtbank verdachte vrijspreken van de gehele tenlastelegging. Om deze reden kan onbesproken blijven of in voldoende mate kan worden vastgesteld of sprake is van zwaar lichamelijk letsel in de zin van onherstelbare gehoorschade en dat dit letsel is ontstaan door vuurwerk dat door verdachte is afgestoken.

Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van in totaal € 21.387,65, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan. Dit bedrag bestaat uit € 11.387,65 ter vergoeding van materiële schade en € 10.000 ter vergoeding van immateriële schade.
Standpunt officier van justitie en de verdediging
Zowel de officier van justitie als de raadsvrouw hebben bepleit dat de vordering niet ontvankelijk verklaard dient te worden gelet op hun vordering dan wel pleidooi tot vrijspraak van de gehele tenlastelegging.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het feit niet bewezen waaruit de schade zou zijn ontstaan. De benadeelde partij zal daarom niet ontvankelijk worden verklaard in de vordering.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte primair, subsidiair en meer subsidiair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat de vordering van
de benadeelde partij [slachtoffer]niet ontvankelijk is en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.C. Koelman, voorzitter, tevens kinderrechter en mr. W.S. Sikkema en mr. R.B. Maring, rechters, bijgestaan door mr. E. de Vries-Haitsma, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 24 maart 2020.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.