De rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, heeft op 20 maart 2020 uitspraak gedaan in de zaak tegen een meerderjarige verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot afpersing. De verdachte is veroordeeld tot een jeugddetentie van 83 dagen, waarvan 80 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De rechtbank heeft besloten om de verdachte te berechten volgens het jeugdstrafrecht, gezien zijn persoonlijke omstandigheden en de ernst van het feit. De verdachte heeft op 25 september 2018 geprobeerd een medewerker van een benzinestation te dwingen tot afgifte van geld door hem te bedreigen met een mes. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte dit feit wettig en overtuigend bewezen heeft geacht, mede op basis van de bekennende verklaring van de verdachte en de aangifte van het slachtoffer. De rechtbank heeft rekening gehouden met de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan, en de persoonlijke situatie van de verdachte, waaronder een verstandelijke beperking. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, die een zwaardere straf had geëist, afgewezen en in plaats daarvan een deels voorwaardelijke jeugddetentie opgelegd. De rechtbank heeft ook gelet op de artikelen 45, 77c, 77g, 77i, 77x, 77y, 77gg en 317 van het Wetboek van Strafrecht, die van toepassing zijn op de zaak.