ECLI:NL:RBNNE:2020:1283

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
20 maart 2020
Publicatiedatum
20 maart 2020
Zaaknummer
18/820264-19
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot gevangenisstraf voor meerdere gekwalificeerde diefstallen en opzetheling

Op 20 maart 2020 heeft de Rechtbank Noord-Nederland in Groningen uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1993, die zich schuldig heeft gemaakt aan negen gekwalificeerde diefstallen en tweemaal opzetheling. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden. De zaak kwam ter terechtzitting na een onderzoek op 6 maart 2020, waarbij de verdachte aanwezig was en werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. M. Flach. Het openbaar ministerie was vertegenwoordigd door mr. T.H. Pitstra.

De tenlastelegging omvatte onder andere diefstal van laptops, telefoons, sieraden en bankpassen, waarbij de verdachte zich toegang tot de woningen heeft verschaft door middel van braak, verbreking en inklimming. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in een korte periode een groot aantal woninginbraken heeft gepleegd, waarbij hij voornamelijk elektronica, sieraden en bankpassen heeft gestolen. In sommige gevallen werden de bewoners wakker en geconfronteerd met de verdachte, wat leidde tot angstige situaties.

De rechtbank heeft de feiten als wettig en overtuigend bewezen verklaard, met uitzondering van enkele feiten waarvoor de verdachte is vrijgesproken. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de recidive van de verdachte en de impact op de slachtoffers. De vordering van de officier van justitie om een gevangenisstraf van 30 maanden op te leggen, werd door de rechtbank toegewezen. Daarnaast zijn er vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot schadevergoeding aan de slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/820264-19
ter terechtzitting gevoegd parketnummer 18/830268-19
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 20 maart 2020 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1993 te [geboorteplaats] ,
thans gedetineerd in de P.I. Ter Apel te Ter Apel.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 6 maart 2020.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M. Flach, advocaat te Groningen.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. T.H. Pitstra.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
in de zaak met parketnummer 18/820264-19:
1.
hij op of omstreeks 27 september 2019 te Groningen
(in uit woning aan [straatnaam] )
een laptop (merk Asus, kleur grijs), een of meer sieraden (onder meer (Guess)ring
en/of een (Swarovski) ketting), en/of een portemonnee (inhoudende
(onder meer) een Abn Amro bankpas en/of een creditcard), in elk geval enig
goed,
dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde,
te weten aan [slachtoffer 1] (aangifte 2019257808),
heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft
verschaft en/of die/dat weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft
gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 27 september 2019 te Groningen,
een goed, te weten een laptop (merk Asus, kleur grijs), een (Guess) ring
een (Swarovski) ketting en/of een portemonnee (inhoudende (onder meer) een
Abn Amro bankpas en/of een creditcard) heeft verworven, voorhanden gehad,
en/of overgedragen,
terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed
wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat het een door misdrijf
verkregen goed betrof;
2.
hij op of omstreeks 17 september 2019 te Groningen
gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in een (studenten)woning gelegen
aan [straatnaam] , alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de
rechthebbende(n) bevond,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een (Abn
Amro) bankpas en/of een laptop (merk Acer, kleur zwart), in elk geval enig
goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] (aangifte 2019247535), in
elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 17 september 2019 te Groningen
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf,
om gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd,
in een (studenten)woning gelegen aan [straatnaam] , alwaar verdachte zich
buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende(n) bevond,
enig goed van zijn gading,
dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde,
te weten aan [slachtoffer 2] (aangifte 2019247535),
weg te nemen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
die (studenten)woning is binnengegaan en/of heeft doorzocht op enig goed van
zijn gading en/of (vervolgens) een (ABN Amro) bankpas heeft gepakt en/of onder
zich genomen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op of omstreeks 12 september 2019 te Groningen
gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in een (studenten)woning gelegen
aan [straatnaam] , alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de
rechthebbende(n) bevond,
(telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
- een laptop en/of lader (merk HP), in elk geval enig goed, dat geheel of ten
dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 3] ,
- een PlayStation 4, controller(s) en/of Fifal9 spel, in elk geval enig goed,
dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 4]
,
- een Iphone 6 telefoon (Wit), een portemonnee (inhoudende onder meer
pinpasjes) en/of een laptop (merk Dell), in elk geval enig goed, dat geheel of
ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 5] , en/of
- een Samsung telefoon (zwart), een portemonnee (inhoudende onder meer bankpas)
en/of ID-kaart, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander
toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 6] ,
terwijl verdachte zich (telkens) de toegang tot de plaats van het misdrijf
heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft
gebracht door middel van braak, verbreking, inklimming, en/of een valse
sleutel (flipperen);
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 12 september 2019 te Groningen,
een goed, te weten een of meer bank/pinpassen (aangifte 2019243438), heeft verworven,
voorhanden gehad, en/of overgedragen,
terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed
wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden,
dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
4.
hij op of omstreeks 12 september 2019 te Groningen
(in winkel van [bedrijf 1] aan Dierenriemstraat)
een of meer geldbedragen, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan
een ander dan aan verdachte, te weten aan [slachtoffer 6] , toebehoorde
heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte die/dat weg te nemen geldbedrag(en) onder zijn bereik heeft
gebracht door middel van een valse sleutel, te weten een onrechtmatig
verkregen en/of onbevoegd gebruikte bankpas met bijbehorende pincode en/of
contactloos betalen;
5.
hij op of omstreeks 1 september 2019 te Groningen
gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in een (studenten)woning gelegen
aan [straatnaam] , alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de
rechthebbende(n) bevond,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
- een laptop (merk Apple Macbook), in elk geval enig goed, dat geheel of ten
dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 7] , en/of
- een portemonnee (met inhoud, onder meer bankpas), in elk geval enig goed, dat
geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 8] ;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 1 september 2019 te Groningen,
een goed, te weten een bankpas (aangifte 2018203736), heeft verworven, voorhanden
gehad, en/of overgedragen,
terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed
wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden,
dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
6.
hij op of omstreeks 1 september 2019 te Groningen
(in/bij “ [bedrijf 2] ’)
een of meer geldbedragen, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan
een ander dan aan verdachte, te weten aan [slachtoffer 8] , toebehoorde
heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte die/dat weg te nemen geldbedrag(en) onder zijn bereik heeft
gebracht door middel van een valse sleutel, te weten een onrechtmatig
verkregen en/of onbevoegd gebruikte bankpas met bijbehorende pincode en/of
contactloos betalen;
en in de zaak met parketnummer 18/830268-19:
1.
hij in of omstreeks de periode van 29 juli 2019 tot en met 5 augustus 2019 te
Groningen (in/uit woning [straatnaam] )
een of meer (gouden) sieraden, een Notebook, een fotocamera, in elk
geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten
aan [slachtoffer 9] en/of [slachtoffer 10] (aangifte 2019206308, blz 3)
heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft
verschaft en/of dat/die weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft
gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
2.
hij in of omstreeks de periode van 2 tot en met 3 september 2019 te Groningen
(in/uit een bedrijfspand aan [straatnaam] )
- een of meer mobiele telefoons, een of meer laptops en/of een koptelefoon, in
elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te
weten aan het bedrijf [benadeelde partij 1] en/of [slachtoffer 11] , (aangifte 2019234135, blz 30)
en/of
- een betaal/pinpas, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een
ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 12] (aangifte 2019234135, blz 30)
(telkens) heeft weggenomen,
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft
verschaft en/of dat/die weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft
gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
3.
hij in of omstreeks de periode van 6 tot en met 7 september 2019 te Groningen
(in/uit kantoor/bedrijfspand aan [straatnaam] )
- een geld (uit donatiepot), een heggenschaar, een labeler, fles ranja, zakje
noodles, en/of sleutels, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een
ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij 2] en/of gemeente Groningen,
(aangifte 2019238586, blz 83)
en/of
- een geldbedrag (van ongeveer 500 euro), in elk geval enig goed, dat geheel
of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij 3]
(aangifte 2019238652, blz 83),
(telkens) heeft weggenomen,
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft
verschaft en/of die/dat weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft
gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
4.
hij op of omstreeks 16 september 2019 te Groningen
(in/uit (studenten)woning aan [straatnaam] )
- een laptop, een Ipod, een of meer horloges een Nintendo DS, een
scheerapparaat, parfum en/of Sony PS4 controller, in elk geval enig goed, dat
geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 13] ,
(aangifte 2019246539, blz 10)
en/of
- een laptop, een telefoon, pinpas, en/of controller PlayStation4, in elk
geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten
aan [slachtoffer 14] (aangifte 2019246827, blz 106)
heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft
verschaft en/of die/dat weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft
gebracht door middel van braak en/of inklimming;
5.
hij in of omstreeks de periode van 24 tot en met 25 september 2019 te
Groningen
(in/uit bedrijfspand aan [straatnaam] )
geld, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander
toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij 2] , (aangifte 2019255650, blz 139)
heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft
verschaft en/of die/dat weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft
gebracht door middel van braak en/of inklimming.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft in de zaak met parketnummer 18/820264-19 vrijspraak gevorderd van feit 3 primair en veroordeling voor de feiten 1 primair, 2 primair, 3 subsidiair, 4, 5 primair en 6 en in de zaak met parketnummer 18/830268-19 voor de feiten 1, 2, 3, 4 en 5.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft in de zaak met parketnummer 18/820264-19 betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van de feiten 3 primair en 5 primair. Voor de feiten 1, 2 primair (ten aanzien van de bankpas), 3 subsidiair, 4 en 6 kan een bewezenverklaring volgen. Met betrekking tot feit 5 subsidiair, welk feit verdachte heeft bekend, heeft zij zich aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd. In de zaak met parketnummer 18/830268-19 heeft de raadsvrouw naar voren gebracht dat voor de feiten 2, 3 en 5 een bewezenverklaring kan volgen. Met betrekking tot de feiten 1 en 4 heeft zij zich aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd.
Oordeel van de rechtbank
In de zaak met parketnummer 18/820264-19:
De rechtbank acht de feiten 3 primair en 5 primair niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe dat verdachte weliswaar korte tijd na de diefstallen in het bezit is geweest van een daarbij weggenomen pinpas, maar dat er verder geen bewijs voorhanden is dat verdachte de betreffende goederen uit de woningen heeft weggenomen.
De rechtbank acht de feiten 1 primair, 2 primair, 3 subsidiair, 4, 5 subsidiair en 6 wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring.
Nu verdachte de feiten 1 primair, 3 subsidiair, 4, 5 subsidiair en 6 duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
Ten aanzien van feit 1 primair:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 6 maart 2020;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 27 september 2019, opgenomen op pagina 78 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2019259578 van 20 februari 2020 [1] , inhoudend de verklaring van [slachtoffer 1] ;
Ten aanzien van de feiten 3 subsidiair en 4:
3. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 6 maart 2020;
4. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 3 maart 2020, afzonderlijk in het dossier ingevoegd, proces-verbaalnummer 2019243438-9, inhoudend het relaas van de verbalisant;
Ten aanzien van de feiten 5 subsidiair en 6:
5. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 6 maart 2020;
6. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 4 september 2019, opgenomen op pagina 17 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2019259578 van 20 februari 2020, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 8] ;
7. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 7 oktober 2019, opgenomen op pagina 23 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2019259578 van 20 februari 2020, inhoudend het relaas van de verbalisant.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ten aanzien van feit 2 primair:
8. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 17 september 2019, opgenomen op pagina 40 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2019259578 van 20 februari 2020, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 2] :
Op 17 september 2019 lag ik te slapen in mijn woning aan de [straatnaam] te Groningen. Omstreeks 5.30 uur werd ik wakker en zag ik iemand in de deuropening van mijn kamer staan. Ik kende deze jongen niet. Vervolgens liep hij weg. Ik zag toen mijn portemonnee op het kastje liggen dat in de gang staat. Mijn portemonnee was opengevouwen. Ik zag toen dat mijn pinpas van de ABN AMRO-bank uit mijn portemonnee was. Hierna heb ik mijn huisgenoot wakker gemaakt en gezegd dat er iemand in ons huis was en ben ik ons huis uitgelopen en toen zag ik dezelfde jongen op de trap naar beneden staan. Hij rende direct weg waarop ik achter hem aanrende de trap naar beneden. Hij verliet het pand en liep rechtsaf in de richting van de Brugstraat te Groningen. Ik was sneller dan hem en sprong op zijn rug waardoor wij voorover vielen op de grond. Ik voelde in de zakken van de jongen en vond mijn pinpas in zijn kontzak. Wij bleven op de jongen zitten totdat de gealarmeerde politiemensen er waren en hem van ons overnamen. De jongen die jullie hebben aangehouden is honderd procent zeker de jongen die in mijn kamer stond.
9. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aanhouding van 17 september 2019, opgenomen op pagina 47 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2019259578 van 20 februari 2020, inhoudend als relaas van verbalisanten:
Op 17 september 2019 kregen wij het verzoek om te gaan naar de Lage der A in Groningen. Aldaar zouden omstanders een inbreker in bedwang houden. Wij kwamen ter plaatse op voornoemde locatie. Wij zagen dat er twee mannen een andere man op de grond hielden. Hierop namen wij het van de twee mannen over. Hierop vroegen wij aan de verdachte die de mannen op de grond hielden of hij een paspoort of ID-kaart bij zich had. Ik zag dat de verdachte [verdachte] , geboren op [geboortedatum] -1993 te [geboorteplaats] , betrof.
en in de zaak met parketnummer 18/830268-19:
De rechtbank acht de feiten 1, 2, 3, 4 en 5 wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring.
Nu verdachte de feiten 2, 3 en 5 duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
Ten aanzien van feit 2:
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 6 maart 2020;
een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 4 september 2019, opgenomen op pagina 30 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland behorend bij parketnummer 18/830268-19 van 10 december 2019, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 11] .
Ten aanzien van feit 3:
3. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 6 maart 2020;
4. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 14 januari 2020, opgenomen op de twee ongenummerde pagina's direct voorafgaand aan de inhoudsopgave van het dossier van Politie Noord-Nederland behorend bij parketnummer 18/830268-19 van 10 december 2019, inhoudend het relaas van de verbalisant;
5. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 11 september 2019, opgenomen op pagina 83 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland behorend bij parketnummer 18/830268-19 van 10 december 2019, inhoudend de verklaring van [getuige 1] ;
6. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 11 september 2019, opgenomen op pagina 85 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland behorend bij parketnummer 18/830268-19 van 10 december 2019, inhoudend de verklaring van [getuige 2] .
Ten aanzien van feit 5:
7. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 6 maart 2020;
8. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 26 september 2019, opgenomen op pagina 139 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland behorend bij parketnummer 18/830268-19 van 10 december 2019, inhoudend de verklaring van [getuige 3] .
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ten aanzien van feit 1
9. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 12 augustus 2019, opgenomen op pagina 3 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland behorend bij parketnummer 18/830268-19 van 10 december 2019, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 10] :
Ik doe aangifte van inbraak in de woning van mijn moeder [slachtoffer 9] , gepleegd in de [straatnaam] te Groningen tussen 29 juli 2019 en 5 augustus 2019. Ik constateerde dat er ingebroken was. Ik zag een steen in de woonkamer bij de achterdeur liggen. Ik zag dat het glazen bovenlicht boven de achterdeur eruit lag en dat er in de woonkamer veel glas lag. Ik heb mijn moeder op de hoogte gesteld van de inbraak. Met haar aan de telefoon heb ik daarna vluchtig de woning bekeken. Mijn moeder concludeerde al snel dat in elk geval de gouden sieraden weg waren.
10. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 14 januari 2020, opgenomen op de twee ongenummerde pagina's voorafgaand aan de inhoudsopgave van het dossier van Politie Noord-Nederland behorend bij parketnummer 18/830268-19 van 10 december 2019, inhoudend als relaas van verbalisant:
Ik heb telefonisch contact gehad met [slachtoffer 9] . Zij gaf aan dat de volgende goederen bij de inbraak zijn weggenomen: een notebook, een fotocamera, een goudkleurige schakelarmband, een goudkleurig bedelarmbandje, een goudkleurige broche, twee goudkleurige kettingen, drie paar oorhangers en een ring.
11. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van forensisch onderzoek woning ( [straatnaam] Groningen) van 8 augustus 2019, opgenomen op pagina 14 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland behorend bij parketnummer 18/830268-19 van 10 december 2019, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op 6 augustus 2019 heb ik naar aanleiding van een gekwalificeerde diefstal in/uit woning forensisch onderzoek verricht op de locatie [straatnaam] te Groningen. In de gootsteen zag ik twee drinkpakjes melk met rietjes liggen. De rietjes in de drinkpakjes werden door mij afzonderlijk bemonsterd ten behoeve van DNA-onderzoek.
SIN: AANA4199NL
Spooromschrijving: speeksel
Datum/tijd veiligstellen: 6 augustus 2019 om 12.25 uur
Plaats veiligstellen: Rietje van pakje melk in gootsteen.
SIN: AANA4200NL
Spooromschrijving: speeksel
Datum/tijd veiligstellen: 6 augustus 2019 om 12.20 uur
Plaats veiligstellen: op rietje in pakje melk in gootsteen.
12. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal identificatie n.a.v. DNA-sporen van 5 november 2019, opgenomen op pagina 6 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant:
Ik verklaar dat van de hierna als betrokkene genoemde persoon door het NFI een DNA profiel werd opgenomen in de landelijke databank. Uit het door het NFI ingesteld vergelijkend onderzoek bleek dat de hieronder genoemde sporen zijn geïdentificeerd op het DNA-profiel onder [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1993. Het betreft de volgende sporen: SIN AANA4199NL en AANA4200NL
Ten aanzien van feit 4
13. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 6 maart 2020:
De voorzitter houdt mij voor dat [naam 1] heeft verklaard dat hij tweemaal een door mij gestolen pinpas van mij heeft gekregen, waarmee hij vervolgens contactloos heeft betaald. De voorzitter houdt mij ook voor dat uit het dossier volgt dat [naam 1] op 16 september 2019 met de van [slachtoffer 14] gestolen pinpas bij de [bedrijf 3] heeft betaald. Het klopt dat ik [naam 1] een door mij gestolen pinpas heb gegeven.
14. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 16 september 2019, opgenomen op pagina 98 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland behorend bij parketnummer 18/830268-19 van 10 december 2019, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 13] :
Ik doe aangifte van inbraak in een studentenwoning aan de [straatnaam] te Groningen, gepleegd op 16 september 2019. Er waren goederen uit de koelkast en vriezer gehaald. Er lagen overal goederen in mijn kamer. Ik zag dat het kantelraam in mijn kamer openstond en verder naar binnen was gebogen. Via het dakterras kun je bij dit kantelraam komen. De volgende goederen zijn weggenomen: een laptop, een iPod, een horloge en een Nintendo DS.
Door deze inbraak is het kozijn van het kantelraam niet meer intact en zal vervangen
moeten worden. Bij mijn huisgenoot R. Zoetman zijn ook goederen weggenomen.
15. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor aangever van 19 september 2019, opgenomen op pagina 101 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland behorend bij parketnummer 18/830268-19 van 10 december 2019, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 13] :
Bij de inbraak van 16 september 2019 zijn ook de volgende goederen weggenomen: een scheerapparaat, parfum, een Sony PS4 controller en nog twee horloges.
16. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 4 oktober 2019, opgenomen op pagina 106 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland behorend bij parketnummer 18/830268-19 van 10 december 2019, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 14] :
Ik doe aangifte van inbraak in een studentenwoning aan de [straatnaam] te Groningen, gepleegd op 16 september 2019. De volgende goederen zijn weggenomen: een laptop, een telefoon, een pinpas en een controller van de Playstation 4. Bij de ABN-AMRO bank vertelde een medewerker mij dat er op 16 september 2019 (van 8.39 -9.08) vier keer contactloos was gepind bij de [bedrijf 3], gevestigd aan de Oosterhamriklaan 263 in Groningen.
17. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal forensisch onderzoek woning ( [straatnaam] Groningen) van 19 september 2019, opgenomen op pagina 116 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland behorend bij parketnummer 18/830268-19 van 10 december 2019, inhoudend als relaas van verbalisant:
Op 16 september 2019 kwam ik naar aanleiding van een gekwalificeerde diefstal voor een forensisch onderzoek aan op de locatie [straatnaam] Groningen. Op het aanrechtblad in de keuken van de woning zag ik enkele levensmiddelen staan. Van de meeste levensmiddelen gaf de aangever aan dat deze hier voorafgaand aan de inbraak ook hadden gestaan. Uitzondering hierop was onder andere een geopend blikje. De drinkopening en het lipje van het blikje werden door mij bemonsterd ten behoeve van DNA-onderzoek. De hierna omschreven sporen werden gewaarmerkt en op de daartoe geschikte wijze veiliggesteld. SIN: AANA4203NL
Spooromschrijving: speeksel
Plaats veiligstellen: op drinkrand en lipje van opengemaakt blikje.
18. Een deskundigenrapport afkomstig van het Nederlands Forensisch Instituut van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, zaaknummer 2019.10.08.236, van 30 oktober 2019, afzonderlijk opgenomen in het dossier, voor zover inhoudend als verklaring:
Aan de referentiekaart WAAG0804NL van de verdachte [verdachte] is DNA-onderzoek
verricht. Van het DNA in dit referentiemonster is een DNA-profiel verkregen.
Het DNA-profiel WAAG0804NL van de verdachte [verdachte] is op 14 oktober 2019
opgenomen in de Nederlandse DNA-databank voor strafzaken en wordt sindsdien vergeleken
met de daarin aanwezige DNA-profielen. Bij deze vergelijking zijn tot op heden vier matches gevonden. Deze matchende DNA-profielen zijn geregistreerd onder DNA-profielcluster 46772. Bovenstaande betekent dat onder meer het DNA in het sporenmateriaal met identiteitszegel AANA4203NL#0l uit DNAprofielcluster 46772 afkomstig kan zijn van de verdachte [verdachte] .
19. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van 10 december 2019, opgenomen op pagina 161 e.v. (na doornummering) van het dossier van Politie Noord-Nederland behorend bij parketnummer 18/830268-19 van 10 december 2019, inhoudend als verklaring van [naam 1] :
Mij wordt een politiefoto getoond van verdachte. Deze man ken ik. Ik noem hem [naam 2] . Mij wordt gevraagd naar een pinpas die is weggenomen bij een inbraak gepleegd op 16 september 2019 aan de [straatnaam] te Groningen. Ik verklaar dat ik met een pinpas die ik van " [naam 2] " heb gekregen heb gepind bij de [bedrijf 3] te Groningen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht in de zaak met parketnummer 18/820264-19 de feiten 1 primair, 2 primair, 3 subsidiair, 4, 5 subsidiair en 6 en in de zaak met parketnummer 18/830268-19 de feiten 1, 2, 3, 4 en 5 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
In de zaak met parketnummer 18/820264-19:
1. primair:
hij op 27 september 2019 te Groningen uit een woning aan [straatnaam] een laptop, merk Asus, kleur grijs, sieraden, onder meer een Guess ring en een Swarovski ketting, en een portemonnee, inhoudende een ABN AMRO-bankpas en een creditcard, toebehorende aan [slachtoffer 1] heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming;
2. primair:
hij op 17 september 2019 te Groningen gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in een studentenwoning gelegen aan [straatnaam] , alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende(n) bevond, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een ABN AMRO-bankpas, toebehorende aan [slachtoffer 2] ;
3. subsidiair:
hij op 12 september 2019 te Groningen een goed, te weten een bank/pinpas heeft verworven en voorhanden gehad, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
4.
hij op 12 september 2019 te Groningen in winkel van [bedrijf 1] aan de Dierenriemstraat
een geldbedrag, aan een ander dan aan verdachte, te weten aan [slachtoffer 6] , toebehorend, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte dat weg te nemen geldbedrag onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten een onrechtmatig verkregen en onbevoegd gebruikte bankpas met contactloos betalen;
5. subsidiair:
hij op of omstreeks 1 september 2019 te Groningen een goed, te weten een bankpas heeft verworven en voorhanden gehad, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
6.
hij op 1 september 2019 te Groningen in de “ [bedrijf 2] " geldbedragen, aan
een ander dan aan verdachte, te weten aan [slachtoffer 8] , toebehorend, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte die weg te nemen geldbedragen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten een onrechtmatig verkregen en onbevoegd gebruikte bankpas met contactloos betalen;
en in de zaak met parketnummer 18/830268-19:
1.
hij in de periode van 29 juli 2019 tot en met 5 augustus 2019 te Groningen uit een woning aan de [straatnaam] gouden sieraden, een notebook en een fotocamera, die geheel of ten dele aan een ander toebehoorden, te weten aan [slachtoffer 9] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
2.
hij in de periode van 2 tot en met 3 september 2019 te Groningen uit een bedrijfspand aan de [straatnaam]
- meerdere mobiele telefoons, meerdere laptops en een koptelefoon, die aan een ander toebehoorden, te weten aan het bedrijf [benadeelde partij 1] , en
- een betaal/pinpas, die aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 12] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming;
3.
hij in de periode van 6 tot en met 7 september 2019 te Groningen uit een kantoor/bedrijfspand aan [straatnaam]
- een geldbedrag uit de donatiepot, een heggenschaar, een labeler, een fles ranja, een zakje
noodles, en/of sleutels, die aan een ander toebehoorden, te weten aan [benadeelde partij 2] en
- een geldbedrag van ongeveer 500 euro, dat aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij 3] heeft weggenomen, met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming en die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en verbreking;
4.
hij op 16 september 2019 te Groningen uit een studentenwoning aan [straatnaam]
- een laptop, een iPod, meerdere horloges, een Nintendo DS, een scheerapparaat, parfum en een Sony PS4 controller die aan een ander toebehoorden, te weten aan [slachtoffer 13] , en
- een laptop, een telefoon, pinpas, en een controller PlayStation 4, die aan een ander toebehoorden, te weten aan [slachtoffer 14] heeft weggenomen, met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming;
5.
hij in de periode van 24 tot en met 25 september 2019 te Groningen uit een bedrijfspand aan de [straatnaam] , geld, dat aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming en dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
in de zaak met parketnummer 18/820264-19
primair: diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming;
primair: diefstal gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in een woning, door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt;
subsidiair: opzetheling;
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels;
subsidiair: opzetheling;
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels.
en in de zaak met parketnummer 18/830268-19
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming;
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming en waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en verbreking.
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming;
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming en waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte in de zaak met parketnummer 18/820264-19 voor de feiten 1 primair, 2 primair, 3 subsidiair, 4, 5 primair en 6 en in de zaak met parketnummer 18/830268-19 voor de feiten 1, 2, 3, 4 en 5 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden met aftrek van voorarrest. Zij heeft gevorderd dat bij de strafoplegging rekening wordt gehouden met het ad informandum gevoegde feit.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat aan verdachte een gevangenisstraf van kortere duur wordt opgelegd dan door de officier van justitie is gevorderd. Zij wijst er daarbij op dat verdachte als Dublin claimant naar Zweden zal worden uitgezet.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met het door verdachte erkende ad informandum gevoegde feit, dat hiermee is afgedaan.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich in een kort tijdsbestek schuldig gemaakt aan een groot aantal woninginbraken, waarbij hij voornamelijk elektronica, sieraden en bankpassen heeft buitgemaakt. In een aantal gevallen werden de bewoners bij het ontwaken met verdachte geconfronteerd, wat een angstige gewaarwording moet zijn geweest. Daarnaast heeft hij zich schuldig gemaakt aan opzetheling door contactloos te betalen met van diefstal afkomstige bankpassen. Verdachte heeft deze feiten gepleegd om in zijn levensonderhoud, maar met name ook om in zijn drugsgebruik te kunnen voorzien. Verdachte heeft in Nederland personalia opgegeven, maar het is alleszins waarschijnlijk dat die personalia onjuist zijn. Uit de systemen blijkt dat een man met verdachtes unieke kenmerken onder verschillende nationaliteiten en verschillende namen in de Europese systemen voorkomt. Het DNA van verdachte is in drie andere Europese landen via het strafrecht in de databank opgenomen. Door zich schuldig te maken aan deze strafbare feiten heeft verdachte niet alleen te kennen gegeven geen respect te hebben voor de eigendomsrechten van anderen, maar heeft hij ook de eigenaren van de goederen overlast en schade bezorgd en bijgedragen aan bij de in de samenleving levende gevoelens van onrust en onveiligheid. Daarbij heeft verdachtes handelen mogelijk tot gevolg dat vluchtelingen en migranten die op goede gronden bescherming zoeken van de Nederlandse staat dan wel een bijdrage wensen te leveren aan onze economie, ten onrechte in een kwaad daglicht worden gesteld.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte recent onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten, waarbij het in artikel 63 Sr bepaalde van toepassing is.
Voor enig vergelijk heeft de rechtbank gekeken naar de landelijke oriëntatiepunten straftoemeting. Als uitgangspunt voor een gekwalificeerde diefstal wordt een gevangenisstraf van 3 maanden gehanteerd; indien sprake is van recidive is het uitgangspunt 5 maanden gevangenisstraf. In het onderhavige geval is sprake van een veroordeling voor 9 gekwalificeerde diefstallen en tweemaal opzetheling.
De rechtbank is van oordeel dat de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur op zijn plaats is, gelet op de ernst en de hoeveelheid feiten. De rechtbank neemt hierbij ook in aanmerking dat verdachte niet of nauwelijks verantwoordelijkheid heeft genomen voor de door hem gepleegde strafbare feiten. Alles afwegende, acht de rechtbank de oplegging van de door de officier van justitie gevorderde straf passend en geboden. De rechtbank zal daarom overgaan tot de oplegging van een gevangenisstraf van 30 maanden.

Benadeelde partijen

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding:
1. [slachtoffer 1] , ten aanzien van parketnummer 18/820264-19, feit 1, tot een bedrag van
€ 1.018,00, bestaande uit een bedrag van € 418,00 ter zake van materiële schade en € 600,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
2. [slachtoffer 2] , ten aanzien van parketnummer 18/820264-19, feit 2, tot een bedrag van
€ 469,00 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
3. [slachtoffer 3] , ten aanzien van parketnummer 18/820264-19, feit 3, tot een bedrag van € 583,99 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
4. [slachtoffer 4] , ten aanzien van parketnummer 18/820264-19, feit 3, tot een bedrag van € 275,00 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan;
5. [slachtoffer 5] , ten aanzien van parketnummer 18/820264-19, feit 3, tot een bedrag van
€ 800,75 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
6. [slachtoffer 13] , ten aanzien van parketnummer 18/830268-19, feit 4, tot een bedrag van
€ 1.685,64 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
7. [slachtoffer 15] , ten aanzien van parketnummer 18/830268-19, ad informandum gevoegd feit, tot een bedrag van € 3.894,28, bestaande uit een bedrag van € 3.394,28 ter vergoeding van materiële schade en € 500,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 13] kunnen worden toegewezen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De benadeelde partij [slachtoffer 2] dient, vanwege de gedeeltelijke vrijspraak, in de door hem ingediende vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard. Vanwege de gevorderde vrijspraak voor het onder 3 primair ten laste gelegde dienen ook de benadeelde partijen [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] in hun vorderingen niet-ontvankelijk te worden verklaard. De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 15] komt met betrekking tot de gevorderde materiële schade voor vergoeding in aanmerking. Gelet op het type delict is er geen plaats voor de gevorderde immateriële schade. Zij dient in zoverre niet-ontvankelijk in haar vordering te worden verklaard.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet betwist. Ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] heeft zij bepleit dat zij in hun vorderingen niet-ontvankelijk moeten worden verklaard, aangezien voor dit feit vrijspraak dient te volgen. De benadeelde partij [slachtoffer 13] dient in zijn vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard, nu nieuwprijzen zijn opgevoerd en de verzekering bovendien de resterende waarde van de weggenomen goederen reeds heeft vergoed. Subsidiair heeft zij bepleit dat de vordering sterk dient te worden gematigd. De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 15] kan ten aanzien van de gevorderde materiële schade worden toegewezen. Voor immateriële schadevergoeding is geen plaats. Subsidiair stelt zij zich op het standpunt dat de vergoeding dient te worden gematigd, nu in dit geval geen sprake is van diefstal uit een woning, maar van een diefstal uit een camper.
Oordeel van de rechtbank
[slachtoffer 1] , ten aanzien van parketnummer 18/820264-19, feit 1
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het in de zaak met parketnummer 18/820264-19 onder feit 1 bewezen verklaarde. De vordering, waarvan de hoogte niet door of namens verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 27 september 2019.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
[slachtoffer 2] , ten aanzien van parketnummer 18/820264-19, feit 2
De rechtbank overweegt dat zij niet bewezen acht dat verdachte de laptop waarvoor de benadeelde partij een schadevergoeding heeft gevorderd, heeft weggenomen. De rechtbank zal de benadeelde partij daarom in de vordering niet-ontvankelijk verklaren.
[slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] ten aanzien van parketnummer 18/820264-19, feit 3
De rechtbank acht het feit niet bewezen waaruit de schade zou zijn ontstaan. De benadeelde partijen zullen daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in de door hen ingediende vorderingen.
[slachtoffer 13] , ten aanzien van parketnummer 18/830268-19, feit 4:
De benadeelde partij heeft vergoeding gevraagd voor het bedrag van de schade dat niet door de verzekering is vergoed. Ter terechtzitting heeft de benadeelde partij toegelicht dat de vordering met name ziet op de schade door het verlies van het Longines horloge van 2004 waarvoor hij slechts een bedrag van € 35,00 vergoed heeft gekregen.
De rechtbank overweegt dat voldoende aannemelijk is dat de benadeelde partij schade heeft geleden die het rechtstreeks gevolg is van het in de zaak met parketnummer 18/830268-19 onder feit 4 bewezen verklaarde. De rechtbank beschikt echter, in aanmerking genomen dat er al een vergoeding door de verzekering heeft plaatsgevonden, over onvoldoende informatie om de hoogte daarvan te kunnen beoordelen. Schorsing van het onderzoek om de benadeelde partij de hoogte van de schade alsnog te laten aantonen, zal leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding en daartoe zal dan ook niet worden overgegaan. De rechtbank zal de benadeelde partij daarom niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
[slachtoffer 15] , ten aanzien van parketnummer 18/830268-19, ad informandum gevoegd feit:
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde materiële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het door verdachte erkende en door de rechtbank bij de strafoplegging meegewogen ad informandum gevoegde feit. Dit gedeelte van de vordering, waarvan de hoogte niet door of namens verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 3 september 2019.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor wat betreft de immateriële schadevergoeding wegens aantasting van de persoon niet-ontvankelijk verklaren, nu de benadeelde partij onvoldoende concrete gegevens heeft aangevoerd waaruit volgt dat door het betreffende feit psychische schade is ontstaan. Ook al heeft de inbraak in de in de omgeving van de woning geparkeerde camper grote indruk gemaakt op de gezinsleden, iets waar de rechtbank niet aan twijfelt, dan nog kan de inbraak niet op één lijn worden gesteld met een inbraak in een woning.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte voor de gevorderde materiële schade vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 57, 63, 311 en 416 van het Wetboek van Strafrecht. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte in de zaak met parketnummer 18/820264-19 onder de feiten 3 primair en 5 primair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 18/820264-19 onder de feiten 1 primair, 2 primair, 3 subsidiair, 4, 5 subsidiair en 6 en in de zaak met parketnummer 18/830268-19 onder de feiten 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Ten aanzien van 18/820264-19, feit 1 primair:
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1]toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 1.018,00(zegge: duizend achttien euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 september 2019.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] te betalen een bedrag van € 1.018,00 (zegge: duizend achttien euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 september 2019, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door gijzeling voor de duur van 20 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de gijzeling de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit
€ 418,00 aan materiële schade en € 600,00 aan immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd dat indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Ten aanzien van parketnummer 18/820264-19, feit 2 primair:
Verklaart de benadeelde partij
[slachtoffer 2]niet-ontvankelijk in zijn vordering.
Bepaalt dat deze benadeelde partij de eigen kosten draagt.
Ten aanzien van parketnummer 18/820264-19, feit 3 primair:
Verklaart de benadeelde partijen
[slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5]niet-ontvankelijk in hun vorderingen.
Bepaalt dat deze benadeelde partijen de eigen kosten dragen.
Ten aanzien van parketnummer 18/830268-19, feit 4:
Verklaart de benadeelde partij
[slachtoffer 13]niet-ontvankelijk in de door hem ingediende vordering. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij de eigen kosten draagt.
Ten aanzien van parketnummer 18/830268-19, ad informandum gevoegd feit:
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 15]toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 3.394,28(zegge: drieduizend driehonderdvierennegentig euro en achtentwintig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 september 2019.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 15] te betalen een bedrag van
€ 3.394,28(zegge: drieduizend driehonderdvierennegentig euro en achtentwintig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 september 2019, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door gijzeling voor de duur van 43 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de gijzeling de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt daarbij dat indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 15] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd dat indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.M.L. Veen, voorzitter, mr. J.V. Nolta en mr. H.R. Bracht, rechters, bijgestaan door mr. A. Dijkstra, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 20 maart 2020.
Mr. Veen, mr. Nolta en mr. Dijkstra zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Dit dossier bevat afdrukken afkomstig uit het computersysteem van de politie die niet ondertekend zijn. De originele en ondertekende exemplaren bevinden zich eveneens in het dossier van de rechtbank, te weten in een grotendeels ongenummerd dossier van politie.