Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Coöperatieve Rabobank U.A., statutair gevestigd te Amsterdam,
Rechtbank Noord-Nederland
In deze zaak heeft de Coöperatieve Rabobank U.A. een vordering ingesteld tegen een gedaagde partij, die verstek heeft laten verlenen. De eisende partij vorderde betaling van € 7.071,98, vermeerderd met rente en kosten. De kantonrechter heeft op 14 januari 2020 een tussenvonnis gewezen, waarin werd vastgesteld dat de dagvaarding onvoldoende informatie bevatte en dat de eisende partij de vordering nader moest onderbouwen. De eisende partij heeft vervolgens een uitstel gevraagd en verkregen voor het indienen van de benodigde stukken, die op 25 februari 2020 zijn overgelegd.
De kantonrechter heeft in het tussenvonnis bepaald dat de eisende partij moest aantonen dat zij aan haar (pre)contractuele informatieverplichtingen had voldaan. De eisende partij heeft een landelijke informatieformulier ingevuld en producties overgelegd, maar kon de oorspronkelijke kredietovereenkomst niet overleggen. Wel heeft zij bewijs geleverd dat de gedaagde partij de overeenkomst digitaal heeft getekend. De gedaagde partij is in gebreke gebleven met het voldoen aan de kredietvoorwaarden, wat heeft geleid tot de vordering van de eisende partij.
De kantonrechter heeft overwogen dat het vervroegd opeisingsbeding in dit geval geldig was, ondanks de argumenten van de eisende partij dat het Esic-formulier niet meer beschikbaar was. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de eisende partij voldoende informatie heeft verschaft en dat de vordering niet onrechtmatig of ongegrond was. De kantonrechter heeft de gedaagde partij veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met rente en proceskosten, en heeft het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard.