ECLI:NL:RBNNE:2020:1225

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
17 maart 2020
Publicatiedatum
17 maart 2020
Zaaknummer
18/750079-18
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving en belaging met TBS-maatregel

Op 17 maart 2020 heeft de Rechtbank Noord-Nederland in Leeuwarden uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan belaging en wederrechtelijke vrijheidsberoving van zijn ex-vriendin. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee jaren, met aftrek van voorarrest, en heeft daarnaast de maatregel van terbeschikkingstelling (TBS) met voorwaarden opgelegd. De verdachte heeft gedurende een periode van ongeveer vier maanden zijn ex-vriendin op verschillende manieren lastiggevallen, waaronder het plaatsen van afluisterapparatuur in haar woning en het gebruik van GPS-trackers op haar auto. Op 3 oktober 2018 heeft hij, samen met een onbekende mededader, zijn ex-vriendin wederrechtelijk van haar vrijheid beroofd door haar te dwingen in een auto te stappen onder dreiging van geweld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is, gezien zijn persoonlijkheidsstoornis, en heeft de TBS-maatregel als noodzakelijk geacht voor de bescherming van de samenleving. De rechtbank heeft ook een gedragsbeïnvloedende maatregel opgelegd en de in beslag genomen goederen verbeurd verklaard. De benadeelde partij heeft een schadevergoeding toegewezen gekregen van €3.304,00, bestaande uit materiële en immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/750079-18
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 17 maart 2020 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte],

geboren op [geboortedatum] 1971 te [geboorteplaats],
wonende te [straatnaam], [woonplaats],
thans gedetineerd in de P.I. te Almelo.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 23 januari 2019, 20 maart 2019, 16 mei 2019, 9 juli 2019, 1 oktober 2019, 19 december 2019 en
3 maart 2020.
Ter terechtzitting van 3 maart 2020 is verdachte verschenen, bijgestaan door
mr. S.O. Roosjen, advocaat te Groningen. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. I. Kluiter.

Tenlastelegging

Aan verdachte is na nadere omschrijving van de tenlastelegging ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 3 oktober 2018 tot en met 4 oktober 2018 te of bij Garyp, (althans) in de gemeente Tytsjerksteradiel en/of te Leeuwarden, in de gemeente Leeuwarden, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer], in een voertuig en/of in de woning van die [slachtoffer], wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd en/of beroofd gehouden,
immers heeft/hebben/is verdachte en/of verdachtes mededader, met dat opzet
- op de Rijksweg N31, het voertuig van die [slachtoffer] ingehaald en/of (vervolgens) aan die [slachtoffer] een bordje getoond met daarop de (knipperende) tekst "stop politie" waarop die [slachtoffer] het voertuig is gaan volgen naar de dichtstbijzijnde carpoolplaats en haar voertuig daar tot stilstand heeft gebracht en/of waarna verdachtes mededader, gekleed in een hesje met de tekst 'politie', uit het door hen/hem bestuurde voertuig is gestapt en naar het voertuig van die [slachtoffer] is gelopen en die [slachtoffer] aangesproken, althans haar de woorden toegevoegd - zakelijk weergegeven- dat zij was aangehouden en mee moest naar het andere voertuig en/of
- die [slachtoffer] (met geweld) op de achterbank van het andere voertuig geduwd
waar verdachte zich al bevond en/of
- met dat voertuig en die [slachtoffer] enige tijd gaan (rond)rijden en/of
- aan die [slachtoffer] een vuurwapen, althans een op een (vuur)wapen gelijkend voorwerp getoond en/of
- door hem, verdachte (daarbij) aan die [slachtoffer] de woorden toegevoegd: 'jij hebt niets meer te willen" en/of "ik heb ook een klein wapen bij me" en/of -zakelijk weergegeven- dat, hij, verdachte, in contact is gekomen met zware criminelen en dat dat helemaal uit de hand is gelopen, dat er op het moment dat zij aan het rijden zijn, mensen aan het posten zijn bij vrienden en familie van die [slachtoffer] en/of als die [slachtoffer] niet meewerkt en/of naar de politie zal gaan, 1 telefoontje genoeg is om de mannen in actie te laten komen en/of dat de zoon van die [slachtoffer] boven aan de lijst staat en/of dat hij verdachte, bang is voor de mannen en/of de grip helemaal kwijt en/of aan zijn mededader de woorden toegevoegd: "schiet haar maar in de onderbenen", althans (telkens) woorden van soortgelijke (dreigende) aard en/of strekking en/of (vervolgens) is, hij, verdachte
- met die [slachtoffer], in het voertuig van die [slachtoffer], naar de woning van die [slachtoffer] gereden en/of met die [slachtoffer] de woning binnengegaan en/of enige uren in de woning van die [slachtoffer] en in haar directe nabijheid gebleven, althans waarbij die [slachtoffer] (telkens) (ongewenst) enige uren de aanwezigheid van hem, verdachte, moest dulden;
2.
hij in of omstreeks de periode van 30 mei 2018 tot en met 1 oktober 2018 te
Leeuwarden, in de gemeente Leeuwarden, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die
van [slachtoffer], met het oogmerk om die [slachtoffer], te dwingen iets te doen,
niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen (te weten het onderhouden van een relatie en/of contact met verdachte),
immers heeft verdachte met voormeld oogmerk (op verschillende data en/of tijdstippen) in genoemde periode (telkens) (onder meer)
- afluisterapparatuur in de woning van die [slachtoffer] geplaatst en/of
- een GPS-tracker in of onder het voertuig van die [slachtoffer] geplaatst en/of
- telefonisch contact met die [slachtoffer] gezocht en/of
- ( een) Whatsapp-bericht(en) naar die [slachtoffer] gestuurd en/of
- ( een) email-bericht(en) naar die [slachtoffer] gestuurd en/of
- ( een) brie(f)(ven) naar die [slachtoffer] gestuurd en/of
- zich in de nabijheid van de woning van die [slachtoffer] opgehouden
en/of/aldus (telkens) op enigerlei wijze zijn aanwezigheid en/of gedachtengangen ongewenst en/of hinderlijk en/of bedreigend aan die [slachtoffer] opgedrongen;

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder 1. en 2. ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ter terechtzitting aangegeven dat de onder 2. ten laste gelegde belaging door verdachte is erkend en bewezen verklaard kan worden.
Ten aanzien van de onder 1. ten laste gelegde wederrechtelijke vrijheidsberoving heeft de raadsman aangevoerd dat dit feit deels bewezen kan worden verklaard. Verdachte neemt verantwoording voor wat hij heeft gedaan. Dat er geweld zou zijn gebruikt bij het instappen van de auto en dat verdachte zou hebben gedreigd met een wapen en met criminele contacten, blijkt alleen uit de aangifte. Verdachte ontkent dit. De raadsman acht de aangifte op deze punten te zwaar aangezet en niet geloofwaardig.
Oordeel van de rechtbank
Feit 1.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 16 mei 2019 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik was daar op 3 oktober 2018 in een auto, samen met [medeverdachte]. [medeverdachte] was de bestuurder en verkleed als agent. Wij hebben aangeefster een stopteken gegeven. [medeverdachte] is uitgestapt en heeft tegen aangeefster gezegd dat ze was aangehouden en mee moest naar het politiebureau. Aangeefster ging achterin de auto zitten en wij hebben die avond met aangeefster in de auto rond gereden. Later in de woning van aangeefster heb ik tegen haar gezegd dat ik met verkeerde mensen in aanraking was gekomen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 5 oktober 2018, opgenomen op pagina 89 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer NN1R018100 d.d. 15 januari 2019, inhoudend als verklaring van [slachtoffer]:
Op 3 oktober 2018 omstreeks 23.00 uur, reed ik over de N31 richting Leeuwarden. Ik zag een auto voor mij rijden die een bordje toonde waarop stond: "stop politie" en ik ben achter de auto aangereden. Na de afslag Garijp reden we een carpoolplaats op. Ik zag dat er een man uit de auto stapte die was gekleed in een hesje waarop de tekst "politie" stond. De man zei dat ik was aangehouden en ik moest op de achterbank van zijn auto gaan zitten. Als ik op de achterbank plaats wil nemen, zie ik tot mijn schrik mijn ex [verdachte] op de achterbank zitten. Ik krijg vrijwel direct van de man een duw in mijn rug, waardoor ik op mijn rug op de achterbank val. [verdachte] houdt mij vast in de auto en ondanks dat ik om mij heen trap, weet de onbekende man mijn benen in de auto te stoppen en de deur te sluiten. Het lukt mij niet om de deur open te krijgen. De bestuurder is daarna gelijk gaan rijden. Ik hoorde [verdachte] op dwingende toon zeggen: jij hebt niets meer te willen". Ik zie dat de bestuurder een vuurwapen aan mij laat zien. Ik hoorde [verdachte] zeggen: "schiet haar maar in haar benen" en "ik heb ook een klein wapen bij mij". [verdachte] zei dat hij in contact is gekomen met zware criminelen en dat het helemaal uit de hand gelopen is. Dat er op het moment dat wij aan het rijden zijn, mensen aan het posten zijn bij vrienden en familie van mij en dat, als ik niet mee zou werken en naar de politie zou gaan, één telefoontje genoeg is om de mannen in actie te laten komen. Ook zei [verdachte] dat mijn zoon boven aan de lijst zou staan, dat hij bang is voor de mannen en de grip helemaal kwijt is. Voor mijn gevoel hebben we wel een half uur rond gereden. Terug bij de carpoolplaats is [verdachte] als bestuurder in mijn auto, met mij naar mijn woning in Leeuwarden gereden. Onderweg gaf [verdachte] aan dat als ik naar de politie zou gaan, er dan wel iemand omgebracht zou worden. In mijn woning liet [verdachte] mij niet alleen. Als ik naar de WC moest, ging hij in de hal staan. Ik wilde sigaretten halen en [verdachte] is met mij meegegaan. [verdachte] wilde voor een aantal maanden de relatie terug, hij wilde genoegdoening en daarna zou ik vrij zijn om te gaan en staan waar ik wilde. Ik zag op een gegeven moment SMS berichten in zijn telefoon staan. Deze berichten waren afkomstig van een [medeverdachte]. Gedurende ons gesprek had hij meerdere malen SMS contact met iemand. De volgende ochtend gaf [verdachte] weer aan dat hij mij niet vertrouwde en dat hij 's avonds met de hele groep bij mij thuis langs wilde komen, zodat ik de ernst van de hele situatie in zou zien. Ik heb hem duidelijk gemaakt dat ik echt naar mijn werk moest. Om 12:00 uur zijn we naar Drachten gereden en heb ik [verdachte] afgezet.
3. Een proces-verbaal van verhoor bij de rechter-commissaris d.d. 25 maart 2019, inhoudend als verklaring van aangeefster [slachtoffer]:
[verdachte] is met mij in mijn voertuig naar mijn woning gegaan en wij zijn samen naar binnen gegaan. Tijdens de rit werd ik enorm bedreigd door [verdachte]. [verdachte] was paniekerig en zei dat hij een wapen had. Ik durfde niet het risico te nemen om te vluchten. Ik had te maken met iemand die had gezegd dat mijn zoon zou worden omgebracht door één van de criminelen die [verdachte] had geregeld, als ik niet mee zou werken. Mijn plan was om die nacht door te zien komen. Ik had inmiddels alle reservesleutels in mijn tas gestopt en mijn diabetesspullen. Ik moest zien dat ik straks op een plek zou komen waar ik veilig was. [verdachte] was onder invloed. Hij had een wapen en hij had medicijnen genomen.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 december 2018, opgenomen op pagina 191 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 1]:
Uit onderzoek naar de veiliggestelde data van de mobiele telefoon, een Samsung SM-G800F, die in de woning van [verdachte] werd aangetroffen kan worden opgemaakt dat dit toestel op
4 oktober 2018 tussen 02:47 uur en 10:04 uur SMS contact is geweest met telefoonnummer [mobielnummer]. Uit de inhoud van de berichten kan worden opgemaakt dat de gebruiker van het telefoonnummer weet dat [verdachte] bij aangeefster [slachtoffer] is en dat deze onbekende persoon de auto teruggebracht heeft.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen (met fotobijlage) d.d. 17 oktober 2018, opgenomen op pagina 164 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 2]:
Aangeefster [slachtoffer] heeft bij haar woning een camera hangen, waarvan de beelden bewaard blijven. De beelden zijn door mij verbalisant uitgekeken. Op de beelden is het volgende te zien:
- 4 oktober 2018, 12:38 AM (betreft 00:38 uur)
Een man en een vrouw komen aanlopen. De man stapt de woning binnen en de vrouw volgt hem.
- 4 oktober 2018, 6:05 AM
Deur gaat open en man komt als eerste naar buiten. De man loopt de steeg in en blijft halverwege staan wachten. De vrouw komt naar buiten en loopt vervolgens achter de man aan.
- 4 oktober 2018, 6:20 AM
De man en de vrouw komen teruglopen. De vrouw lijkt een pakje sigaretten in haar linkerhand te hebben. De man en de vrouw gaan naar binnen. De deur wordt vervolgens op slot gedaan.
- 4 oktober 2018, 11:57 AM
Een man komt naar buiten en loopt de steeg in. Er komt een vrouw de woning uit. De vrouw loopt achter de man aan. De man stapt in bij het bijrijdersportier en de vrouw neemt plaats aan de bestuurderskant.
Ten aanzien van feit 1. (wederrechtelijke vrijheidsberoving) overweegt de rechtbank als volgt. De rechtbank ziet geen reden om te twijfelen aan de verklaring van aangeefster [slachtoffer], nu deze verklaring vrijwel geheel overeen komt met de verklaring die zij bij de rechter-commissaris heeft afgelegd, ook met betrekking tot het met geweld in de auto duwen. De verklaring van aangeefster wordt grotendeels bevestigd door de verklaring die verdachte ter terechtzitting van 16 mei 2019 heeft afgelegd. Bovendien wordt de verklaring van aangeefster ondersteund door het proces-verbaal van bevindingen van de beschrijving van de camerabeelden bij haar woning en de bevindingen die uit het onderzoek van de telefoon van verdachte naar voren zijn gekomen. Verdachte is meerdere keren door de politie gehoord en heeft steeds wisselend verklaard. De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte verantwoording neemt voor wat hij heeft gedaan. Verdachte heeft echter pas op de zitting van 16 mei 2019 een (deels) bekennende verklaring afgelegd. Aangeefster is daarentegen steeds consistent in haar verklaring geweest. De rechtbank acht de verklaring van aangeefster dan ook betrouwbaar en zal van deze verklaring uitgaan, ook met betrekking tot het met geweld in de auto duwen, het tonen van een vuurwapen of daarop gelijkend voorwerp, en de bedreiging van haar zoon en naaste familie en vrienden met de dood en met geweld.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte aangeefster wederrechtelijk van haar vrijheid heeft beroofd en beroofd heeft gehouden.
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij het tenlastegelegde het volgende af. Verdachte reed op 3 oktober 2018 in een door verdachte gehuurde auto over de Rijksweg N31 samen met een persoon die volgens verdachte [medeverdachte] heet, en die verder onbekend is gebleven. Deze ‘[medeverdachte]’ was de bestuurder van de auto. Verdachte en de onbekend gebleven bestuurder hebben de auto van aangeefster ingehaald en haar een bordje getoond met daarop de tekst "stop politie", waarop aangeefster het voertuig is gaan volgen en op de carpoolplaats bij Garijp haar voertuig tot stilstand heeft gebracht. De bestuurder is, gekleed in een hesje met het opschrift "politie" uitgestapt; hij heeft tegen aangeefster gezegd dat ze was aangehouden en mee moest naar het politiebureau. Op het moment dat aangeefster in wilde stappen, zag zij verdachte. Zij is toen met geweld door de bestuurder in de auto geduwd, waardoor zij op de achterbank viel. Verdachte heeft haar vastgepakt, waarna bestuurder ‘[medeverdachte]’ de benen van aangeefster in de auto heeft geduwd en het portier heeft dichtgedaan. Vervolgens is de bestuurder weer achter het stuur van de auto gaan zitten en zijn zij met aangeefster rond gaan rijden. Onder het rijden heeft de bestuurder een vuurwapen of een daarop gelijkend voorwerp getoond, en heeft verdachte bedreigingen geuit. Volgens aangeefster zag zij in haar woning berichten in de telefoon van verdachte die van ene [medeverdachte] afkomstig waren.
Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de onbekend gebleven mededader, die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Feit 2.
De rechtbank acht feit 2. wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 16 mei 2019;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte (met bijlagen) d.d. 27 september 2018, opgenomen op pagina 20 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer NN1R018100 d.d. 15 januari 2019, inhoudend de verklaring van [slachtoffer].

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1. en 2. ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 3 oktober 2018 tot en met 4 oktober 2018 bij Garyp en te Leeuwarden tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk [slachtoffer] in een voertuig en in de woning van die [slachtoffer], wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden,
immers hebben verdachte en verdachtes mededader, met dat opzet
- op de Rijksweg N31, het voertuig van die [slachtoffer] ingehaald en vervolgens aan die
[slachtoffer] een bordje getoond met daarop de tekst "stop politie" waarop die [slachtoffer] het voertuig is gaan volgen naar de dichtstbijzijnde carpoolplaats en haar voertuig daar tot stilstand heeft gebracht en waarna verdachtes mededader, gekleed in een hesje met de tekst 'politie', uit het door hem bestuurde voertuig is gestapt en naar het voertuig van die [slachtoffer] is gelopen en die [slachtoffer] aangesproken, -zakelijk weergegeven- dat zij was aangehouden en mee moest naar het andere voertuig en
- die [slachtoffer] met geweld op de achterbank van het andere voertuig geduwd waar verdachte zich al bevond en
- met dat voertuig en die [slachtoffer] enige tijd gaan rondrijden en
- aan die [slachtoffer] een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp getoond en
- door hem, verdachte daarbij aan die [slachtoffer] de woorden toegevoegd: 'jij hebt niets meer te willen" en "ik heb ook een klein wapen bij me" en -zakelijk weergegeven- dat, hij, verdachte, in contact is gekomen met zware criminelen en dat dat helemaal uit de hand is gelopen, dat er op het moment dat zij aan het rijden zijn, mensen aan het posten zijn bij vrienden en familie van die [slachtoffer] en als die [slachtoffer] niet meewerkt en naar de politie zal gaan, 1 telefoontje genoeg is om de mannen in actie te laten komen en dat de zoon van die [slachtoffer] boven aan de lijst staat en dat hij verdachte, bang is voor de mannen en de grip helemaal kwijt en aan zijn mededader de woorden toegevoegd: "schiet haar maar in de onderbenen", althans telkens woorden van soortgelijke dreigende aard en strekking en vervolgens is, hij, verdachte
- met die [slachtoffer], in het voertuig van die [slachtoffer], naar de woning van die [slachtoffer] gereden en met die [slachtoffer] de woning binnengegaan en enige uren in de woning van die [slachtoffer] en in haar directe nabijheid gebleven, waarbij die [slachtoffer] telkens ongewenst enige uren de aanwezigheid van hem, verdachte, moest dulden;
2.
hij in of omstreeks de periode van 30 mei 2018 tot en met 1 oktober 2018 te
Leeuwarden, in de gemeente Leeuwarden, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die
van [slachtoffer], met het oogmerk om die [slachtoffer], te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en vrees aan te jagen, te weten het onderhouden van een relatie en contact met verdachte, immers heeft verdachte met voormeld oogmerk op verschillende data en tijdstippen in genoemde periode telkens onder meer
- afluisterapparatuur in de woning van die [slachtoffer] geplaatst en
- een GPS-tracker in of onder het voertuig van die [slachtoffer] geplaatst en
- telefonisch contact met die [slachtoffer] gezocht en
- WhatsApp-berichten naar die [slachtoffer] gestuurd en
- email-berichten naar die [slachtoffer] gestuurd en
- brieven naar die [slachtoffer] gestuurd en
- zich in de nabijheid van de woning van die [slachtoffer] opgehouden
en aldus telkens op enigerlei wijze zijn aanwezigheid en gedachtengangen ongewenst en hinderlijk en bedreigend aan die [slachtoffer] opgedrongen.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. medeplegen van opzettelijk iemand van de vrijheid beroven en beroofd houden;
2. belaging.

Strafbaarheid van verdachte

De officier van justitie en de raadsman hebben zich beiden op het standpunt gesteld dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de strafbaarheid van verdachte heeft de rechtbank gelet op de psychiatrische rapportage d.d. 14 maart 2019, opgemaakt door psychiater C.J.F. Kemperman, en het PBC-rapport d.d. 10 december 2019. De conclusie van deze rapportages luidt dat bij verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van een persoonlijkheidsstoornis met primair vermijdende en afhankelijke trekken en daarnaast met narcistische en antisociale trekken. Deze persoonlijkheidsstoornis speelde ook ten tijde van de ten laste gelegde feiten, en de deskundigen concluderen dat de gedragingen van verdachte ten tijde van deze feiten door zijn stoornis werden beïnvloed. Dit leidt tot het advies om die feiten in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen.
De rechtbank neemt bovenstaande conclusies over, en acht verdachte verminderd toerekeningsvatbaar. Verdachte is daarmee strafbaar, nu er geen feiten en omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van twee jaren wordt opgelegd. Daarnaast heeft de officier van justitie primair gevorderd dat aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling (hierna: TBS) met dwangverpleging zal worden opgelegd. Subsidiair heeft de officier van justitie gevorderd dat naast de gevangenisstraf aan verdachte de maatregel van TBS met voorwaarden zal worden opgelegd. De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar wordt verklaard. Daarnaast heeft zij oplegging gevorderd van een gedragsbeïnvloedende of vrijheidsbeperkende maatregel (hierna: GVM-maatregel) op grond van artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf met een lange proeftijd en bijzondere voorwaarden, zoals in eerste instantie is geadviseerd door psychiater Kemperman. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de lange voorlopige hechtenis veel impact op verdachte heeft gehad en een voorwaardelijke gevangenisstraf voldoende is om het recidivegevaar te beperken. De raadsman is van mening dat de onderbouwing van de risicotaxatie in het PBC-rapport onvoldoende is en verzoekt de rechtbank, indien de rechtbank het advies van de deskundigen van het PBC volgt, de behandeling aan te houden voor nader onderzoek van de risicotaxatie.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf en maatregelen heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter zitting en de over hem opgemaakte rapportages, de justitiële documentatie, de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich gedurende een periode van ongeveer vier maanden schuldig gemaakt aan belaging van zijn ex-vriendin. Hij heeft op verschillende manieren contact met haar gezocht, zich in de nabijheid van haar woning opgehouden, afluisterapparatuur in haar woning geplaatst en gps-trackers in of onder haar auto geplaatst. Daarnaast heeft verdachte zich in de periode van 3 tot en met 4 oktober 2018, met behulp van een onbekend gebleven mededader, schuldig gemaakt aan wederrechtelijke vrijheidsberoving door aangeefster met geweld te dwingen mee te rijden in een auto waarin verdachte zat. Verdachte en zijn mededader zijn 's avonds laat voor de auto van aangeefster gaan rijden en hebben haar een bord met de tekst "stop politie" getoond. Aangeefster is hierop gestopt op een carpoolplaats. Vervolgens heeft de mededader, gekleed in een politie-hesje, gezegd dat aangeefster was aangehouden en in de auto moest stappen. Nadat zij met geweld was gedwongen in te stappen, zijn verdachte en zijn mededader met haar rond gaan rijden. Onderweg is haar een vuurwapen getoond, of een daarop gelijkend voorwerp, en is zij bedreigd met geweld tegen haar dierbaren, als zij zou tegenwerken of naar de politie zou gaan. Vervolgens is verdachte met aangeefster naar haar woning gereden, en daar met haar naar binnen gegaan. Aangeefster werd in de woning steeds door verdachte in de gaten gehouden. Pas in de loop van de volgende ochtend is er een einde aan deze vrijheidsberoving gekomen.
Verdachte heeft hierdoor veel angst veroorzaakt bij aangeefster en op grove wijze inbreuk gemaakt op haar persoonlijke integriteit. Dat dit voorval nog altijd ingrijpende gevolgen voor aangeefster heeft, blijkt ook uit haar schriftelijke slachtofferverklaring. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
Hiervoor heeft de rechtbank al de resultaten van het PBC-onderzoek weergegeven met betrekking tot de toerekeningsvatbaarheid. Ten aanzien van op te leggen straf of maatregel merken de onderzoekers in het PBC-rapport het volgende op. Gelet op de voorgeschiedenis van stalking en de persoonlijkheidsdynamiek wordt het risico op recidive van stalking hoog ingeschat. Geadviseerd wordt een intensieve behandeling van de persoonlijkheids-problematiek, met aandacht voor de verslavingsproblematiek en hypochondrie. Een dergelijke behandeling kan het beste gewaarborgd worden in het kader van TBS met voorwaarden. Hierbij wordt verdachte beter gesterkt in en gemotiveerd door zijn behoefte aan autonomie, meer dan bij TBS met dwangverpleging. Een behandeling als voorwaarde bij een voorwaardelijke gevangenisstraf achten de onderzoekers niet zinvol, omdat verdachte bij eventuele overtreding van de voorwaarden in detentie niet de behandeling zou ontvangen die onderzoekers noodzakelijk achten.
De rechtbank heeft tevens acht geslagen op het reclasseringsadvies van VNN d.d. 24 februari 2020, dat ter zitting nader is toegelicht. De reclassering heeft in haar advies twijfels uitgesproken over de haalbaarheid van TBS met voorwaarden en over de motivatie van verdachte. Nu verdachte niet eerder verplicht is behandeld en enige behandelbereidheid toont, wil de reclassering hem het voordeel van de twijfel geven en heeft zij geadviseerd TBS met voorwaarden op te leggen. Daarbij zijn de volgende voorwaarden geadviseerd: opname in een zorginstelling met aansluitend ambulante behandeling door VNN, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, een middelenverbod met middelencontroles, een contactverbod met het slachtoffer, een locatieverbod voor de stad Leeuwarden met elektronische controle, het volgen van een opleiding en een verbod op het gebruik van social media. De reclassering heeft geadviseerd de dadelijke uitvoerbaarheid van de TBS met voorwaarden te gelasten. Tot slot heeft de reclassering geadviseerd in aanvulling op de TBS maatregel een GVM-maatregel op te leggen.
Gevangenisstraf
De rechtbank is op grond van de ernst van de feiten, in samenhang met de hiervoor weergegeven overwegingen, van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee jaren, overeenkomstig de eis van de officier van justitie, passend is en oplegging daarvan geboden. De tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, zal hiervan worden afgetrokken.
TBS met voorwaarden
De rechtbank neemt de conclusies uit het PBC-rapport over ten aanzien van de gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, te weten een persoonlijkheidsstoornis met vermijdende, afhankelijke, narcistische en antisociale trekken. De rechtbank volgt dat rapport ook ten aanzien van de behandelnoodzaak en het recidiverisico. In het rapport is inzichtelijk onderbouwd hoe deze conclusies tot stand zijn gekomen. Deze conclusies berusten op een langdurig, uitgebreid en wetenschappelijk verantwoord onderzoek. De rechtbank acht de risicotaxatie van het PBC-rapport dan ook voldoende onderbouwd en ziet geen noodzaak de behandeling aan te houden voor contra-expertise, zoals de raadsman heeft verzocht. De door de raadsman overgelegde stukken van de inrichtingspsycholoog van de PI Zwolle en een psycholoog van Transfore bieden daartoe onvoldoende aanknopingspunten. Gelet op het advies van de deskundigen van het PBC ziet de rechtbank zich voor de vraag gesteld of oplegging van de maatregel TBS met voorwaarden in deze zaak passend en geboden is.
De rechtbank is van oordeel dat de terbeschikkingstelling van verdachte dient te worden gelast en dat voorwaarden betreffende zijn gedrag dienen te worden gesteld, nu bij verdachte tijdens het begaan van de feiten een gebrekkige ontwikkeling in de vorm van een persoonlijkheidsstoornis bestond, nu feit 1. een misdrijf is waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld, en nu de bescherming van de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van deze maatregel eist. De voorwaarden zijn ook ter zitting met verdachte besproken en verdachte heeft verklaard zich hieraan te willen houden.
De rechtbank overweegt ten aanzien van haar beslissing om te kiezen voor een TBS met voorwaarden nog het volgende. Uit het PBC-rapport blijkt dat de deskundigen een TBS met voorwaarden zien als het kader waarin een behandeling van verdachte het beste gewaarborgd wordt.
De rechtbank stelt vast dat de bewezenverklaarde feiten misdrijven zijn die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meerdere personen, zodat, met het oog op artikel 38e van het Wetboek van Strafrecht, de totale duur van de terbeschikkingstelling niet beperkt is tot de duur van vier jaren.
Dadelijke uitvoerbaarheid
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, zal de rechtbank bevelen dat hierna te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.
Gedragsbeïnvloedende of vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38z Sr
De rechtbank leidt uit de stukken omtrent de persoon van verdachte af dat de kans op herhaling van het plegen van soortgelijke feiten aanzienlijk is. Bij verdachte is sprake van complexe persoonlijkheidsproblematiek op grond waarvan langdurig toezicht is vereist om het recidiverisico in te kunnen dammen. Mede gelet op de inschatting van de deskundigen en de reclassering, is de rechtbank van oordeel dat het creëren van een mogelijkheid om verdachte, ook na beëindiging van de TBS met voorwaarden, langdurig onder toezicht te stellen noodzakelijk is om het recidiverisico in de toekomst terug te dringen, dan wel op een aanvaardbaar niveau te houden. De rechtbank constateert verder dat aan de wettelijke voorwaarden voor oplegging van een GVM-maatregel is voldaan. De rechtbank zal daarom tot slot, in navolging van het advies van de reclassering, aan verdachte tevens een GVM-maatregel als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht op leggen. Naar het oordeel van de rechtbank is deze maatregel in het belang van de bescherming van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen. De rechtbank merkt op dat de GVM-maatregel pas kan worden tenuitvoergelegd na een daartoe strekkende vordering van het openbaar ministerie bij beëindiging van de TBS en een daaropvolgende beslissing van de rechtbank.

Beslag

De rechtbank acht de in beslag genomen computer en de drie mobiele telefoons, zoals vermeld op de beslaglijst, vatbaar voor verbeurdverklaring nu het bewezenverklaarde met deze goederen is begaan en deze toebehoren aan verdachte.

Benadeelde partij

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 2.054,00 ter vergoeding van materiële schade en een bedrag van € 1.250,00 ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat de vordering van de benadeelde partij geheel voor toewijzing vatbaar is, vermeerderd met wettelijke rente en onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat de materiële schade toewijsbaar is, met uitzondering van het opgevoerde eigen risico. De immateriële schade is niet betwist.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde schade heeft geleden als rechtstreeks gevolg van feiten 1. en 2. De vordering, waarvan de hoogte niet of onvoldoende door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 30 mei 2018.
Nu de aansprakelijkheid van verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat verdachte de schade zal vergoeden.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 33, 33a, 36f, 37a, 38, 38a, 38z, 47, 57, 63, 282, 285b,van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak gelden.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1. en 2. ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

Een gevangenisstraf voor de duur van twee jaren.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Gelast dat verdachte ter beschikking zal worden gesteld en stelt daarbij de volgende voorwaarden:
1. de veroordeelde maakt zich gedurende de maatregel niet schuldig aan een strafbaar feit;
2. de veroordeelde begeeft zich niet zonder toestemming buiten de Europese landsgrenzen van Nederland. De veroordeelde overlegt hierover vooraf met de reclassering, het openbaar ministerie beslist;
3. de veroordeelde werkt mee aan reclasseringstoezicht. Deze medewerking houdt onder andere in dat:
- de veroordeelde zich meldt op afspraken bij de reclassering, zo vaak de reclassering dat nodig acht;
- de veroordeelde meewerkt aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of het ter inzage aanbieden van een geldig identiteitsbewijs (als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht) ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit;
- de veroordeelde de reclassering een actuele foto aanbiedt waarop zijn gezicht herkenbaar is ten behoeve van eventuele opsporing;
- de veroordeelde meewerkt aan huisbezoeken;
- de veroordeelde de reclassering inzicht geeft in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners;
- de veroordeelde zich niet vestigt op een ander adres zonder toestemming van de reclassering;
- de veroordeelde meewerkt aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met de veroordeelde;
4. de veroordeelde werkt mee aan een time-out in een Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) of andere instelling, als de reclassering dat nodig vindt. Deze time-out duurt maximaal 7 weken, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal 7 weken, tot maximaal 14 weken per jaar;
5. de veroordeelde laat zich na afloop van zijn detentie opnemen in de FPK of een soortgelijke instelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname duurt zolang de reclassering dat nodig acht. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen, in overleg met zijn arts, kan onderdeel zijn van de behandeling. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt veroordeelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
6. de veroordeelde laat zich behandelen door Verslavingszorg Noord Nederland, ambulante forensische psychiatrie of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start op het moment dat de reclassering daar een aanwijzing voor geeft en duurt zolang de reclassering dat nodig acht. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
7. de veroordeelde verblijft, na de klinische behandeling, in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start zodra de reclassering daartoe de aanwijzing geeft en duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
8. de veroordeelde gebruikt geen drugs en werkt mee aan controle op dit verbod. De reclassering bepaalt hoe en hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd;
9. de veroordeelde gebruikt geen alcohol en werkt mee aan controle op dit verbod. De reclassering bepaalt hoe en hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd.
10. de veroordeelde heeft of zoekt op geen enkele wijze -direct of indirect- contact met mevrouw [slachtoffer], geboren op [geboortedatum] 1975, zolang het openbaar ministerie dit verbod nodig vindt. De politie ziet toe op handhaving van dit contactverbod;
11. de veroordeelde bevindt zich niet in de plaats Leeuwarden, zolang het openbaar ministerie dit verbod nodig vindt. De veroordeelde werkt mee aan elektronische controle op dit locatieverbod, ook tijdens de onbegeleide verloven.
12. de veroordeelde volgt een nader door de reclassering aan te wijzen opleiding, zolang de reclassering dat nodig acht;
14. de veroordeelde werkt mee aan verbod en controle op gebruik van sociale media en gegevensdragers:
- het is de veroordeelde verboden om zonder toestemming van de reclassering van VNN data (zoals bestanden, documenten, apps, programma's, zoekhistorie en/of contacten) te wissen;
- de veroordeelde geeft de reclassering van VNN alle wachtwoorden, emailadressen en/of inloggegevens waarmee hij inlogt op hardware, software, firmware, systemen, apps, programma’s, gegevensdragers, cloudsystemen en dergelijke. Het niet willen of kunnen verstrekken van zulke gegevens is een overtreding van deze voorwaarde;
- het is de veroordeelde verboden om zonder toestemming van de reclassering van VNN gebruik te maken van social media zoals WhatsApp, Facebook, Instagram en mail.
Draagt de reclassering op de veroordeelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Beveelt dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is.
Legt veroordeelde tevens op de maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking (artikel 38z Sr).
Verklaart verbeurdde in beslag genomen computer Packard Bell Easy Note en de mobiele telefoons van het merk Samsung Sm-G800f, LG lg-E610 en Motorola.
Ten aanzien van feit 1. en 2.:
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer]toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van €
3.304,00(zegge: drieduizend driehonderdvier euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 mei 2018.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] te betalen een bedrag van € 3.304,00 (zegge: drieduizend driehonderdvier euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 mei 2018, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door gijzeling voor de duur van 43 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de gijzeling de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit
€ 2.054,00 aan materiële schade en € 1.250,00 aan immateriële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Brinksma, voorzitter, mr. K. Post en mr. M.B. de Wit, rechters, bijgestaan door C. Vellinga-Terpstra, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 17 maart 2020.
Mr. De Wit en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.