Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder 1. en 2. ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ter terechtzitting aangegeven dat de onder 2. ten laste gelegde belaging door verdachte is erkend en bewezen verklaard kan worden.
Ten aanzien van de onder 1. ten laste gelegde wederrechtelijke vrijheidsberoving heeft de raadsman aangevoerd dat dit feit deels bewezen kan worden verklaard. Verdachte neemt verantwoording voor wat hij heeft gedaan. Dat er geweld zou zijn gebruikt bij het instappen van de auto en dat verdachte zou hebben gedreigd met een wapen en met criminele contacten, blijkt alleen uit de aangifte. Verdachte ontkent dit. De raadsman acht de aangifte op deze punten te zwaar aangezet en niet geloofwaardig.
Oordeel van de rechtbank
Feit 1.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 16 mei 2019 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik was daar op 3 oktober 2018 in een auto, samen met [medeverdachte]. [medeverdachte] was de bestuurder en verkleed als agent. Wij hebben aangeefster een stopteken gegeven. [medeverdachte] is uitgestapt en heeft tegen aangeefster gezegd dat ze was aangehouden en mee moest naar het politiebureau. Aangeefster ging achterin de auto zitten en wij hebben die avond met aangeefster in de auto rond gereden. Later in de woning van aangeefster heb ik tegen haar gezegd dat ik met verkeerde mensen in aanraking was gekomen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 5 oktober 2018, opgenomen op pagina 89 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer NN1R018100 d.d. 15 januari 2019, inhoudend als verklaring van [slachtoffer]:
Op 3 oktober 2018 omstreeks 23.00 uur, reed ik over de N31 richting Leeuwarden. Ik zag een auto voor mij rijden die een bordje toonde waarop stond: "stop politie" en ik ben achter de auto aangereden. Na de afslag Garijp reden we een carpoolplaats op. Ik zag dat er een man uit de auto stapte die was gekleed in een hesje waarop de tekst "politie" stond. De man zei dat ik was aangehouden en ik moest op de achterbank van zijn auto gaan zitten. Als ik op de achterbank plaats wil nemen, zie ik tot mijn schrik mijn ex [verdachte] op de achterbank zitten. Ik krijg vrijwel direct van de man een duw in mijn rug, waardoor ik op mijn rug op de achterbank val. [verdachte] houdt mij vast in de auto en ondanks dat ik om mij heen trap, weet de onbekende man mijn benen in de auto te stoppen en de deur te sluiten. Het lukt mij niet om de deur open te krijgen. De bestuurder is daarna gelijk gaan rijden. Ik hoorde [verdachte] op dwingende toon zeggen: jij hebt niets meer te willen". Ik zie dat de bestuurder een vuurwapen aan mij laat zien. Ik hoorde [verdachte] zeggen: "schiet haar maar in haar benen" en "ik heb ook een klein wapen bij mij". [verdachte] zei dat hij in contact is gekomen met zware criminelen en dat het helemaal uit de hand gelopen is. Dat er op het moment dat wij aan het rijden zijn, mensen aan het posten zijn bij vrienden en familie van mij en dat, als ik niet mee zou werken en naar de politie zou gaan, één telefoontje genoeg is om de mannen in actie te laten komen. Ook zei [verdachte] dat mijn zoon boven aan de lijst zou staan, dat hij bang is voor de mannen en de grip helemaal kwijt is. Voor mijn gevoel hebben we wel een half uur rond gereden. Terug bij de carpoolplaats is [verdachte] als bestuurder in mijn auto, met mij naar mijn woning in Leeuwarden gereden. Onderweg gaf [verdachte] aan dat als ik naar de politie zou gaan, er dan wel iemand omgebracht zou worden. In mijn woning liet [verdachte] mij niet alleen. Als ik naar de WC moest, ging hij in de hal staan. Ik wilde sigaretten halen en [verdachte] is met mij meegegaan. [verdachte] wilde voor een aantal maanden de relatie terug, hij wilde genoegdoening en daarna zou ik vrij zijn om te gaan en staan waar ik wilde. Ik zag op een gegeven moment SMS berichten in zijn telefoon staan. Deze berichten waren afkomstig van een [medeverdachte]. Gedurende ons gesprek had hij meerdere malen SMS contact met iemand. De volgende ochtend gaf [verdachte] weer aan dat hij mij niet vertrouwde en dat hij 's avonds met de hele groep bij mij thuis langs wilde komen, zodat ik de ernst van de hele situatie in zou zien. Ik heb hem duidelijk gemaakt dat ik echt naar mijn werk moest. Om 12:00 uur zijn we naar Drachten gereden en heb ik [verdachte] afgezet.
3. Een proces-verbaal van verhoor bij de rechter-commissaris d.d. 25 maart 2019, inhoudend als verklaring van aangeefster [slachtoffer]:
[verdachte] is met mij in mijn voertuig naar mijn woning gegaan en wij zijn samen naar binnen gegaan. Tijdens de rit werd ik enorm bedreigd door [verdachte]. [verdachte] was paniekerig en zei dat hij een wapen had. Ik durfde niet het risico te nemen om te vluchten. Ik had te maken met iemand die had gezegd dat mijn zoon zou worden omgebracht door één van de criminelen die [verdachte] had geregeld, als ik niet mee zou werken. Mijn plan was om die nacht door te zien komen. Ik had inmiddels alle reservesleutels in mijn tas gestopt en mijn diabetesspullen. Ik moest zien dat ik straks op een plek zou komen waar ik veilig was. [verdachte] was onder invloed. Hij had een wapen en hij had medicijnen genomen.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 december 2018, opgenomen op pagina 191 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 1]:
Uit onderzoek naar de veiliggestelde data van de mobiele telefoon, een Samsung SM-G800F, die in de woning van [verdachte] werd aangetroffen kan worden opgemaakt dat dit toestel op
4 oktober 2018 tussen 02:47 uur en 10:04 uur SMS contact is geweest met telefoonnummer [mobielnummer]. Uit de inhoud van de berichten kan worden opgemaakt dat de gebruiker van het telefoonnummer weet dat [verdachte] bij aangeefster [slachtoffer] is en dat deze onbekende persoon de auto teruggebracht heeft.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen (met fotobijlage) d.d. 17 oktober 2018, opgenomen op pagina 164 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant 2]:
Aangeefster [slachtoffer] heeft bij haar woning een camera hangen, waarvan de beelden bewaard blijven. De beelden zijn door mij verbalisant uitgekeken. Op de beelden is het volgende te zien:
- 4 oktober 2018, 12:38 AM (betreft 00:38 uur)
Een man en een vrouw komen aanlopen. De man stapt de woning binnen en de vrouw volgt hem.
- 4 oktober 2018, 6:05 AM
Deur gaat open en man komt als eerste naar buiten. De man loopt de steeg in en blijft halverwege staan wachten. De vrouw komt naar buiten en loopt vervolgens achter de man aan.
- 4 oktober 2018, 6:20 AM
De man en de vrouw komen teruglopen. De vrouw lijkt een pakje sigaretten in haar linkerhand te hebben. De man en de vrouw gaan naar binnen. De deur wordt vervolgens op slot gedaan.
- 4 oktober 2018, 11:57 AM
Een man komt naar buiten en loopt de steeg in. Er komt een vrouw de woning uit. De vrouw loopt achter de man aan. De man stapt in bij het bijrijdersportier en de vrouw neemt plaats aan de bestuurderskant.
Ten aanzien van feit 1. (wederrechtelijke vrijheidsberoving) overweegt de rechtbank als volgt. De rechtbank ziet geen reden om te twijfelen aan de verklaring van aangeefster [slachtoffer], nu deze verklaring vrijwel geheel overeen komt met de verklaring die zij bij de rechter-commissaris heeft afgelegd, ook met betrekking tot het met geweld in de auto duwen. De verklaring van aangeefster wordt grotendeels bevestigd door de verklaring die verdachte ter terechtzitting van 16 mei 2019 heeft afgelegd. Bovendien wordt de verklaring van aangeefster ondersteund door het proces-verbaal van bevindingen van de beschrijving van de camerabeelden bij haar woning en de bevindingen die uit het onderzoek van de telefoon van verdachte naar voren zijn gekomen. Verdachte is meerdere keren door de politie gehoord en heeft steeds wisselend verklaard. De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte verantwoording neemt voor wat hij heeft gedaan. Verdachte heeft echter pas op de zitting van 16 mei 2019 een (deels) bekennende verklaring afgelegd. Aangeefster is daarentegen steeds consistent in haar verklaring geweest. De rechtbank acht de verklaring van aangeefster dan ook betrouwbaar en zal van deze verklaring uitgaan, ook met betrekking tot het met geweld in de auto duwen, het tonen van een vuurwapen of daarop gelijkend voorwerp, en de bedreiging van haar zoon en naaste familie en vrienden met de dood en met geweld.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte aangeefster wederrechtelijk van haar vrijheid heeft beroofd en beroofd heeft gehouden.
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij het tenlastegelegde het volgende af. Verdachte reed op 3 oktober 2018 in een door verdachte gehuurde auto over de Rijksweg N31 samen met een persoon die volgens verdachte [medeverdachte] heet, en die verder onbekend is gebleven. Deze ‘[medeverdachte]’ was de bestuurder van de auto. Verdachte en de onbekend gebleven bestuurder hebben de auto van aangeefster ingehaald en haar een bordje getoond met daarop de tekst "stop politie", waarop aangeefster het voertuig is gaan volgen en op de carpoolplaats bij Garijp haar voertuig tot stilstand heeft gebracht. De bestuurder is, gekleed in een hesje met het opschrift "politie" uitgestapt; hij heeft tegen aangeefster gezegd dat ze was aangehouden en mee moest naar het politiebureau. Op het moment dat aangeefster in wilde stappen, zag zij verdachte. Zij is toen met geweld door de bestuurder in de auto geduwd, waardoor zij op de achterbank viel. Verdachte heeft haar vastgepakt, waarna bestuurder ‘[medeverdachte]’ de benen van aangeefster in de auto heeft geduwd en het portier heeft dichtgedaan. Vervolgens is de bestuurder weer achter het stuur van de auto gaan zitten en zijn zij met aangeefster rond gaan rijden. Onder het rijden heeft de bestuurder een vuurwapen of een daarop gelijkend voorwerp getoond, en heeft verdachte bedreigingen geuit. Volgens aangeefster zag zij in haar woning berichten in de telefoon van verdachte die van ene [medeverdachte] afkomstig waren.
Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de onbekend gebleven mededader, die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Feit 2.
De rechtbank acht feit 2. wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 16 mei 2019;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte (met bijlagen) d.d. 27 september 2018, opgenomen op pagina 20 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer NN1R018100 d.d. 15 januari 2019, inhoudend de verklaring van [slachtoffer].