ECLI:NL:RBNNE:2020:1209

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
10 maart 2020
Publicatiedatum
16 maart 2020
Zaaknummer
8199399 \ CV EXPL 19-7754
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis inzake incassokosten door Eneco Services B.V.

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 10 maart 2020 een tweede tussenvonnis gewezen in een geschil tussen Eneco Services B.V. en een gedaagde partij, tegen wie verstek is verleend. Eneco heeft gevorderd dat de gedaagde wordt veroordeeld tot betaling van € 195,53, vermeerderd met rente en kosten. De kantonrechter heeft in een eerder tussenvonnis op 14 januari 2020 vastgesteld dat de dagvaarding van Eneco onvoldoende informatie bevatte en heeft Eneco bevolen om de vordering nader te onderbouwen. Dit omvatte het overleggen van bewijsstukken van de overeenkomst met de gedaagde, de onderliggende facturen en de relevante bepalingen uit de algemene voorwaarden. Eneco heeft vervolgens producties overgelegd en haar vordering toegelicht, maar gaf aan niet meer over de overeenkomst te beschikken. De kantonrechter heeft vastgesteld dat Eneco voldoende heeft aangetoond dat er een overeenkomst tot stand is gekomen en dat de gevorderde hoofdsom deugdelijk is onderbouwd. Echter, de kantonrechter heeft ook geconstateerd dat Eneco in de afgelopen jaren aanzienlijke incassokosten in rekening heeft gebracht, zonder aan te tonen dat zij voldaan heeft aan de wettelijke vereisten voor het in rekening brengen van deze kosten. De kantonrechter heeft Eneco in de gelegenheid gesteld om de benodigde stukken, zoals creditfacturen en veertiendagenbrieven, over te leggen. De zaak is verwezen naar de rolzitting voor verdere behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Assen
zaak-/rolnummer: 8199399 \ CV EXPL 19-7754
Vonnis van de kantonrechter van 10 maart 2020
in de zaak van
de besloten vennootschap
Eneco Services B.V.,
h.o.d.n. 'Eneco', als gevolmachtigde van de besloten vennootschap
Eneco Consumenten B.V., (voorheen genaamd
Eneco Retail B.V.), de besloten vennootschap
Eneco Warmte en Koude Leveringsbedrijf B.V.en de besloten vennootschap
Stedin Netbeheer B.V.,
allen gevestigd en kantoorhoudende te 3068 AV Rotterdam, Marten Meesweg 25,
hierna te noemen: Eneco,
eisende partij,
gemachtigde: Syncasso Gerechtsdeurwaarders B.V.,
tegen
[gedaagde] ,
wonende te [postcode] [plaats] , [adres] ,
gedaagde,
tegen wie verstek is verleend.

1.Procesverloop

1.1.
Eneco heeft bij dagvaarding, op de daarin geformuleerde gronden, gevorderd om de gedaagde te veroordelen tot betaling van € 195,53 met rente en kosten.
1.2.
Op 14 januari 2020 heeft de kantonrechter tussenvonnis gewezen. Dit tussenvonnis dient als ingelast en herhaald te worden beschouwd.
1.3.
Ter zitting van 11 februari 2020 heeft Eneco een akte houdende specificatie van de vordering overgelegd.

2.Motivering

2.1.
De kantonrechter heeft in haar tussenvonnis overwogen dat de door Eneco uitgebrachte dagvaarding onvoldoende informatie verschaft en daarmee niet voldoet aan de eisen van artikel 21 Rv. De kantonrechter heeft Eneco bevolen de vordering nader te onderbouwen, al dan niet gebruikmakend van het landelijke informatieformulier.
Daarbij heeft de kantonrechter bepaald dat Eneco in ieder geval stukken diende te overleggen waaruit blijkt dat en op welke manier er een overeenkomst met gedaagde tot stand is gekomen. Daarnaast diende Eneco de onderliggende facturen te verstrekken en de vraag te beantwoorden of de vordering mede is gebaseerd op bepalingen in de algemene voorwaarden. Indien dat laatste geval, diende Eneco de algemene voorwaarden in het geding te brengen, toe te lichten op welke bepaling(en) een beroep wordt gedaan en toe te lichten waarom het beding volgens haar niet oneerlijk is in de zin van Richtlijn 93/13 oneerlijke bedingen.
2.2.
Eneco heeft producties overgelegd en haar vordering bij akte nader toegelicht. Eneco heeft meegedeeld dat zij niet meer beschikt over de overeenkomst, maar dat deze eind augustus/begin september 2010 op afstand is gesloten tussen partijen. De voorschotnota's vanaf deze periode zijn betaald, maar vanaf juli 2018 is gedaagde ingebreke gebleven met de betaling.
2.3.
Eneco heeft gezien het voorgaande naar het oordeel van de kantonrechter thans voldoende toegelicht dat een overeenkomst met gedaagde tot stand is gekomen en de gevorderde hoofdsom deugdelijk onderbouwd.
2.4.
Uit de door Eneco overgelegde stukken blijkt dat zij vanaf 27 augustus 2014 maar liefst 15 maal € 20,- (€ 300,-) en 17 maal € 40,- (€ 680,-) aan 'incassokosten aanmaning/ sommatie' in rekening heeft gebracht bij gedaagde. Daarnaast is er € 40,- in rekening gebracht voor een 'huisbezoek'. Eneco heeft nadien per saldo € 320,- aan 'incassokosten aanmaning' gecrediteerd (te weten viermaal € 20,- en zesmaal € 40,-). Ook de € 40,- voor het 'huisbezoek' zijn afgeboekt. Dit betekent dat Eneco gedaagde de afgelopen jaren in totaal
€ 980,- aan incassokosten in rekening heeft gebracht, dat gedaagde daarop inmiddels € 660,- aan Eneco heeft betaald en dat Eneco in de aanloop naar het buitengerechtelijke incassotraject van het restant ad € 320,- heeft afgezien.
Het is de kantonrechter vooralsnog niet gebleken dat Eneco bij het in rekening brengen van die incassokosten telkens heeft voldaan aan de vereisten die artikel 6:96 lid 6 BW daaraan stelt, te weten het versturen van een kosteloze schriftelijke aanmaning, waarin gedaagde nog de gelegenheid wordt geboden om de openstaande vordering binnen veertien dagen na de dag van ontvangst daarvan te voldoen. Of gedaagde dat vervolgens binnen die termijn heeft gedaan, is evenmin duidelijk. Ook is (nog) niet gebleken dat Eneco voorafgaand aan de verzending van de in deze procedure overgelegde 'veertiendagenbrief', aan gedaagde voor de niet betaalde incassokosten een creditfactuur heeft gestuurd waaruit voldoende duidelijk blijkt dat zij daarop niet langer aanspraak maakt. De kantonrechter zal Eneco in de gelegenheid stellen om de desbetreffende creditfacturen en desbetreffende veertiendagenbrieven alsnog over te leggen.
2.5.
De zaak zal worden verwezen naar de rol, zodat Eneco de bij r.o. 2.4 bedoelde stukken en informatie alsnog kan verstrekken. In afwachting hiervan houdt de kantonrechter iedere verdere beslissing aan.

3.Beslissing

De kantonrechter:
3.1.
verwijst de zaak naar de rolzitting van dinsdag
24 maart 2020voor akte aan de zijde van Eneco inzake hetgeen hiervoor in rechtsoverweging 2.4 is overwogen omtrent de vanaf
27 augustus 2014 in rekening gebrachte incassokosten.
3.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. M.E. van Rossum en in het openbaar uitgesproken op 10 maart 2020.
typ/conc: 36330/TG
coll: