ECLI:NL:RBNNE:2020:1188

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
13 maart 2020
Publicatiedatum
13 maart 2020
Zaaknummer
18/830230-19
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van meerderjarige verdachte voor meerdere brandstichtingen met toepassing van jeugdstrafrecht

Op 13 maart 2020 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, uitspraak gedaan in de zaak tegen een meerderjarige verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere brandstichtingen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van 189 dagen, waarvan 150 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. De bijzondere voorwaarden zijn vastgesteld op basis van het advies van de reclassering. De verdachte, geboren in 2001, heeft zich in een korte periode schuldig gemaakt aan brandstichtingen in Oude Pekela, waarbij telkens gemeen gevaar voor goederen te duchten was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte ten tijde van de feiten leed aan een ziekelijke stoornis, pyromanie, en een lichte verstandelijke beperking, wat heeft geleid tot de beslissing om het jeugdstrafrecht toe te passen, ondanks dat de verdachte meerderjarig is. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie om de verdachte te veroordelen tot jeugddetentie integraal toegewezen, en de bijzondere voorwaarden zijn gericht op begeleiding en behandeling van de verdachte. De benadeelde partij, Gemeente Pekela, heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend, maar deze is niet-ontvankelijk verklaard omdat de rechtbank onvoldoende informatie had om de schade te beoordelen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/830230-19
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 13 maart 2020 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 2001 te [geboorteplaats] ,
wonende te [straatnaam] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van
28 februari 2020.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M.J. Flach, advocaat te Groningen.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. T.H. Pitstra.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
(2019273866)
hij op of omstreeks 14 oktober 2019 te Oude Pekela, gemeente Pekela,
opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met
een afvalcontainer, die zich bevond in de brandgang tussen de [straatnaam]
en de [straatnaam] ,
althans met een brandbare stof
ten gevolge waarvan voormelde afvalcontainer geheel of gedeeltelijk is
verbrand, in elk geval brand is ontstaan,
en daarvan gemeen gevaar voor zich in de nabijheid van die container
bevindende schutting, in elk geval gemeen gevaar voor
goederen, te duchten was;
2.
(2019275721)
hij op of omstreeks 16 oktober 2019 te Oude Pekela, gemeente Pekela,
opzettelijk brand heeft gesticht door,
open vuur in aanraking te brengen met een plastic tas in een huisvuil-
container die zich bevond op het trottoir van de [straatnaam] , althans
met een brandbare stof en/of
een plastic zak in de brand te steken en/of deze in de huisvuilcontainer te
gooien die zich bevond op het trottoir van de [straatnaam] ,
ten gevolge waarvan deze huisvuilcontainer geheel of gedeeltelijk is verbrand
in elk geval brand is ontstaan,
en daarvan gemeen gevaar voor zich in de nabijheid van die huisvuilcontainer
bevindende schutting en/of tuinhuis en/of lantarenpaal in elk geval gemeen
gevaar voor goederen, te duchten was;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 16 oktober 2019 te Oude Pekela, gemeente Pekela,
opzettelijk en wederrechtelijk een vuilniscontainer die zich bevond op het
trottoir aan de [straatnaam] , in elk geval enig goed, geheel of ten
dele toebehorende aan de Gemeente Pekela, in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar
gemaakt;
3.
(2019279591)
hij op of omstreeks 21 oktober 2019 te Oude Pekela, gemeente Pekela,
opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met
papier in een huisvuilcontainer die zich bevond aan de [straatnaam] ,
althans met een brandbare stof
ten gevolge waarvan deze huisvuilcontainer geheel of gedeeltelijk is verbrand,
in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor zich in de
nabijheid van die huisvuilcontainer bevindende auto's, in elk geval gemeen
gevaar voor goederen, te duchten was;
4.
(2019270376)
hij op of omstreeks 10 oktober 2019 te Oude Pekela, gemeente Pekela,
opzettelijk brand heeft gesticht door (met een aansteker) (een) papier(tje)
in brand te steken en/of dit/een brandend(e) papier(tje) (vervolgens) in
een (afval/papier)container te laten vallen, althans in aanraking te
brengen met een brandbare stof,
welke (afval/papier)container zich bevond aan de [straatnaam] aldaar,
ten gevolge waarvan deze (afval/papier)container geheel of gedeeltelijk is
verbrand, in elk geval brand is ontstaan,
en daarvan gemeen gevaar voor zich in de nabijheid van die
(afval/papier)container bevindende schuttingen en/of een tuinhuisje, in elk
geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was;
EN
(2019280705)
hij op of omstreeks 22 oktober 2019 te Oude Pekela, gemeente Pekela,
in een brandgang/steeg tussen de [straatnaam] en de [straatnaam]
,
opzettelijk brand heeft gesticht door (met een brandende kaars) (wc)papier
in een emmer(tje) in brand te steken, althans een brandende kaars in
aanraking te brengen met een brandbare stof, althans (open) vuur in
aanraking te brengen met (wc)papier in een emmer(tje), althans met een
brandbare stof,
ten gevolge waarvan brand is ontstaan,
en daarvan gemeen gevaar voor een zich in de nabijheid bevindende
schutting, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat hetgeen verdachte onder 1, 2 primair, 3 en 4 ten laste is gelegd wettig en overtuigend kan worden bewezen op basis van de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen en de door verdachte ter terechtzitting afgelegde bekennende verklaring ten aanzien van al hetgeen hem ten laste is gelegd.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen bewijsverweer gevoerd.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank volstaat ten aanzien van het hierna onder 1, 2 primair, 3 en 4 bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte het hierna bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend. Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Deze opgave luidt als volgt:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 28 februari 2020;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van Politie Noord-Nederland
d.d. 18 oktober 2019, opgenomen op pagina 10 e.v. van het dossier met nummer PL0100-2019281225 d.d. 18 november 2019, inhoudende de verklaring van [getuige 1] (namens de Gemeente Pekela);
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 16 oktober 2019, opgenomen op pagina 21 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [getuige 2] (namens de Gemeente Pekela):
4. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 24 oktober 2019, opgenomen op pagina 33 van voornoemd dossier, inhoudende de relatering van verbalisanten;
5. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 17 oktober 2019, opgenomen op pagina 3 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de relatering van verbalisant;
6. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aanhouding van Politie Noord-Nederland d.d. 22 oktober 2019, opgenomen op pagina 34 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de relatering van verbalisanten;
7. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen (inclusief bijlagen) d.d. 24 oktober 2019, opgenomen op pagina 125 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de relatering van verbalisanten.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder 1, 2 primair, 3 en 4 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
(2019273866)
hij op 14 oktober 2019 te Oude Pekela, gemeente Pekela,
opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met
een afvalcontainer, die zich bevond in de brandgang tussen de [straatnaam]
en de [straatnaam] ,
ten gevolge waarvan voormelde afvalcontainer geheel of gedeeltelijk is
verbrand, en daarvan gemeen gevaar voor zich in de nabijheid van die container
bevindende schutting, te duchten was;
2 primair.
(2019275721)
hij op 16 oktober 2019 te Oude Pekela, gemeente Pekela,
opzettelijk brand heeft gesticht door,
open vuur in aanraking te brengen met een plastic tas in een huisvuil-
container die zich bevond op het trottoir van de [straatnaam] ,
ten gevolge waarvan deze huisvuilcontainer geheel of gedeeltelijk is verbrand
en daarvan gemeen gevaar voor de zich in de nabijheid van die huisvuilcontainer
bevindende schutting en tuinhuis en lantaarnpaal te duchten was;
3.
(2019279591)
hij op 21 oktober 2019 te Oude Pekela, gemeente Pekela,
opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met
papier in een huisvuilcontainer die zich bevond aan de [straatnaam] ,
ten gevolge waarvan deze huisvuilcontainer geheel of gedeeltelijk is verbrand,
en daarvan gemeen gevaar voor zich in de
nabijheid van die huisvuilcontainer bevindende auto's te duchten was;
4.
(2019270376)
hij op 10 oktober 2019 te Oude Pekela, gemeente Pekela,
opzettelijk brand heeft gesticht door met een aansteker een papiertje
in brand te steken en dit brandende papiertje vervolgens in
een (afval/papier)container te laten vallen,
welke (afval/papier)container zich bevond aan de [straatnaam] aldaar,
ten gevolge waarvan deze (afval/papier)container geheel of gedeeltelijk is
verbrand,
en daarvan gemeen gevaar voor zich in de nabijheid van die
(afval/papier)container bevindende schuttingen en tuinhuisje
te duchten was;
EN
(2019280705)
hij op 22 oktober 2019 te Oude Pekela, gemeente Pekela,
in een brandgang tussen de [straatnaam] en de [straatnaam]
,
opzettelijk brand heeft gesticht door wc-papier
in een emmertje in brand te steken, ten gevolge waarvan brand is ontstaan,
en daarvan gemeen gevaar voor een zich in de nabijheid bevindende
schutting, te duchten was.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1.
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is
2. primair
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is
3.
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is
4.
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is
en
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt berecht volgens het jeugdstrafrecht en dat hij ter zake van het onder 1, 2 primair, 3 en 4 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 189 dagen (met aftrek van voorarrest), waarvan 150 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door Reclassering Nederland in haar rapportage d.d. 20 februari 2020, met dien verstande dat (met het oog op het verkrijgen van een forensische plek voor verdachte bij Trajectum) aan de volwassenenreclassering (Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering) de opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangegeven zich met de strafeis van de officier van justitie te kunnen verenigen, waarbij zij benadrukt dat het van cruciaal belang is dat -door te kiezen voor toezicht en begeleiding door de volwassenenreclassering- de problemen rondom een (forensische) plaatsing bij Trajectum daadwerkelijk worden ondervangen.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportages, het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsvrouw.
Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de door verdachte erkende ad informandum gevoegde feiten 2 en 3, zoals deze op de dagvaarding zijn vermeld en welke feiten hiermee zijn afgedaan.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich in een relatief korte periode schuldig gemaakt aan een fors aantal brandstichtingen te Oude Pekela, terwijl daarvan telkens gemeen gevaar voor goederen te duchten was. In het gros van de gevallen ging het om het in de brand steken van afvalcontainers. Brandstichting is een zeer ernstig feit. Het gevaarzettende karakter van het handelen van verdachte is groot geweest en de brandstichtingen hebben naast onrust en angst bij de buurtbewoners ook tot schade en ander nadeel geleid. De rechtbank rekent het verdachte zeer aan dat hij zich geen enkele rekenschap heeft gegeven van deze (mogelijke) gevolgen van zijn handelen. Verdachte mag bovendien nog van geluk spreken dat de gevolgen in dit geval relatief beperkt zijn gebleven. Het behoeft immers geen betoog dat vuur zeer onvoorspelbaar is en zich razendsnel kan verspreiden als het niet tijdig wordt geblust. Dit blijkt ook wel uit het feit dat het vuur bij in ieder geval één van de branden die verdachte stichtte al was overgeslagen naar een naastgelegen schutting.
De rechtbank overweegt dat voornoemde feiten de oplegging van een substantiële straf dan ook zonder meer rechtvaardigen.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft de rechtbank kennis genomen van de psychologische onderzoeksrapportage d.d. 13 februari 2020, opgemaakt door N. van der Weegen, GZ-psycholoog. De deskundige heeft geconcludeerd dat verdachte ten tijde van het ten laste gelegde leed aan een ziekelijke stoornis, die zich in diagnostische zin laat omschrijven als pyromanie en een lichte verstandelijke ontwikkelingsstoornis en daarnaast aan een gebrekkige ontwikkeling van de geestesvermogens in de zin van een onrijpe persoonlijkheid. De deskundige heeft geadviseerd verdachte het ten laste gelegde in verminderde mate toe te rekenen.
De rechtbank kan zich verenigen met de conclusie van de psycholoog omtrent de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte en maakt die tot de hare. De rechtbank is daarom van oordeel dat het hiervoor bewezen verklaarde verminderd aan verdachte kan worden toegerekend.
Voornoemde deskundige schat de kans op recidive -zonder interventies- als hoog in. Door zijn lichte verstandelijke beperking en onrijpe persoonlijkheid beschikt verdachte over onvoldoende vaardigheden om op adequate wijze om te kunnen gaan met emoties en onlustgevoelens. Deze problematiek lijkt, tezamen met de pyromanie en verdachtes fascinatie voor vuur, geleid te hebben tot het plegen van de ten laste gelegde feiten en dit zou opnieuw tot delictgedrag kunnen leiden.
Om het recidivegevaar te beperken en ter bevordering van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van verdachte denkt de deskundige derhalve dat verdachte het meest gebaat is bij een vorm van beschermd of begeleid wonen met 24-uurs begeleiding, alwaar verdachte woonvaardigheden en sociale vaardigheden zal moeten leren en daarnaast behoeft hij een (forensisch) ambulante behandeling gericht op de pyromanie en op het vergroten van copingvaardigheden. Zowel het beschermd wonen als de ambulante behandeling dienen plaats te vinden binnen een instelling met expertise op het gebied van jongeren met een verstandelijke beperking. Volgens de deskundige zou het bovenstaande kunnen worden gerealiseerd door verdachte een voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden hetgeen hierboven is omschreven, waarbij de reclassering op het traject zou dienen toe te zien.
In haar rapportage d.d. 20 februari 2020 heeft Reclassering Nederland aangegeven zich met voornoemd advies te kunnen verenigen en heeft zij tevens de aan de eventueel op te leggen voorwaardelijke straf te verbinden bijzondere voorwaarden geformuleerd.
Uit voornoemde rapportages is de rechtbank voorts gebleken dat zowel de psycholoog als de reclassering zich op het standpunt stellen dat voornoemde straf, gelet op de persoonlijkheid en ontwikkeling van verdachte, in principe zou moeten worden opgelegd onder toepassing van het jeugdstrafrecht. Echter, gelet op het feit dat toepassing hiervan naar verwachting zal leiden tot problemen met betrekking tot het (zeer wenselijke) begeleid wonen traject bij Trajectum (omdat alleen bij een plaatsing op grond van het volwassenstrafrecht gebruik kan worden gemaakt van de ruimer beschikbare forensische plekken), is ervoor gekozen om de rechtbank te adviseren toch het volwassenenstrafrecht toe te passen.
De rechtbank is van oordeel dat in onderhavige zaak gebruik dient te worden gemaakt van de mogelijkheid om het jeugdstrafrecht toe te passen bij personen ouder dan 18 jaar en zij zal hiertoe dan ook overgaan. Daarvoor vindt de rechtbank grond in de persoonlijkheid van verdachte, zoals deze in voornoemde rapportages is beschreven en zoals deze naar voren is gekomen ter terechtzitting. Het kan daarbij naar het oordeel van de rechtbank niet zo zijn dat er louter vanuit financiële belemmeringen gekozen wordt voor toepassing van het volwassenenstrafrecht in gevallen waar inhoudelijk toetsend het jeugdstrafrecht op zijn plaats is. Wel zal de rechtbank ertoe overgaan om het toezicht op de naleving van de op te leggen bijzondere voorwaarden in handen te geven van de volwassenenreclassering, teneinde zo te bewerkstelligen dat gebruik kan worden gemaakt van één van de forensische plaatsen bij Trajectum voor verdachte. Overeenkomstig het advies daartoe van de jeugdreclassering ter terechtzitting zal de rechtbank de reclasseringsinstelling Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering als de voor het toezicht en begeleiding verantwoordelijke instelling aanwijzen.
Gelet op alle genoemde omstandigheden is de rechtbank dan ook van oordeel dat de strafeis, zoals door de officier van justitie geformuleerd, passend en geboden is en zal deze straf ook opleggen.
Benadeelde partij
Gemeente Pekela heeft zich (ten aanzien van ad informandum gevoegd feit 3) als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 12.472,85 ter vergoeding van materiële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum dat de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering integraal kan worden toegewezen.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering, nu deze vordering onvoldoende is onderbouwd.
Oordeel van de rechtbank
Hoewel naar het oordeel van de rechtbank voldoende aannemelijk is geworden dat de benadeelde partij schade heeft geleden die het rechtstreeks gevolg is van het door verdachte gepleegde feit, beschikt de rechtbank over onvoldoende informatie om de hoogte van de geleden schade te kunnen beoordelen. Zo is onder meer onduidelijk gebleven wat de waarde van de afvalcontainers was, hoe oud deze containers inmiddels waren en wat de vervangingswaarde is. Schorsing van het onderzoek om de benadeelde partij de hoogte van de schade alsnog te laten aantonen, zal leiden tot een onevenredige belasting van het strafgeding en daartoe zal dan ook niet worden overgegaan. De rechtbank zal de vordering daarom niet ontvankelijk verklaren. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 77c, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa en 157 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder 1, 2 primair, 3 en 4 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een jeugddetentie voor de duur van 189 dagen.

Bepaalt dat van deze jeugddetentie een gedeelte, groot
150 dagenniet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht.
Voorwaarde is, dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat veroordeelde zich op uitnodiging meldt bij het Leger des Heils, Jeugdbescherming & Reclassering op het adres Laan Corpus den Hoorn 106 te Groningen, en dat hij zich daar zal blijven melden zo lang en zo frequent als deze instelling dat noodzakelijk acht, waarbij veroordeelde zich houdt aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft;
2. dat veroordeelde wordt verplicht zich te laten begeleiden/behandelen door Trajectum/de Waag of soortgelijke (ambulante) forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
3. dat veroordeelde wordt verplicht mee te werken aan een begeleid wonen traject zoals voorgesteld door de reclassering en zich te houden aan het (dag-)programma dat deze voorziening in overleg met de reclassering heeft opgesteld, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. Dit kan inhouden een plaatsing bij Trajectum;
4. dat veroordeelde geen alcohol gebruikt en meewerkt aan controle op dit alcoholverbod, waarbij de reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd. Mogelijke controlemiddelen zijn urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest);
5. dat veroordeelde, gedurende de eerste vier maanden van de proeftijd of zoveel korter als de reclassering dit noodzakelijk acht, en alleen zolang er nog geen plaatsing bij Trajectum (of een soortgelijke instelling voor forensische zorg) heeft plaatsgevonden, geboden wordt zich te bevinden op het adres [straatnaam] te Oude Pekela. Veroordeelde heeft daarbij een aaneengesloten blok van 12 uur ter invulling van zijn activiteiten (sport, hobby’s, school, werk, behandeling), zoals met de reclassering wordt afgesproken. Veroordeelde werkt mee aan elektronische controle op dit locatiegebod.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 77aa, eerste en vierde lid, jo. artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Ten aanzien van 18/830230-19, ad informandum gevoegd feit 3:
Bepaalt dat de benadeelde partij
Gemeente Pekelain haar vordering niet-ontvankelijk is en dat deze vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat de benadeelde partij en verdachte de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. van Bruggen, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. M.J.B. Holsink en mr. M.B.W. Venema, rechters, bijgestaan door mr. L. van der Weide, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 13 maart 2020.