ECLI:NL:RBNNE:2020:1174

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
13 maart 2020
Publicatiedatum
12 maart 2020
Zaaknummer
18/076213-93
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de terbeschikkingstelling van een veroordeelde met ernstige psychische problematiek

Op 13 maart 2020 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak van een veroordeelde die ter beschikking was gesteld met een bevel tot verpleging van overheidswege. De rechtbank heeft de termijn van de terbeschikkingstelling met twee jaar verlengd, ondanks het verzoek van de veroordeelde en zijn raadsman om de zaak aan te houden voor de mogelijkheid van een voorwaardelijke beëindiging. De officier van justitie had gevorderd om de terbeschikkingstelling te verlengen, en de rechtbank oordeelde dat het recidiverisico niet was ingedamd en dat de problematiek van de veroordeelde onverminderd aanwezig was. De rechtbank heeft daarbij gelet op het advies van de kliniek, waarin werd gesteld dat de ernstige problematiek van de veroordeelde, waaronder schizofrenie en alcoholafhankelijkheid, nog steeds aanwezig was en dat er geen zicht was op resocialisatie. De rechtbank heeft de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen als redenen aangevoerd voor de verlenging van de maatregel. De beslissing is genomen na een behandeling op 28 februari 2020, waarbij de rechtbank de relevante stukken en het advies van de deskundige heeft meegewogen. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie toegewezen en het verzoek tot aanhouding afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/076213-93
beslissing van de meervoudige kamer d.d. 13 maart 2020 op een vordering van de officier van justitie tot verlenging van de termijn van terbeschikkingstelling
in de zaak tegen

[veroordeelde],

geboren op [geboortedatum] 1953 te [geboorteplaats],
thans verblijvende in het FPC Van der Hoeven, locatie De Voorde, te Amersfoort,
hierna te noemen veroordeelde.

Procesverloop

De officier van justitie heeft schriftelijk gevorderd dat de rechtbank de termijn van terbeschikkingstelling van de veroordeelde zal verlengen met twee jaar.
De behandeling heeft plaatsgevonden op 28 februari 2020, waarbij aanwezig waren de veroordeelde, diens raadsman mr. A.R. Ytsma, de officier van justitie mr. M.H.G. Scharenborg en A.A. Bohle, psycholoog, als deskundige.
De rechtbank heeft acht geslagen op de stukken, waaronder met name het door het plaatsvervangend hoofd van de inrichting ondertekende rapport met advies van
15 januari 2020 van het behandelteam van de instelling waar de veroordeelde van overheidswege wordt verpleegd, alsmede de aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van de veroordeelde.

Motivering

De opgelegde terbeschikkingstelling
Bij arrest van 21 februari 1994 heeft het gerechtshof te Leeuwarden veroordeelde wegens het opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden, mishandeling en feitelijke aanranding van de eerbaarheid ter beschikking gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege. De terbeschikkingstelling is aangevangen op 8 maart 1994 en laatstelijk op 28 maart 2018 verlengd met twee jaar.
Het advies van de instelling
In het verlengingsadvies wordt geadviseerd de termijn van de terbeschikkingstelling te verlengen met twee jaar. In dit advies is onder meer aangegeven dat veroordeelde is gediagnosticeerd met schizofrenie van het paranoïde type en afhankelijkheid van alcohol in langdurige remissie. Er is sprake van een sterke preoccupatie met vrouwen en seks. Directe behoeftebevrediging en een gebrekkige agressieregulatie spelen een grote rol. Tevens is er sprake van cognitief verval en laagbegaafdheid. Grote veranderingen in het klinisch beeld worden niet meer verwacht. De psychopathologie is chronisch en ernstig.
Op 4 juli 2018 heeft er een zorgconferentie plaatsgevonden. Hier vloeide het advies uit voort om het antipsychoticum van veroordeelde af te bouwen. Dit heeft grote consequenties gehad; veroordeelde is daarop fors psychiatrisch ontregeld. Veroordeelde uitte zich zeer achterdochtig ten opzichte van alle behandelaars en was ervan overtuigd dat bepaalde stafleden hem dood wilden maken. Tijdelijk is veroordeelde psychiatrisch meer stabiel geweest, maar sinds een aantal maanden wordt weer een minder stabiel psychiatrisch beeld waargenomen. Deze psychiatrische instabiliteit houdt aan. Vooralsnog acht de kliniek onbegeleide verloven van veroordeelde niet verantwoord gezien het matig tot hoge risico dan wel hoge risico op seksueel gewelddadig gedrag bij onbegeleid verlof op of buiten het terrein. De kliniek zal wel blijven onderzoeken of het ondernemen van onbegeleid verlof op termijn wel te realiseren is met inachtneming van voldoende risicomanagement. Er worden op dit moment geen verdere uitstroommogelijkheden gezien voor veroordeelde. De prognose is in die zin ongunstig. Het verblijf in De Voorde wordt gecontinueerd, waar de primaire focus blijft liggen op kwaliteit van leven.
De deskundige A.A. Bohle heeft tijdens de terechtzitting van 28 februari 2020 het advies bevestigd en nader toegelicht. Deze toelichting houdt - zakelijk weergegeven - in:
De prognose is ongunstig. Er is nog geen enkel zicht op resocialisatie. Van onbegeleid verlof is op dit moment geen sprake, maar de kliniek zal dat wel blijven onderzoeken.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft gepersisteerd bij haar vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling met dwangverpleging met twee jaar.
Het standpunt van de veroordeelde en zijn raadsman
Veroordeelde en zijn raadsman hebben zich verzet tegen een verlenging van de terbeschikkingstelling met twee jaar. De raadsman heeft namens veroordeelde primair verzocht om de zaak aan te houden om de voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging te onderzoeken. Subsidiair heeft de raadsman verzocht om de maatregel met één jaar te verlengen. Over een jaar kan gekeken worden waar veroordeelde dan staat.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat nu het recidiverisico niet is ingedamd en de problematiek van veroordeelde onverminderd aanwezig is, voorzetting van de behandeling binnen het huidige kader van de terbeschikkingstelling met dwangverpleging moet plaatsvinden. Om deze reden acht de rechtbank de door de raadsman verzochte aanhouding om de voorwaardelijke beëindiging van de dwangverpleging te onderzoeken niet passend. De rechtbank wijst het verzoek tot aanhouding van de zaak af.
Op grond van de inhoud van voormeld advies, de door de deskundige gegeven toelichting en hetgeen overigens uit het onderzoek ter zitting naar voren is gekomen, is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen vereist dat de termijn van de dwangmaatregel wordt verlengd. Uit het advies van de kliniek blijkt dat de ernstige problematiek onveranderd aanwezig is en dat het recidiverisico onverminderd hoog is.
De rechtbank zal dan ook de terbeschikkingstelling, overeenkomstig de vordering en het verlengingsadvies, met twee jaar verlengen.
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 38d en 38e van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing

De rechtbank:
- verlengt de termijn van de terbeschikkingstelling van veroordeelde met twee jaar;
- wijst het verzoek tot aanhouding af.
Deze beslissing is gegeven door mr. M.J.B. Holsink, voorzitter, mr. J. van Bruggen en
mr. M.B.W. Venema, rechters, bijgestaan door mr. K.E. van Rhijn, griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 maart 2020.