ECLI:NL:RBNNE:2020:1115

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
6 maart 2020
Publicatiedatum
11 maart 2020
Zaaknummer
LEE 19/2965
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijk verklaring van bezwaar wegens termijnoverschrijding in huurtoeslag en zorgtoeslag aanvraag

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 6 maart 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de directeur van de Belastingdienst/Toeslagen. De eiser had bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor huurtoeslag en zorgtoeslag over het jaar 2015. Het primaire besluit, waarin de aanvraag werd afgewezen, dateert van 6 maart 2019. Het bestreden besluit, waarin het bezwaar van de eiser niet-ontvankelijk werd verklaard, is op 2 juli 2019 genomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het bezwaarschrift op 24 april 2019 is ingediend, wat buiten de wettelijke termijn van zes weken viel. De eiser voerde aan dat hij sinds 2012 last had van een burn-out en dat hij door cognitieve problemen niet in staat was om tijdig bezwaar te maken. Tijdens de zitting op 25 februari 2020 heeft de eiser verklaard dat hij met meerdere procedures tegelijk bezig was, wat hem verhinderde om tijdig een bezwaarschrift in te dienen. De rechtbank oordeelde echter dat de door de eiser aangevoerde redenen onvoldoende waren om de termijnoverschrijding als verschoonbaar te beschouwen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees erop dat de niet-ontvankelijk verklaring van het bezwaarschrift terecht was.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: LEE 19/2965

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 maart 2020 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

en

de directeur van de Belastingdienst/Toeslagen, verweerder

(gemachtigde: J. Scheurwater).

Procesverloop

Bij besluit van 6 maart 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder eisers aanvraag om huurtoeslag en zorgtoeslag over het jaar 2015 afgewezen.
Bij besluit van 2 juli 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 februari 2020. Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door A.A. Wubs en A.R. Sheikchote.

Overwegingen

1. In het primaire besluit heeft verweerder eisers aanvraag om huurtoeslag en zorgtoeslag over het jaar 2015 afgewezen. In het bestreden besluit heeft verweerder het hiertegen gerichte bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard.
2. De termijn voor het indienen van een bezwaarschrift bedraagt zes weken en vangt aan op de dag na die van dagtekening van de beschikking, tenzij de dag van dagtekening gelegen is vóór de dag van de bekendmaking. Dit is bepaald in artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 35 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir). Artikel 6:11 Awb luidt als volgt: "Ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaar- of beroepschrift blijft niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest."
3. De rechtbank stelt vast dat niet in geschil is dat het bezwaarschrift (dat op 24 april 2019 is ingediend) buiten de wettelijke termijn is ingediend.
4. Eiser heeft tijdens de bezwaarprocedure aangevoerd dat hij al sinds 2012 last heeft van een burn-out. Hij stelt in 2018 opnieuw getest te zijn en dat daarbij is vastgesteld dat hij last heeft van cognitieve problemen. Daarnaast is hij per 27 december 2018 ziek uit dienst gegaan. Hij heeft in de bezwaarprocedure een brief van het UWV aan “ [naam] ” ingebracht, waarin een vraagstelling over eiser is opgenomen in verband met zijn ziekmelding per 27 december 2018. Ter zitting heeft eiser desgevraagd aangegeven dat de reden voor het te laat indienen van het bezwaarschrift is dat hij heel veel bezwaar- en beroepsprocedures tegelijk voerde, dat het hem “om liep” en dat het hem om die reden niet is gelukt om in deze zaak tijdig een bezwaarschrift in te dienen.
5. De rechtbank overweegt als volgt. Uit de door eiser aangevoerde redenen en de tijdens de bezwaarprocedure meegestuurde stukken blijkt onvoldoende dat eiser niet in staat was om zelf tijdig een bezwaarschrift in te dienen of aan iemand anders te vragen om dat voor hem te doen. Dat eiser vanwege de vele procedures niet in staat was om tijdig een bezwaarschrift in deze procedure in te dienen, maakt niet dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is. Ook overigens is dit niet gebleken. Het niet tijdig indienen van het bezwaarschrift kan eiser daarom worden aangerekend. Verweerder heeft het bezwaarschrift om die reden terecht niet-ontvankelijk verklaard.
6. Het beroep is ongegrond
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.M. Visser, rechter, in aanwezigheid van
mr. T.C.A. Hofman-Aupers, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken
op 6 maart 2020.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.