Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
1.Het procesverloop
2.De feiten
3.Het verzoek
Ondanks de goede wil bij de ouders, het feit dat zij weten aan te sluiten bij hun kinderen en het goede contact tussen de kinderen en hun beide ouders is de opvoedingssituatie onvoldoende. De kinderen krijgen bij de moeder onvoldoende toezicht, structuur en begrenzing waardoor er sprake is van een chronisch tekortschietend pedagogisch klimaat. De vader, die aan de zijlijn staat, compenseert hier onvoldoende voor. Dat de ouders niet met elkaar communiceren, maar via de kinderen, bemoeilijkt de situatie. Tussen de ouders is sprake van ex-partnerproblematiek. Ook speelt er persoonlijke problematiek bij beide ouders en bij de moeder is sprake van gezondheidsproblemen. Deze problemen in combinatie met de grootte van het gezin en de grootte van de problemen die er spelen heeft tot gevolg dat de ouders structureel overbelast zijn. Er is geen sprake van onwil, maar van onmacht. Ondanks dit alles zijn de ouders meewerkend en positief ingesteld in de richting van de hulpverlening. Ondanks eerder ingezette hulpverlening is het niet gelukt de zorgen weg te nemen of de patronen te doorbreken. Dit komt mede doordat de moeder in de contacten met de hulpverlening aangeeft mee te willen werken, maar zodra de hulpverlening kritisch wordt of wat van haar vraagt, zij afhaakt en de hulpverlening diskwalificeert. Hierdoor krijgt de hulpverlening geen grip op de situatie. De hulpverlening weet enkel brandjes te blussen, crises te bezweren en niet structureel veranderingen in gang te zetten. Om dit te kunnen doorbreken en om te werken aan structurele veiligheid in de opvoedingssituatie is volgens de RvdK een ondertoezichtstelling noodzakelijk.
4.Het standpunt van de belanghebbenden
5.De beoordeling
6.De beslissing
fn: 811)