ECLI:NL:RBNNE:2020:1094

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
14 februari 2020
Publicatiedatum
10 maart 2020
Zaaknummer
170931
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot ondertoezichtstelling van zes minderjarigen in een multi-probleem gezin

In deze zaak heeft de kinderrechter op 14 februari 2020 uitspraak gedaan over een verzoek tot ondertoezichtstelling van zes minderjarigen, ingediend door de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK). De kinderen, die deel uitmaken van een multi-probleem gezin, vertonen zorgwekkend gedrag en groeien op in een onveilige en onrustige omgeving. De ouders zijn al twee jaar uit elkaar en er is sprake van voortdurende conflicten tussen hen, wat leidt tot een ongunstige opvoedsituatie voor de kinderen. De RvdK heeft geconstateerd dat de kinderen onvoldoende toezicht, structuur en begrenzing ontvangen van hun ouders, wat resulteert in een chronisch tekortschietend pedagogisch klimaat. Ondanks de goede intenties van de ouders, zijn zij niet in staat om de nodige veranderingen door te voeren in de opvoeding van hun kinderen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders niet in staat zijn om in het vrijwillige kader de ontwikkelingsbedreigingen voor de kinderen weg te nemen. Daarom is besloten om de ondertoezichtstelling voor alle zes kinderen toe te wijzen, met als doel hen te beschermen en de nodige ondersteuning te bieden. De ondertoezichtstelling voor de oudste minderjarige zal eindigen wanneer zij meerderjarig wordt, terwijl de andere kinderen voor een jaar onder toezicht worden gesteld. De kinderrechter hoopt dat met de hulp van een gezinsvoogd de ouders weer in staat zullen zijn om een veilige en liefdevolle omgeving voor hun kinderen te creëren.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling Privaatrecht
Locatie Leeuwarden
zaak-/rekestnummer: C/17/170931 / FJ RK 20-36
datum uitspraak: 14 februari 2020
beschikking ondertoezichtstelling
in de zaak van
Raad voor de Kinderbescherming,hierna te noemen de RvdK,
gevestigd te Leeuwarden,
betreffende
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] 2012 te [geboorteplaats] , hierna te noemen [minderjarige 1] ,
[minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] 2010 te [geboorteplaats] , hierna te noemen [minderjarige 2] ,
[minderjarige 3], geboren op [geboortedatum] 2007 te [geboorteplaats] , hierna te noemen [minderjarige 3] ,
[minderjarige 4], geboren op [geboortedatum] 2006 te [geboorteplaats] , hierna te noemen [minderjarige 4] ,
[minderjarige 5], geboren op [geboortedatum] 2004 te [geboorteplaats] , hierna te noemen [minderjarige 5] , en
[minderjarige 6], geboren op [geboortedatum] 2002 te [geboorteplaats] , hierna te noemen [minderjarige 6] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder], hierna te noemen de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
[de vader], hierna te noemen de vader,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

1.Het procesverloop

1.1.
Op 13 januari 2020 is het verzoekschrift met bijlagen van de RvdK binnengekomen bij de griffie.
1.2.
De kinderrechter heeft de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld op 6 februari 2020. Verschenen zijn:
- [naam] , namens de RvdK;
- de moeder;
- de vader.
1.3.
Tijdens de zitting was tevens over verzoek van de kinderrechter als toehoorder aanwezig de [jeugdzorgwerker] namens het Regiecentrum Bescherming en Veiligheid.
1.4.
Voorafgaand aan de zitting heeft de kinderrechter gesproken met [minderjarige 4] , [minderjarige 5] en [minderjarige 6] . [minderjarige 3] was ook uitgenodigd voor een gesprek, maar hij is niet gekomen.

2.De feiten

2.1.
De ouders oefenen het ouderlijk gezag over [de minderjarigen] uit.
2.2.
De kinderen wonen bij de moeder.

3.Het verzoek

3.1.
De RvdK verzoekt om [minderjarige 6] onder toezicht te stellen van het Regiecentrum Bescherming en Veiligheid tot zij meerderjarig wordt. Voor de rest van de kinderen wordt een ondertoezichtstelling verzocht voor de duur van een jaar.
3.2.
Volgens de RvdK groeien de kinderen op in een complexe en onrustige gezinssituatie. Er is sprake geweest van een aaneenschakeling van ingrijpende gebeurtenissen. Er was misbruik en agressie door de oudste (inmiddels uitwonende) halfbroer en ruzies tussen de ouders. Rondom [minderjarige 6] heeft loverboy- en wegloopproblematiek gespeeld en bij [minderjarige 5] speelt nu dat hij wegloopgedrag laat zien, drugs gebruikt, risicovolle contacten heeft met vrienden, in aanraking komt met politie, niet naar school gaat en zich onttrekt aan het ouderlijk gezag. De problematiek van [minderjarige 5] is zo fors en veelomvattend dat een uithuisplaatsing door de RvdK is overwogen. Vanwege de vrees voor een averechts effect en omdat een uithuisplaatsing de systeemproblematiek niet wegneemt is hiertoe toch niet besloten. Bij [minderjarige 4] zijn er zorgen om haar seksuele ontwikkeling en de omgang met jongens omdat zij beïnvloedbaar en kwetsbaar is. Daarnaast is zij in het verleden misbruikt en speelt ook nu nog het een en ander bij de zedenpolitie. Over [minderjarige 3] zijn zorgen omdat hij begint met experimenteren en er het risico is dat hij zijn broer achterna gaat. Rond [minderjarige 2] en [minderjarige 1] spelen minder zorgen. Al speelt er bij [minderjarige 1] wel problematiek rond haar zindelijkheid, komen beide kinderen vaak te laat op school en is de persoonlijke hygiëne niet altijd op orde.
Ondanks de goede wil bij de ouders, het feit dat zij weten aan te sluiten bij hun kinderen en het goede contact tussen de kinderen en hun beide ouders is de opvoedingssituatie onvoldoende. De kinderen krijgen bij de moeder onvoldoende toezicht, structuur en begrenzing waardoor er sprake is van een chronisch tekortschietend pedagogisch klimaat. De vader, die aan de zijlijn staat, compenseert hier onvoldoende voor. Dat de ouders niet met elkaar communiceren, maar via de kinderen, bemoeilijkt de situatie. Tussen de ouders is sprake van ex-partnerproblematiek. Ook speelt er persoonlijke problematiek bij beide ouders en bij de moeder is sprake van gezondheidsproblemen. Deze problemen in combinatie met de grootte van het gezin en de grootte van de problemen die er spelen heeft tot gevolg dat de ouders structureel overbelast zijn. Er is geen sprake van onwil, maar van onmacht. Ondanks dit alles zijn de ouders meewerkend en positief ingesteld in de richting van de hulpverlening. Ondanks eerder ingezette hulpverlening is het niet gelukt de zorgen weg te nemen of de patronen te doorbreken. Dit komt mede doordat de moeder in de contacten met de hulpverlening aangeeft mee te willen werken, maar zodra de hulpverlening kritisch wordt of wat van haar vraagt, zij afhaakt en de hulpverlening diskwalificeert. Hierdoor krijgt de hulpverlening geen grip op de situatie. De hulpverlening weet enkel brandjes te blussen, crises te bezweren en niet structureel veranderingen in gang te zetten. Om dit te kunnen doorbreken en om te werken aan structurele veiligheid in de opvoedingssituatie is volgens de RvdK een ondertoezichtstelling noodzakelijk.

4.Het standpunt van de belanghebbenden

4.1.
[minderjarige 6] verwacht niet dat een ondertoezichtstelling zal helpen. Er zijn al twee jaar instanties betrokken, maar dit heeft niet tot verandering geleid. [minderjarige 6] voelt zich een doorgeefluik tussen haar ouders. Het liefst zou ze zien dat haar ouders weer normaal tegen elkaar doen. Ze hoopt dat als er een ondertoezichtstelling komt het iedereen een steuntje in de rug kan geven. Nu maakt ze zich nog erg veel zorgen om haar broertjes en zusjes, dit uit zich zelfs fysiek in de vorm van buikpijn.
4.2.
[minderjarige 5] ziet dat zijn ouders niet meer normaal met elkaar kunnen praten, veel kibbelen en kinderachtig doen. Hij ziet echter niets in een ondertoezichtstelling. [minderjarige 5] doet gewoon zijn eigen ding, hij sport bijvoorbeeld veel. Volgens hem is al veel opgelost als hij weer naar school gaat. Hoe hij of zijn ouders daarvoor kunnen zorgen, dat weet [minderjarige 5] niet.
4.3.
[minderjarige 4] heeft moeite met de sfeer thuis en voelt zich er niet altijd thuis. Ze maakt zich ook veel zorgen, bijvoorbeeld over de financiën. [minderjarige 4] weet niet zo goed wat een gezinsvoogd doet en wat die voor haar en het gezin kan betekenen, maar het lijkt haar niet zo leuk.
4.4.
Volgens de moeder is het duidelijk dat er voor de kinderen dingen moeten veranderen. Daar zijn de ouders het belangrijkste in en de moeder heeft het idee dat zij haar best daar ook voor heeft gedaan. De moeder stemt niet in met het verzoek. Volgens haar liggen er nog mogelijkheden in het vrijwillige hulpverleningskader. Sommige opties qua hulpverlening staan on hold, daar is dus nog meer te behalen, en andere opties worden door de moeder al ingezet. Dat het bijvoorbeeld (nog) niet gelukt is om [minderjarige 5] naar school te krijgen wijt de moeder aan uitgeputte mogelijkheden van [-] , de onderwijscoördinator en de zorgcoördinator. De moeder heeft de mogelijkheden niet om [minderjarige 5] naar school te krijgen, eigenlijk komt het erop neer dat er te beperkte mogelijkheden binnen deze maatschappij zijn, zo stelt de moeder. Zij vindt daarom ook dat zij daar niet op afgerekend moet worden door noodgedwongen met een gezinsvoogd opgezadeld te worden. Ook vindt de moeder de problemen voor de andere kinderen niet zo groot dat er sprake moet zijn van een ondertoezichtstelling.
4.5.
De vader stemt in met het verzoek. Volgens de vader is er veel winst te behalen met hulpverlening, maar nu blijft alles haken op verschillende visies van de moeder en van hem. Op deze manier wordt het niet beter.

5.De beoordeling

5.1.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting volgt naar het oordeel van de kinderrechter dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De kinderrechter zal het verzoek tot ondertoezichtstelling van de kinderen toewijzen en overweegt hiertoe als volgt.
5.2.
De kinderrechter constateert dat de ouders al twee jaar uit elkaar zijn, dat er al twee jaar strijd is tussen hen, dat zij dit beiden erkennen als probleem, maar er geen oplossing voor weten te vinden. Voor de kinderrechter zit hierin precies de crux waarom een gezinsvoogd nodig is. Uit het rapport van de RvdK en uit de gesprekken met de kinderen volgt dat de kinderen beschadigd raken door de continue spanningen tussen hun ouders. Daarbij weten ze niet goed waar ze aan toe zijn omdat de ouders bij veel opvoedvraagstukken lijnrecht tegenover elkaar staan en elkaar als opvoeders diskwalificeren. Zeker in een gezin waar veel speelt en waar de ouders de kar zouden moeten trekken maar dit niet doen, voelen de kinderen dat zij de problemen moeten oplossen. Zoals de kinderrechter de beide ouders tijdens de zitting al heeft meegegeven zijn het vooral de ouders die stappen moeten zetten, zij kunnen een wezenlijk verschil maken. Het is ouders in de afgelopen jaren niet gelukt om in het vrijwillige kader deze ontwikkelingsbedreiging voor de kinderen die de strijd tussen de ouders voor hen is, weg te nemen. Hoewel de moeder tegen de komst van een gezinsvoogd is, heeft zij de kinderrechter ook niet (concreet) uit kunnen leggen wat ouders hierin zelf gaan doen. Het moment is aangebroken dat er binnen een gedwongen kader stappen worden gezet, maar het moge duidelijk zijn dat een gezinsvoogd de inzet van de ouders nodig heeft om daadwerkelijk iets voor de kinderen te kunnen bereiken.
De kinderrechter constateert voorts dat alle vier de oudere kinderen grensoverschrijdend gedrag laten zien op verschillende gebieden. Dit is een indicatie van een structureel probleem, want door de tijd heen lopen alle kinderen er blijkbaar tegenaan. Zoals hierboven al is aangegeven is er sprake van een continu tekortschietende pedagogisch klimaat waarin de kinderen dagelijks onrust en spanningen ervaren. Er spelen veel samenhangende problemen binnen het hele gezinssysteem en het is belangrijk dat een gezinsvoogd systemisch te werk kan gaan. Daar horen alle kinderen bij, al zal het duidelijk zijn dat niet voor elk kind dezelfde zorgen gelden. De jongste twee kinderen laten weliswaar nog geen zorgelijke kindsignalen zien, maar zij maken wel onderdeel uit van het gezin. Het gaat hier om een ontwikkelingsbedreiging die geldt voor alle kinderen in het systeem. Dat maakt dat een ondertoezichtstelling voor alle kinderen aangewezen is.
Gelet op de ernst van de problematiek zal de kinderrechter [minderjarige 5] nog los benoemen. Er zijn ernstige zorgen over [minderjarige 5] . Dit speelt al een langere tijd en ook met de hulpverlening is het niet gelukt deze zorgen weg te nemen. Als er niets verandert loopt [minderjarige 5] het risico dat hij uit huis wordt geplaatst. Zover zou het niet moeten komen. Het is tijd dat beide ouders inzien hoe ernstig de zorgen met betrekking tot [minderjarige 5] zijn en dat er een plan wordt gemaakt. Dat [minderjarige 5] zelf aangeeft dat zijn leven op dit moment stil staat en zelf ook niet weet hoe nu verder, is tekenend voor de situatie. Ook voor hem geldt dat hij zijn ouders - naast zich - nodig heeft om de controle over zijn leven weer op te pakken. Binnen het vrijwillig kader is het niet gelukt om [minderjarige 5] (bijvoorbeeld) naar school te krijgen. Ook in het voorgaande liggen gronden die de noodzaak van een ondertoezichtstelling, in dit geval specifiek voor [minderjarige 5] , rechtvaardigen.
Tijdens de zitting is besproken dat er tussen de kinderen en de ouders en de kinderen onderling ook veel betrokkenheid en liefde is. De RvdK gaf ook al aan dat het mogelijk meer zit in onmacht dan in onwil van de ouders. De kinderrechter spreekt de hoop uit dat het ouders lukt om met ondersteuning van de gezinsvoogd zich weer als ouders verbonden te voelen en een manier vinden om aan hun gedeeld ouderschap vorm te geven. Hopelijk is er dan niet alleen liefde, maar wordt er met die liefde ook een liefdevolle omgeving gecreëerd voor de kinderen.
5.3.
Op dit moment zijn de bedreigingen in de ontwikkeling van [de minderjarigen] waaraan in ieder geval gewerkt moet worden:
- de persoonlijke en ex-partnerproblematiek van de ouders;
- het ontbreken van sturing, structuur en begrenzing in de opvoedingssituatie;
- de zeer zorgelijke kindsignalen die de kinderen, met name [minderjarige 6] , [minderjarige 5] , [minderjarige 4] en [minderjarige 3] , vertonen.
5.4.
Gelet op het voorgaande is de kinderrechter van oordeel dat een ondertoezichtstelling van de kinderen noodzakelijk is. Gelet op de concrete ontwikkelingsbedreigingen acht de kinderrechter de termijn van een jaar passend. Voor [minderjarige 6] zal de termijn vanzelfsprekend korter zijn, omdat zij eerder al meerderjarig wordt.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
stelt [minderjarige 6] onder toezicht van het Regiecentrum Bescherming en Veiligheid, gevestigd te Leeuwarden, met ingang van 14 februari 2020 tot [datum meerderjarigheid] 2020;
6.2.
stelt [minderjarige 5] , [minderjarige 4] , [minderjarige 3] , [minderjarige 2] en [minderjarige 1] onder toezicht van het Regiecentrum Bescherming en Veiligheid, gevestigd te Leeuwarden, met ingang van 14 februari 2020 tot 14 februari 2021;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. S.M. Barkhuijsen-Venselaar, kinderrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 februari 2020 in tegenwoordigheid van de griffier.
(
fn: 811)
Van deze beschikking kan binnen 3 maanden hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, locatie Leeuwarden. Indien u in deze procedure bent verschenen start deze termijn op de dag van de uitspraak. Als u niet in de procedure bent verschenen kan de termijn op een latere datum beginnen. Volgens de wet bent u verplicht om voor het instellen van hoger beroep een advocaat in te schakelen. In verband met de beperkte termijn dient u zo spoedig mogelijk contact met uw/een advocaat op te nemen!
De griffier,