ECLI:NL:RBNNE:2020:1085

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
10 maart 2020
Publicatiedatum
10 maart 2020
Zaaknummer
18/830053-15
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de termijn van terbeschikkingstelling van een veroordeelde met één jaar

Op 10 maart 2020 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, uitspraak gedaan in de zaak van een veroordeelde die ter beschikking was gesteld. De rechtbank heeft de termijn van de terbeschikkingstelling met één jaar verlengd. De officier van justitie had aanvankelijk gevorderd om de termijn met twee jaren te verlengen, maar de rechtbank heeft besloten om van dit verzoek af te wijken. De behandeling vond plaats op 25 februari 2020, waarbij de veroordeelde, zijn raadsvrouw mr. W.C. Alberts, de officier van justitie mr. L. Lubbers en deskundigen aanwezig waren. De rechtbank heeft de adviezen van de deskundigen, waaronder psychologen en psychiaters, in overweging genomen. De veroordeelde, geboren in 1994, verblijft in FPC Dr. S. van Mesdag te Groningen en heeft een geschiedenis van antisociale persoonlijkheidsstoornis en middelenmisbruik. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen en goederen vereist dat de termijn van de dwangmaatregel wordt verlengd. De rechtbank heeft echter besloten om de verlenging te beperken tot één jaar, met de mogelijkheid voor een nieuw toetsingsmoment om de voortgang van de veroordeelde te evalueren. De rechtbank heeft hierbij benadrukt dat de verlenging niet betekent dat de verpleging na afloop van het jaar automatisch zal worden beëindigd.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/830053-15
beslissing van de meervoudige kamer d.d. 10 maart 2020 op een vordering van de officier van justitie tot verlenging van de termijn van terbeschikkingstelling
in de zaak tegen

[veroordeelde],

geboren op [geboortedatum] 1994 te [geboorteplaats],
thans verblijvende te FPC Dr. S. van Mesdag te Groningen,
hierna te noemen: veroordeelde.

Procesverloop

De officier van justitie heeft op 15 januari 2020 schriftelijk gevorderd dat de rechtbank de termijn van terbeschikkingstelling van de veroordeelde zal verlengen met twee jaren.
De behandeling heeft plaatsgevonden op 25 februari 2020, waarbij aanwezig waren de veroordeelde, diens raadsvrouw mr. W.C. Alberts, de officier van justitie mr. L. Lubbers en als deskundigen R. Bax, verbonden aan de FPC Dr. S. van Mesdag, en A.A.R. de Kom, psychiater.
De rechtbank heeft acht geslagen op de stukken, waaronder met name het door het (plaatsvervangend) hoofd van de inrichting ondertekende rapport met advies van 24 december 2019 (hierna: het verlengingsadvies) van het behandelteam van de instelling waar de veroordeelde van overheidswege wordt verpleegd, alsmede de aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van de veroordeelde.
De rechtbank heeft voorts gelet op de adviezen als bedoeld in artikel 6:6:12, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv), opgemaakt door A.A.R de Kom, psychiater en P.E. Geurkink, psycholoog, beiden niet verbonden aan de instelling waar de veroordeelde wordt verpleegd.

Motivering

De opgelegde terbeschikkingstelling
Bij vonnis van 7 december 2015 heeft de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, veroordeelde wegens poging tot doodslag, bedreiging met zware mishandeling en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht ter beschikking gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege.
De terbeschikkingstelling is aangevangen op 27 februari 2016 en laatstelijk op 7 maart 2018 door deze rechtbank verlengd met twee jaren.
Het advies van de instelling
In het voormeld verlengingsadvies wordt geadviseerd de termijn van de terbeschikkingstelling te verlengen met twee jaren. In dit verlengingsadvies is onder meer het volgende aangegeven, zakelijk weergegeven:
Veroordeelde is een licht verstandelijk beperkte man bij wie sprake is van een
antisociale persoonlijkheidsstoornis, afhankelijkheid van cannabis (thans actueel) en
misbruik van alcohol. Middels de inzet van therapieën en sociotherapeutische
interventies wordt gewerkt aan de agressieproblematiek en het middelengebruik van veroordeelde. In de afgelopen twee jaar is veroordeelde stabieler gaan functioneren en vinden er minder vaak incidenten plaats. Het huidige behandelteam heeft een manier van werken gevonden met veroordeelde waarin de samenwerking redelijk goed is. Eind 2018 is besloten om begeleid verlof aan te vragen, waarna de machtiging in januari 2019 is afgegeven. De verwachting was dat begeleid verlof veroordeelde perspectief zou bieden en hem zou motiveren om zich in te zetten voor de behandeling en het stoppen met het middelengebruik. Er zijn korte periodes waarin het veroordeelde lukt om het middelengebruik achterwege te laten. Echter, als de spanning bij veroordeelde toeneemt, wanneer hij een tegenslag ervaart of wanneer er sprake is van onrust tussen medepatiënten (en veroordeelde), valt hij gemakkelijk weer terug in middelengebruik. Omdat veroordeelde het afgelopen jaar veelal positief heeft gescoord op urinecontroles, heeft hij sporadisch verlof gepraktiseerd. De beveiligde fase van het stappenplan heeft hij doorlopen en deze verloven zijn goed verlopen. Middels een verlofevaluatie is een verlenging van de machtiging voor begeleid verlof aangevraagd. Door de Interne Verloftoetsingscommissie (VTC) is in november 2019 echter besloten niet akkoord te gaan met de voortzetting van het verlof, omdat er op dat moment al een tijdlang niet werd voldaan aan de voorwaarden die aan het verlof worden gesteld. Daarbij is duidelijk geworden dat het verlof geen motiverende werking heeft gehad op veroordeelde. Door deze beslissing is het verlof door de kliniek ingetrokken. Voordat er opnieuw verlof kan worden aangevraagd is het onder andere van belang dat veroordeelde zich inzet voor de behandelonderdelen en zich houdt aan de gestelde voorwaarden. Ingeschat wordt dat voor veroordeelde na vier maanden begeleid verlof geïndiceerd zal zijn. De totale behandelduur tot en met transmuraal verlof voor veroordeelde wordt door de kliniek, bij positief verloop, op vier jaar geschat. Gelet op het feit dat veroordeelde regelmatig softdrugs gebruikt en het hem niet lukt dit te beperken of achterwege te laten, zit hij veelal in beperkingen waardoor hij niet kan deelnemen aan dagbesteding in de kliniek. Bij beëindiging van de maatregel wordt het risico op recidive ingeschat als hoog. Veroordeelde heeft intensieve begeleiding en controle nodig om delictvrij te kunnen functioneren. In de afgelopen periode waren er binnen de huidige setting vergaande maatregelen nodig om risicogedrag te voorkomen. Op dit moment heeft veroordeelde onvoldoende vaardigheden om in een setting te verblijven met een minder hoog beveiligingsniveau dan een FPC. Geadviseerd wordt om de terbeschikkingstelling met dwangverpleging te verlengen met twee jaren.
De deskundige R. Bax heeft tijdens de zitting van 25 februari 2020 het advies van de kliniek bevestigd en ander toegelicht. Deze toelichting houdt -zakelijk weergegeven- in:
In de afgelopen maanden is de fysieke en verbale agressie van veroordeelde in intensiteit en frequentie afgenomen. De ondergane therapieën zijn met wisselende resultaten doorlopen. Voordat verlof aangevraagd kan worden, moet er gestart zijn met het doorlopen van de behandelmodules die nog niet doorlopen zijn en moet er gewerkt worden aan het middelengebruik, in die zin dat er minstens een aantoonbare afname in middelengebruik zichtbaar is. Om verlof te kunnen praktiseren mag er helemaal geen sprake zijn van middelengebruik door veroordeelde. Verder moet er samenwerking komen tussen veroordeelde en de kliniek om te werken aan de cannabisverslaving.
De adviezen van de deskundigen als bedoeld in artikel 6:6:12, derde lid Sv.
In het door de deskundige P.E. Geurkink op 29 november 2019 opgemaakte rapport wordt geadviseerd de termijn van de terbeschikkingstelling met één jaar te verlengen. Het advies houdt onder meer in, zakelijk weergegeven:
Bij veroordeelde is sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van een antisociale persoonlijkheidsstoornis en een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de zin van een verslaving aan cannabis en misbruik van alcohol in het verleden. Op het gebied van veroordeelde zijn intelligentieniveau blijft enige onduidelijkheid. Onder de huidige omstandigheden is er sprake van een lage, mogelijk oplopend tot matige kans op recidive. Als veroordeelde alleen buiten moet functioneren is de kans op recidive hoog. De situatie van veroordeelde is de afgelopen tijd verbeterd in de zin dat hij minder prikkelbaar is, hij meer afstand kan nemen en hij minder impulsief en meer transparant is. De huidige situatie rechtvaardigt een adequate en voortvarende resocialisatie en dit kan ook onderbouwd worden vanuit de risicotaxatie. Die resocialisatie lijkt te stagneren door cannabisgebruik, dat niet direct delict gerelateerd is, maar wel zorgelijk, omdat veroordeelde er onvoldoende afstand van kan nemen. De inzet van een verslavingsarts om met veroordeelde te kijken naar mogelijkheden om te stoppen met gebruik van cannabis, mogelijk met ondersteuning van medicatie, zou sterk te overwegen zijn. De psycholoog is van mening dat gezien de situatie van veroordeelde er tijdens de resocialisatie snel vorderingen gemaakt kunnen worden. Het behandelplafond is nog niet bereikt, maar de benodigde behandeling, onder andere gericht op de cannabisverslaving, kan ook tijdens de resocialisatie plaatsvinden.
In het door de deskundige A.A.R. de Kom op 18 november 2019 opgemaakte rapport wordt geadviseerd de termijn van de terbeschikkingstelling met één jaar te verlengen. Het advies houdt onder meer in, zakelijk weergegeven:
Bij veroordeelde is sprake van een gebrekkige ontwikkeling in de zin van een antisociale persoonlijkheidsstoornis. Er is ook sprake van ziekelijke stoornissen in het gebruik van alcohol en cannabis. De kans op herhaling van soortgelijke feiten wordt in de huidige context als laag gezien, doordat de agressieve prikkelbaarheid, impulsiviteit, impulsbeheersing en frustratietolerantie recent deels zijn verbeterd en het gebruik van alcohol al langdurig onder controle is gebracht. De huidige professionele structuur, steun en toezicht houden het risico laag. Veroordeelde zijn cannabisgebruik leidt niet duidelijk tot pre-delict gedrag. Veroordeelde is gemotiveerd voor zijn resocialisatie. De meest recente risicoprognose binnen het beloop van de maatregel is gesteld op laag-matig. Het huidige risicomanagement is adequaat, veroordeelde kan zijn cannabisgebruik echter moeilijk staken omdat hij hiermee de spanning dempt die zijn antisociale persoonlijkheidsstoornis bij hem oproept. Het advies van een verslavingsarts die zou kunnen wijzen op medicatie die spanning, prikkelbaarheid en trek dempt, kan van grote waarde zijn bij het doorbreken van de ontstane impasse. Door het verlengen van de terbeschikkingstelling met één jaar zal de motivatie van veroordeelde toenemen waardoor de behandeling in versnelling komt.
De deskundige A.A.R. de Kom heeft tijdens de zitting van 25 februari 2020 het advies bevestigd en nader toegelicht. Deze toelichting houdt - zakelijk weergegeven - in:
Er is vooruitgang geboekt in de behandeling, met name op het gebied van de agressieve prikkelbaarheid van veroordeelde. We stranden echter bij het feit dat veroordeelde kampt met ernstige afhankelijkheid van cannabis. Geadviseerd wordt om hier met behulp van een verslavingsarts aan te werken. De verslavingsarts zou kunnen wijzen op een lichte vorm van medicatie.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft gepersisteerd bij haar vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling met dwangverpleging met twee jaren.
Het standpunt van de veroordeelde en zijn raadsvrouw
Veroordeelde en zijn raadsvrouw hebben zich niet verzet tegen een verlenging van de terbeschikkingstelling, echter dient deze naar hun mening met één jaar plaats te vinden. De raadsvrouw heeft daartoe aangevoerd dat wanneer de hulp van een verslavingsarts wordt ingeschakeld, de verlofaanvraag in gang gezet kan worden, waarna er voortvarende stappen gemaakt kunnen worden.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt op grond van de strafmotivering in het onderliggende vonnis vast dat de terbeschikkingstelling is opgelegd ter zake van misdrijven gericht tegen of gevaar veroorzakend voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
Op grond van de inhoud van voormelde adviezen, de door de deskundigen gegeven toelichting en hetgeen overigens uit het onderzoek ter zitting naar voren is gekomen, is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen en goederen vereist dat de termijn van de dwangmaatregel wordt verlengd.
Ten aanzien van de duur van de verlenging overweegt de rechtbank dat als uitgangspunt geldt dat, wanneer aannemelijk is geworden dat de behandeling van de terbeschikkinggestelde meer tijd in beslag zal nemen dan de tijd die resteert bij een verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van een jaar, de terbeschikkingstelling verlengd dient te worden met een termijn van twee jaren. De rechtbank ziet in dit geval echter, mede gelet op de adviezen als bedoeld in artikel 6:6:12, derde lid Sv, aanleiding om van dit uitgangspunt af te wijken. De rechtbank overweegt daarbij dat er volgens voornoemde adviezen na raadpleging van een verslavingsarts snel vooruitgang geboekt kan worden. Het is wenselijk dat het resocialisatietraject van veroordeelde zo voortvarend mogelijk in gang wordt gezet. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het van belang om over één jaar een nieuw toetsingsmoment te hebben om te bezien hoe het veroordeelde vergaat. De rechtbank zal de terbeschikkingstelling daarom met één jaar verlengen. Daarbij merkt de rechtbank uitdrukkelijk op dat veroordeelde aan de beslissing tot verlenging van de maatregel met één jaar niet de verwachting mag ontlenen dat de verpleging van overheidswege na afloop van dat jaar (voorwaardelijk) zal worden beëindigd, dan wel dat de terbeschikkingstelling dan wederom met slechts één jaar zal worden verlengd.
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 38d en 38e van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing

De rechtbank:
- verlengt de termijn van de terbeschikkingstelling van veroordeelde met één jaar.
Deze beslissing is gegeven door mr. H.J. Schuth, voorzitter, mr. S. Timmersmans en mr. C.J. Hoedt, rechters, bijgestaan door mr. S. Fokkert, griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 10 maart 2020.
Mr. Hoedt is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.