ECLI:NL:RBNNE:2019:844

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
28 februari 2019
Publicatiedatum
6 maart 2019
Zaaknummer
18/740064-14
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorwaardelijke beëindiging van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 28 februari 2019 uitspraak gedaan over de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (PIJ) van de veroordeelde, geboren in 1996. De rechtbank heeft de behandeling op 14 februari 2019 gehouden, waarbij de veroordeelde, zijn raadsman mr. A.D. Kloosterman, de officier van justitie mr. P. van der Vliet, en deskundigen B. Wemekamp en M. Lüürsen aanwezig waren. De rechtbank heeft de rapportages van de inrichting en de reclassering in overweging genomen, waaruit blijkt dat de veroordeelde zich positief heeft ontwikkeld en dat er geen ernstige psychopathologie meer aanwezig is die zijn functioneren beïnvloedt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen geen meerwaarde meer heeft en dat de veroordeelde zich goed heeft ontwikkeld in de maatschappij. De rechtbank heeft de vordering tot verlenging van de maatregel afgewezen en de maatregel voorwaardelijk beëindigd, onder voorwaarden die door de reclassering zijn geadviseerd. De beslissing is genomen op basis van de artikelen 77s, 77ta en 77tb van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/740064-14
beslissing van de meervoudige kamer d.d. 28 februari 2019 op een vordering van de officier van justitie strekkende tot verlenging van de termijn van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen
in de zaak tegen

[veroordeelde],

geboren op [geboortedatum] 1996 te [geboorteplaats],
thans verblijvende in Cura XL te [adres],
hierna te noemen veroordeelde.

Procesverloop

De officier van justitie heeft schriftelijk gevorderd dat de rechtbank de termijn van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen van de veroordeelde zal verlengen met zes maanden.
De behandeling heeft plaatsgevonden op 14 februari 2019, waarbij aanwezig waren de veroordeelde, diens raadsman mr. A.D. Kloosterman, de officier van justitie mr. P. van der Vliet en B. Wemekamp en M. Lüürsen als deskundigen.
De rechtbank heeft acht geslagen op de stukken, waaronder met name het door het hoofd van de inrichting en een gedragswetenschapper ondertekende rapport met advies van het behandelteam van de inrichting waar de veroordeelde is geplaatst, alsmede het advies van het Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering d.d. 24 januari 2019.

Motivering

De opgelegde maatregel
Bij vonnis van 25 mei 2015 heeft deze rechtbank veroordeelde wegens onder meer een afpersing door twee of meer verenigde personen, diefstallen en een mishandeling de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen opgelegd. Bij arrest van 7 oktober 2015 heeft het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden het vonnis van de rechtbank bevestigd. De maatregel is aangevangen op 5 november 2015 en laatstelijk op 21 november 2018 verlengd met zes maanden.
Het advies van de instelling
In voormeld advies wordt geadviseerd de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen voorwaardelijk te beëindigen. In dit advies is onder meer het volgende aangegeven, zakelijk weergegeven:
Bij veroordeelde is er geen sprake meer van ernstige psychopathologie wat zijn functioneren beïnvloedt. Veroordeelde functioneert goed op verschillende leefgebieden. Hij heeft zijn middelengebruik onder controle, woont in een begeleid kamer traject te Groningen, beschikt over een goed en stabiel inkomen en heeft zijn financiën ogenschijnlijk onder controle. De gedragsproblematiek waar bij aanvang van de PIJ-maatregel antisociale, narcistische en riskante gedragingen op de voorgrond stonden, is sterk afgenomen. Het is veroordeelde gelukt zich kwetsbaar op te stellen, zijn emoties te bespreken en traumatische ervaringen te verwerken, waardoor er ruimte is ontstaan voor zijn emotionele en sociale ontwikkeling. De drang tot zelfbepaling en overtreden van regels blijven, weliswaar in sterk verminderde mate, aanwezig en wanneer veroordeelde het idee heeft dusdanig in de knel te zitten, blijft het risico bestaan dat hij zich aansluit bij een negatieve peergroup en zich gezamenlijk afzet tegen geldende regels en normen. Het is zaak dat veroordeelde zich gehoord blijft voelen zodat hij zijn onderliggende emoties bespreekbaar kan maken om te voorkomen dat hij een agerende houding aanneemt en het recidive risico toeneemt. Bij veroordeelde is een goede ontwikkeling waargenomen, met name op het gebied van: reflectief vermogen, beheersingsvaardigheden en ten aanzien van sociaal-emotionele ontwikkeling. Buiten de gesloten inrichting, tijdens het STP-traject, heeft veroordeelde deze ontwikkeling uit weten te bouwen. Er kan worden gesproken van een geslaagd resocialisatie-traject waarbij veroordeelde het geleerde in de praktijk weet te brengen en zijn plek in de maatschappij steeds verder weet te verstevigen. Er is geen noodzaak van een intramurale behandeling. Het verloop van de laatste fase van de behandeling: het STP-traject verloopt eveneens positief. In de toekomst wordt deze maatregel niet als meerwaarde gezien, vanwege de verankerde samenwerkingsrelaties met zowel de reclassering als de huidige woonvoorziening. Dit pleit voor een voorwaardelijke beëindiging van de PIJ-maatregel.
De deskundige B. Wemekamp heeft tijdens de terechtzitting van 14 februari 2019 het advies nader toegelicht. Deze toelichting houdt - zakelijk weergegeven - in:
Veroordeelde weet de vaardigheden die hij heeft geleerd goed vast te houden. Ook in tijd van tegenslag laat hij zich begeleiden. Het recidiverisico is matig. Een voorwaardelijke beëindiging volstaat om vanuit de huidige basis verder te gaan.
In het advies van de reclassering is onder meer het volgende aangegeven, zakelijk weergegeven:
Sinds 15 augustus 2018 woont veroordeelde met begeleiding van Cura XL in Groningen. Als beschermende factoren zijn te noemen: gerichtheid op de toekomst, motivatie voor begeleiding, houding tegenover afspraken en voorwaarden, werk, hulpverlening en juridisch kader. Risicofactoren zijn financiën, psychosociaal functioneren, sociaal netwerk en middelengebruik. Er is hierbij enerzijds sprake van een positieve ontwikkeling. Veroordeelde maakt spanningen bespreekbaar, herkent denkpatronen, blijft in contact met de reclassering en maakt bewuste keuzes in zijn netwerk en middelengebruik heeft geen invloed op zijn dagelijks functioneren. Anderzijds is deze ontwikkeling nog fragiel en dient dit nog gemonitord te worden in het kader van risicomanagement.
De deskundige M. Lüürsen heeft tijdens de terechtzitting van 14 februari 2019 het advies nader toegelicht. Deze toelichting houdt -zakelijk weergegeven- in:
Veroordeelde is met werk en school gestopt, maar heeft toch een positieve ontwikkeling doorgemaakt. Hij heeft inmiddels weer werk gevonden. Hij maakt problemen en spanningen bespreekbaar. Veroordeelde heeft goed contact met de reclassering en de woonbegeleiding. In het afgelopen half jaar is er geen beroep op Juvaid nodig geweest. Het is verantwoord veroordeelde door te laten stromen naar de volgende fase en de maatregel voorwaardelijk te beëindigen onder de in het advies genoemde voorwaarden.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd de vordering tot verlenging af te wijzen, dan wel als gewijzigd te lezen en vordert een voorwaardelijke beëindiging van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen, met als bijzondere voorwaarden de voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd.
Het standpunt van de veroordeelde en zijn raadsman
Veroordeelde en zijn raadsman hebben bepleit de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen voorwaardelijk te beëindigen. Veroordeelde gaat akkoord met de door de reclassering voorgestelde voorwaarden.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt naar aanleiding van de hiervoor weergegeven rapportages over veroordeelde vast dat de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen geen meerwaarde meer heeft. Zowel de inrichting als de reclassering hebben geadviseerd de maatregel voorwaardelijk te beëindigen. Het verblijf van veroordeelde bij Cura XL, waar hij sinds augustus 2018 woont, verloopt naar tevredenheid. Hij stelt zich meewerkend op en houdt zich aan de gemaakte afspraken. Het recidiverisico wordt ingeschat als gemiddeld. Uit de rapportages blijkt dat het belangrijk is dat veroordeelde contact houdt met de reclassering. Veroordeelde heeft ter terechtzitting ingestemd met de door de reclassering geadviseerde voorwaarden.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen, en het belang van een zo gunstig mogelijk verdere ontwikkeling van veroordeelde, niet langer meer eisen dat de termijn van de maatregel wordt verlengd. De vordering tot verlenging van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen zal daarom worden afgewezen.
Op grond van de hierboven vermelde stukken en de behandeling ter terechtzitting is de rechtbank tot het oordeel gekomen dat de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen voorwaardelijk kan worden beëindigd. De rechtbank zal daaraan de door de reclassering geadviseerde voorwaarden verbinden.
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 77s, 77ta en 77tb van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing

De rechtbank:
- wijst af de vordering van het openbaar ministerie tot verlenging van de termijn van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen;
- wijst toe de vordering tot het vaststellen van voorwaarden tijdens de voorwaardelijke beëindiging van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen, in die zin dat deze voorwaarden vanaf het onherroepelijk worden van deze beslissing als volgt komen te luiden.
Stelt als algemene voorwaarden:
- dat de veroordeelde zich ten tijde van de voorwaardelijke beëindiging niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt en medewerking verleent aan het toezicht door een reclasseringsinstelling als bedoeld in artikel 14d, tweede lid.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
- dat de veroordeelde gedurende de termijn van de voorwaardelijke beëindiging zal meewerken aan het reclasseringstoezicht door het Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering, inhoudende onder andere, dat veroordeelde zich meldt op afspraken bij de reclassering, zich houdt aan de aanwijzingen van de reclassering, een actuele foto waarop zijn gezicht herkenbaar overlegt, meewerkt aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact met hem hebben, indien dat van belang is voor het toezicht, alsmede dat veroordeelde zal meewerken aan huisbezoeken;
- dat de veroordeelde niet van huisvesting verandert zonder toestemming van de reclassering;
- dat de veroordeelde niet naar het buitenland of naar de Nederlandse Antillen zal gaan zonder toestemming van het openbaar ministerie;
- dat de veroordeelde gedurende de termijn van de voorwaardelijke beëindiging zal verblijven in Cura XL of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, zulks ter bepaling door de reclassering, waarbij het verblijf duurt zolang als de reclassering dat nodig acht en waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
- dat de veroordeelde gedurende de termijn van de voorwaardelijke beëindiging zal meewerken aan ambulante (woon)begeleiding van Cura XL of een soortgelijke instelling, indien geïndiceerd door de reclassering;
- dat de veroordeelde zal meewerken aan controle op het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen, waarbij de reclassering als controlemiddel gebruik kan maken van urineonderzoek en/of ademonderzoek;
- dat de veroordeelde zal meewerken aan een ambulante behandeling van de Verslavingszorg Noord Nederland (VNN) of een soortgelijke instelling, indien geïndiceerd door de reclassering;
- dat de veroordeelde aan de reclassering en/of beschermde woonvoorziening inzage geeft in zijn financiën, waarbij de veroordeelde, indien geïndiceerd door de reclassering, zal meewerken aan beschermingsbewind;
- dat de veroordeelde aan de reclassering en/of beschermde woonvoorziening inzicht geeft in zijn sociaal netwerk.
Deze beslissing is gegeven door mr. M.J. Dijkstra, voorzitter, tevens kinderrechter, en mr. M. Brinksma en mr. N.A. Vlietstra, rechters, bijgestaan door mr. C.G. Velvis, griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 februari 2019.