Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
Parketnummer 18/820369-18
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd van het onder parketnummer 18/820369-18 onder 1 primair ten laste gelegde. De officier van justitie heeft op grond van de bewijsmiddelen in het dossier geconcludeerd dat het onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Parketnummer 18/830267-18
Op grond van de stukken in het dossier heeft de officier van justitie geconcludeerd dat het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Standpunt van de verdediging
Parketnummer 18/820369-18
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1 primair, 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde.
Ten aanzien van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsman aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat verdachte wist dat de auto van diefstal afkomstig was, nu verdachte de auto geleend had in ruil voor drugs.
Wat betreft het onder 2 ten laste gelegde heeft de raadsman erop gewezen dat verdachte enkel in het steegje is geweest naast het restaurant. De foto’s die op de telefoon van verdachte zijn aangetroffen heeft verdachte niet zelf gemaakt, maar deze zijn gemaakt door degene aan wie verdachte zijn telefoon heeft uitgeleend.
Parketnummer 18/830267-18
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 1, 2 primair en 2 subsidiair ten laste gelegde.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde heeft de raadsman aangevoerd dat er geen sprake is van medeplegen, nu er geen sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking nu er van te voren geen afspraken zijn gemaakt tussen verdachte en de medeverdachten. De raadsman heeft voorts betoogd dat het opzet op het geweld niet bewezen kan worden.
Parketnummer 18/820369-18
Vrijspraak van het onder 1 primair ten laste gelegde
De rechtbank is van oordeel dat er onvoldoende bewijs voorhanden is om tot een bewezenverklaring te komen van het onder 1 primair ten laste gelegde. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het onder 1 primair ten laste gelegde.
Ten aanzien van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte op de terechtzitting van 31 januari 2019 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Ik heb op 11 september 2018 te Groningen in een auto gereden. Ik heb die auto geleend van iemand in ruil voor drugs. Ik ken die persoon niet van naam. Ik heb geen autopapieren gezien of gekregen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 6 september 2018, opgenomen op pagina 24 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2018242105 d.d. 13 september 2018, inhoudende als verklaring van [naam] , namens [slachtoffer 1] :
Ik ben de dochter van de eigenaar van een personenauto van het merk Volkswagen, type Golf, voorzien van kenteken [kenteken] . Op woensdag 5 september 2018 heeft mijn vader de personenauto nog zien staan aan de [straatnaam] . Op 6 september 2018 zag mijn vader dat de auto door onbekende(n) was weggenomen.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 september 2018, opgenomen op pagina 28 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant(en):
Op 11 september 2018 zag ik, verbalisant dat er in de Nieuwstad in Groningen een donkere Volkswagen Golf, voorzien van het kenteken [kenteken] , reed. Ik verbalisant controleerde, middels mijn diensttelefoon, in de politie-informatiesystemen wie de eigenaar van het voornoemde voertuig was. Ik verbalisant zag vervolgens dat er op voornoemd voertuig een A87 signalering stond. Mij verbalisant is bekend dat dit betekent dat het voertuig als gestolen gesignaleerd staat. Ik bracht de bestuurder over naar het politiebureau. Op het politiebureau zag ik dat de verdachte betrof: [verdachte] .
Uit bovengenoemde bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat verdachte de personenauto heeft verworven en voorhanden heeft gehad terwijl hij wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof. Daartoe is voor de rechtbank onder meer bepalend de wijze waarop verdachte de personenauto in zijn bezit heeft gekregen, te weten op de hoek van de straat, van een persoon van wie verdachte weinig tot geen informatie heeft, zonder autopapieren, in ruil voor drugs. De rechtbank gaat er daarom van uit dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte wist dat het een gestolen auto betrof. Op grond hiervan kan het onder 1 subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend worden bewezen.
Ten aan zien van het onder 2 ten laste gelegde
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte op de terechtzitting van 31 januari 2019 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Ik was in de nacht van 8 op 9 september 2018 in een steeg naast restaurant [naam restaurant] te Groningen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 12 september 2018, opgenomen op pagina 35 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 2] :
Ik doe aangifte van inbraak in restaurant [naam restaurant] , [straatnaam] in Groningen. In de nacht van vrijdag op zaterdag 8 september 2018 omstreeks 01:30 uur was ik nog in het restaurant. Alle ramen en deuren waren afgesloten. Zaterdagochtend 8 september 2018 omstreeks 11:00 uur kwam ik weer in het restaurant. Ik zag dat de raamhandel van het bovenlicht boven het aanrecht was gebroken. Er was ingebroken. Ik liep naar de kassa in het midden van de zaak en zag dat de kassalade openstond. Ik zag dat mijn I-pad en mijn Macbook waren weggenomen. Ik zag ook dat er een oranje COOP tas was weggenomen. Het opengebroken raampje is bereikbaar vanuit een steeg naast het restaurant.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 september 2018, opgenomen op pagina 38 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant(en):
Wij, verbalisanten, kregen op maandag 10 september 2018, omstreeks 17:30 uur de melding dat melder [slachtoffer 2] zojuist een persoon zag die zaterdag 8 september 2018 bij zijn restaurant had ingebroken. Melder zou deze persoon herkennen van de beelden die hij heeft. Ik, verbalisant, heb de beelden bekeken op de mobiele telefoon van melder [slachtoffer 2] en zag dat dit om de bekende [verdachte] ging.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 september 2018, opgenomen op pagina 43 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant(en):
Door mij, verbalisant, zijn de door [slachtoffer 2] aangeleverde camerabeelden bekeken. Ik herken op de beelden [verdachte] . [verdachte] loopt met een mij onbekende man meerdere malen op en neer voor het pand waar restaurant [slachtoffer 2] gevestigd is. Omstreeks 03:02 uur gaat hij de steeg in naast restaurant [slachtoffer 2] . De onbekende man gaat dan bij de bushalte op straat staan voor het pand. Bij het ingaan van de steeg heeft verdachte niets bij zich. De onbekende man loopt af en toe heen en weer en kijkt in de richting van de steeg. Na ongeveer 25 minuten komt verdachte de steeg uit en draagt in zijn rechterhand een volle felkleurige boodschappentas en loopt in de westelijke richting.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 13 september 2018, opgenomen op pagina 5 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant:
Bij zijn insluiting bleek de verdachte [verdachte] in het bezit te zijn van een mobiele telefoon, merk Samsung, type Galaxy S6. Op donderdag 13 september 2018 heeft er een onderzoek plaatsgevonden aan de in beslag genomen mobiele telefoon. Hieruit is het navolgende gebleken: In het mapje galerij stonden een 4 tal foto's afgebeeld welke waren toegevoegd op 8 september. Op de fotoprints is het navolgende te zien:
- een overzichtsfoto met daarop de datum 8 september
- een afbeelding van een witte kabelset
- een afbeelding van een laptop voorzien van het logo "Apple"
- een afbeelding van een beeldscherm en toetsenbord van een laptop
- een afbeelding met daarop de gegevens van een Macbook Air voorzien van het serienummer [nummer]
Opmerking verbalisant:
Het serienummer op de afbeelding, aangetroffen in de in beslag genomen mobiele telefoon van de verdachte [verdachte] , komt overeen met het serienummer van de bij de inbraak aan de [straatnaam] te Groningen, weggenomen Apple Mac Book Air3, waarvan door [slachtoffer 2] aangifte werd gedaan.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende. Verdachte ontkent betrokken te zijn geweest bij de hem ten laste gelegde inbraak. Van de inbraak zijn camerabeelden beschikbaar en deze beelden zijn bekeken door de politie ter herkenning van de dader van de inbraak. Door twee verbalisanten is de dader herkend als verdachte. De verklaring van verdachte, inhoudende dat hij achter in de steeg is gaan zitten om drugs te gebruiken en een onbekende persoon meerdere keren naar hem toe kwam, acht de rechtbank ongeloofwaardig gelet op het feit dat deze onbekende persoon nergens op de beelden te zien is. Verdachte heeft over de in het restaurant weggenomen COOP tas die hij in zijn bezit had, verklaard dat hij deze heeft gevonden in de steeg. Op de telefoon van verdachte zijn vervolgens foto’s aangetroffen van de goederen die uit het restaurant zijn weggenomen. De verklaring van verdachte hieromtrent, inhoudende dat hij zijn telefoon uitgeleend heeft aan een onbekende die de foto’s gemaakt zou hebben, acht de rechtbank onaannemelijk. Deze verklaring is voorts op geen enkele wijze door verdachte onderbouwd, noch blijkt uit het dossier overigens van enige ondersteuning van een van zijn andere stellingen omtrent de aanwezigheid in de steeg. Op grond van bovengenoemde bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat het onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend is bewezen. De rechtbank concludeert dat er geen sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachte, zodat verdachte van dit deel van de tenlastelegging zal worden vrijgesproken.
Parketnummer 18/830267-18
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde,
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte op de terechtzitting van 31 januari 2019 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Ik was op 28 augustus 2018 in de Steenstilstraat te Groningen. Ik heb een jongen aangesproken. Ik maakte mij stevig tegenover die jongen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 4 september 2018, opgenomen op pagina 1 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2018228045 d.d. 1 november 2018, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 3] :
Op dinsdag 28 augustus 2018 was ik op de fiets in de stad Groningen. Omstreeks 23:40 uur kwam ik bij mijn fiets aan de Steentilstraat. Ik zag dat er drie mannen voor mij langs liepen. Ik zag dat een van de drie mannen terug naar mij liep. Op dat moment kreeg ik een duw van die man. Ik zag en voelde dat hij me met beide handen op mijn borst achteruit duwde. Ik voelde een duw met forse kracht, waardoor ik uit balans rakte. Door de duw, raakte ik uit balans naar achteren toe. Doordat ik uit balans raakte, viel ik over mijn fiets achterover. Ik zag dat een andere man uit dat groepje van drie mannen tussen mij en die man ging staan. De derde man uit dat gezelschap liep om ons heen. Binnen tien seconden renden ze alle drie ineens weg, het steegje in. Op dat moment voelde ik aan mijn jaszakken. Ik had mijn portemonnee in mijn rechter jaszak zitten. Ik voelde dat mijn portemonnee weg was. Ik had mijn portemonnee nog in mijn bezit toen ik mijn fiets wilde pakken en na het voorval was mijn portemonnee weg. In mijn portemonnee zaten de volgende goederen: ID-kaart, rijbewijs (NL), creditcard, twee pinpassen, kentekenbewijs, geld te weten 25 euro, anonieme ov-chipkaart met een saldo van ongeveer 15 euro, aantal bonnetjes, kortingskaart en een meereiskaart voor de trein.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 29 augustus 2018, opgenomen op pagina 13 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 1] :
De nacht van dinsdag 28 augustus op woensdag 29 augustus 2018 zat ik, omstreeks 00:00 uur, buiten op het terras aan de Steentilstraat te Groningen. Ik zag drie jongens langslopen uit de richting van het Gedempte Zuiderdiep in de richting van het Damsterdiep. Ter hoogte van het steegje bij de Vivant, zag ik dat voornoemde drie jongens in gesprek gingen met een andere blanke man. Ik hoorde dat de stemming op een gegeven moment agressiever werd. Vervolgens zag ik dat er geduw en getrek ontstond. Ik zag en hoorde dat de blanke jongen en een fiets omviel. Ik zag dat de blanke jongen opstond, dat vervolgens de Antilliaanse man op de blanke man afliep, dat de Marokkaanse man er vervolgens tussen sprong en dat vervolgens de drie buitenlandse mannen wegrenden richting het voormalige Holland Casino. Toen hoorde ik de blanke man zeggen dat hij zojuist beroofd was van zijn portemonnee.
4.Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 10 september 2018, opgenomen op pagina 15 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 2] :
Op 28 augustus 2018 zat ik met collega’s na het werk op het terras bij de [bedrijf 2]. Ik zag toen drie mannen best wel snel lopen. Ik zag dat zij elkaar geld gaven en dat was op een andere manier als wij elkaar geld zouden geven. De middelste had een portemonnee in de hand en gaf het aan de rechter.
O: Getuige worden de beelden getoond die gemaakt zijn bij het [hotel] aan het Kattendiep te Groningen.
A: Ja dat zijn de mannen waar ik over verteld heb.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 september 2018, opgenomen op pagina 18 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisanten:
De drie daders vluchtten op 28 augustus 2018 via het Hoornstraatje naar het gedempte Kattendiep. Daar werd door getuige [getuige 2] waargenomen dat ze omstreeks die tijd drie mannen zag lopen komende uit de richting van het Gedempte Zuiderdiep. Ze liepen sneller dan normaal. Omdat ze richting het Schuitendiep liepen zijn de beelden gevorderd van het [hotel] . De beelden werden onderzocht. Op de beelden zijn drie mannen te zien. Ook is duidelijk te zien dat de middelste iets in zijn hand heeft. Er wordt kennelijk iets uitgehaald en de inhoud wordt onderzocht. Te zien is dat ze het hotel voorbij lopen, stoppen, omkeren en dan oversteken en in de richting van het centrum lopen.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van bovengenoemde bewijsmiddelen kan worden bewezen dat verdachte zich samen met zijn medeverdachten schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweldpleging, gepleegd tegen aangever. Hiertoe overweegt de rechtbank als volgt.
Uit de stukken in het dossier is gebleken er op 28 augustus 2018 in de Steenstilstraat een incident is geweest waarbij aangever werd geconfronteerd met een drietal mannen, waar verdachte deel van uitmaakte. Op enig moment is het drietal op aangever afgelopen en heeft verdachte aan aangever om een sigaret gevraagd. Verdachte heeft vervolgens aangever een duw gegeven waardoor aangever ten val is gekomen. Nadat het drietal gezamenlijk is weggerend, is aangever er achter gekomen dat hij van zijn portemonnee is beroofd. Uit de camerabeelden (waarop het drietal is herkend door verbalisanten), blijkt dat het drietal op dat moment geld aan het verdelen is op straat. Bij de politie heeft verdachte verklaard dat hij niet wist dat aangever werd beroofd. De rechtbank acht de verklaring van de verdachte dat hij niet wist dat aangever op dat moment werd overvallen en hij niet één van de daders was, gelet op het voren overwogene, ongeloofwaardig. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat verdachte en zijn medeverdachten voortdurend bij elkaar geweest zijn, dat er die avond direct voorafgaand aan deze beroving een eerdere beroving heeft plaatsgevonden, waarover verdachte verklaart dat hij daar vanaf wist, en dat verdachte en zijn medeverdachten na het incident samen hard zijn weglopen. Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht de rechtbank het tenlastegelegde medeplegen ook bewezen.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde,
1. De door verdachte op de terechtzitting van 31 januari 2019 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
Ik stond op 28 augustus 2018 in de avond in de [bedrijf 1] te Groningen. Ik stond naast [medeverdachte] toen hij ging pinnen met een pinpas.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 4 september 2018, opgenomen op pagina 1 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2018228045 d.d. 1 november 2018, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 3] :
Ik had mijn portemonnee nog in mijn bezit toen ik mijn fiets wilde pakken en na het voorval was mijn portemonnee weg. In mijn portemonnee zaten de volgende goederen: ID-kaart, rijbewijs (NL), creditcard, twee pinpassen, kentekenbewijs, geld te weten 25 euro, anonieme ov-chipkaart met een saldo van ongeveer 15 euro, aantal bonnetjes, kortingskaart en een meereiskaart voor de trein.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 september 2018, opgenomen op pagina 36 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisanten:
[slachtoffer 3] deed aangifte van diefstal met geweld van zijn portemonnee met inhoud. Later bleek dat er kort na de diefstal contactloze betalingen waren gedaan. Er werd gepind bij: [bedrijf 1] , [straatnaam] te Groningen op 28 augustus 2018 23.47 uur, bedrag € 13,80.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor aangever d.d. 6 september 2018, opgenomen op pagina 6 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 3] :
U heeft mij beelden laten zien. Ik herken de man die met de pasjes bij de kassa staat als een van de mannen die mij beroofd heeft van mijn portemonnee. Het beeld dat ik terughaal is dat de man die er naast staat met het kale hoofd en baardje degene is die mij geduwd heeft.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 september 2018, opgenomen op pagina 22 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisanten:
Op de camerabeelden verstrekt door [bedrijf 1] , zijn twee personen te zien welke
gebruik maken van de pinpas van aangever [slachtoffer 3] :
Day and Night Shop 28 augustus 2018 tussen 23:46:47 uur en 23:48:00 uur
Op de camerabeelden gevorderd bij [bedrijf 1] zijn de verdachten [verdachte] en [medeverdachte] samen te zien. Verdachte [medeverdachte] heeft twee pinpassen in zijn handen. Beide vermoedelijk afkomstig van de ING bank afgaand op de oranje kleur van de passen. [medeverdachte] probeert met de eerste pas contactloos te betalen. De transacte lukt niet, dus wordt er gebruik gemaakt van een tweede pas. Deze transactie vond plaats om 23:47 uur. Ondertussen pakt verdachte [verdachte] de eerst gebruikte pas van verdachte [medeverdachte] af en steekt deze bij zich. Uit de afschriften aangeleverd door aangever [slachtoffer 3] blijkt dat bij deze transactie zijn pas is gebruikt. De pas welke rond 23:40 uur hem is afgenomen in de Steentilstraat te Groningen. De verdachten [verdachte] en [medeverdachte] zijn aan de hand van deze camerabeelden herkend door verbalisanten [verbalisant 1] , [verbalisant 2] en [verbalisant 3] .
Met betrekking tot de hiervoor standpunten overweegt de rechtbank als volgt. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij pas later wist dat de pinpas waar de medeverdachte in [bedrijf 1] betaalde, een gestolen pinpas betrof. De rechtbank acht deze verklaring volstrekt onaannemelijk, mede gelet op het feit dat verdachte en de medeverdachten na de overval voortdurend bij elkaar gebleven zijn. Gezien de mate van samenwerking tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte] in [bedrijf 1] , heeft verdachte het door de pintransactie afgeschreven bedrag in vereniging met zijn medeverdachte weggenomen door het met een valse sleutel (de bankpas van [slachtoffer 3] ) onder zijn bereik te brengen.