Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd van de feiten 1, 2, 3 en 4.
De officier van justitie heeft met betrekking tot feit 1 aangevoerd dat verdachte heeft bekend dat hij het afgelopen halfjaar heeft gehandeld in hennep. Verder is er in de woning van verdachte een grote hoeveelheid hennep aangetroffen.
Met betrekking tot de feiten 2 en 4 heeft de officier van justitie betoogd dat er in de woning en schuur van verdachte hennep en verschillende soorten harddrugs zijn aangetroffen. Uit de verschillende processen-verbaal blijkt dat de aangetroffen stoffen harddrugs betreffen. Verdachte heeft dat ook bekend.
De officier van justitie heeft ten aanzien van feit 3 aangevoerd dat verdachte bij de politie heeft verklaard dat hij de afgelopen 6 maanden geld heeft verdiend met de handel in verdovende middelen. Verder is er een grote som geld bij verdachte aangetroffen. Daarnaast is in de woning en schuur van verdachte een meer dan geringe hoeveelheid harddrugs aangetroffen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van feit 3.
De raadsman heeft daartoe betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken, omdat uit het dossier niet blijkt dat verdachte heeft gehandeld in harddrugs. In het dossier bevinden zich geen verklaringen van afnemers. Evenmin bevindt zich in het dossier ander ondersteunend bewijs waaruit blijkt dat verdachte in harddrugs zou hebben gehandeld. Bovendien heeft verdachte alles bekend, behalve dat hij in harddrugs heeft gehandeld.
De raadsman heeft verder betoogd dat de feiten 1, 2 en 4 wel bewezen kunnen worden.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht feit 3 niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
De rechtbank is van oordeel dat het onderzoek ter terechtzitting en het dossier onvoldoende aanknopingspunten bieden op basis waarvan vastgesteld kan worden dat verdachte heeft gehandeld in harddrugs. In de woning en schuur van verdachte zijn harddrugs aangetroffen. De hoeveelheid aangetroffen harddrugs sluit echter niet buiten redelijke twijfel uit dat dit voor eigen gebruik bedoeld was of voor gebruik in de vriendenkring, zoals verdachte heeft verklaard. Daarnaast kan onvoldoende worden uitgesloten dat verdachte het geld dat bij hem thuis is aangetroffen, heeft verdiend met alleen de handel in softdrugs. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat er zich geen enkele verklaring in het dossier bevindt van een afnemer die verklaart bij verdachte harddrugs te hebben gekocht. Eén en ander brengt met zich dat de rechtbank tot de conclusie komt dat niet bewezen kan worden dat verdachte in harddrugs heeft gehandeld.
De rechtbank acht feiten 1, 2 en 4 wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Verdachte heeft de feiten 1, 2 en 4 duidelijk en ondubbelzinnig bekend. . De rechtbank volstaat daarom met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 15 februari 2019;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aanhouding van Politie Noord-Nederland d.d. 4 oktober 2018, opgenomen op pagina 1 e.v. van het dossier met nummer 2018261773 d.d. 4 november 2018 inhoudende de verklaring van verbalisanten;
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 4 oktober 2018, opgenomen op pagina 34 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van verbalisant.
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 15 februari 2019;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aanhouding van Politie Noord-Nederland d.d. 4 oktober 2018, opgenomen op pagina 1 e.v. van voornoemd dossier d.d. 10 oktober 2018, inhoudende de verklaring van verbalisanten;
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 4 oktober 2018, opgenomen op pagina 24 e.v. van voornoemd dossier met nummer 2018261773 d.d. 10 oktober 2018, inhoudende de verklaring van verbalisanten.
4. een kennisgeving van inbeslagneming van Politie Noord-Nederland d.d. 4 oktober 2018, opgenomen op pagina 6 e.v. van voornoemd dossier;
5. een kennisgeving van inbeslagneming van Politie Noord-Nederland d.d. 4 oktober 2018, opgenomen op pagina 22 e.v. van voornoemd dossier;
6. een kennisgeving van inbeslagneming van Politie Noord-Nederland d.d. 4 oktober 2018, opgenomen op pagina 28 e.v. van voornoemd dossier;
7. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 4 oktober 2018, opgenomen op pagina 34 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van verbalisant.
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 15 februari 2019;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verdovende middelen van Politie Noord-Nederland d.d. 10 oktober 2018, opgenomen op pagina 67 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van verbalisanten.
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal FTIR van Politie Noord-Nederland d.d. 10 oktober 2018, opgenomen op pagina 71 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van verbalisant;
4. een schriftelijk bescheid, te weten een rapport NFiDent d.d. 11 oktober 2018, opgenomen op pagina 76;
5. een schriftelijk bescheid, te weten een rapport NFiDent d.d. 11 oktober 2018, opgenomen op pagina 77;
6. een schriftelijk bescheid, te weten een rapport NFiDent d.d. 15 oktober 2018, opgenomen op pagina 78;
7. een schriftelijk bescheid, te weten een rapport Identificatie van drugs en precursoren d.d. 25 oktober 2018, als los document gevoegd bij voornoemd dossier;
8. een schriftelijk bescheid, te weten een rapport Identificatie van drugs en precursoren d.d. 29 november 2018, als los document gevoegd bij voornoemd dossier.