ECLI:NL:RBNNE:2019:754

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
27 februari 2019
Publicatiedatum
27 februari 2019
Zaaknummer
C/17/161316 / HA ZA 18-143
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van arbodienstverlener voor schending zorgplicht en loonsanctie

In deze zaak vordert HAGO Zorg B.V. een verklaring voor recht dat ARBO ANDERS B.V. niet heeft gehandeld zoals van een deugdelijk arbodienstverlener verwacht mag worden, en dat ARBO ANDERS gehouden is de door HAGO geleden schade te vergoeden. HAGO stelt dat ARBO ANDERS tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de overeenkomst van opdracht, met name in de periode na 31 juli 2017, toen de bedrijfsarts onvoldoende toezicht heeft gehouden op de re-integratie van een arbeidsongeschikte werkneemster. De rechtbank oordeelt dat de bedrijfsarts niet heeft gehandeld met de zorgvuldigheid die van een redelijk handelend vakgenoot mag worden verwacht. Dit tekortschieten leidt tot aansprakelijkheid van ARBO ANDERS voor de schade die HAGO heeft geleden door de opgelegde loonsanctie van het UWV. De rechtbank wijst erop dat de bedrijfsarts had moeten zorgen voor adequate begeleiding en controle van de re-integratie, vooral gezien de eerdere signalen van onvoldoende inspanningen van HAGO. De rechtbank concludeert dat ARBO ANDERS toerekenbaar tekort is geschoten in haar zorgplicht en dat zij aansprakelijk is voor de schade die HAGO heeft geleden. De zaak wordt aangehouden voor nadere onderbouwing van de schade door HAGO.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling privaatrecht
Locatie Leeuwarden
zaaknummer / rolnummer: C/17/161316 / HA ZA 18-143
Vonnis van 27 februari 2019
in de zaak van
de besloten vennootschap
HAGO ZORG B.V.,
gevestigd te Heerlen,
eiseres,
advocaat mr. R.M. Dessaur te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ARBO ANDERS B.V.,
gevestigd te Joure,
gedaagde,
advocaat mr. H. Lebbing te Rotterdam.
Partijen zullen hierna Hago en ArboAnders genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord
  • de conclusie van repliek
  • de conclusie van dupliek
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Hago is een bedrijf dat zich bezig houdt met schoonmaakdiensten in gebouwen van haar opdrachtgevers op verschillende locaties in Nederland. ArboAnders houdt zich bezig met Arbobegeleiding en re-integratie.
2.2.
Hago en ArboAnders zijn een overeenkomst van opdracht aangegaan betreffende arbodienstverlening door ArboAnders aan Hago. Per 1 januari 2017 is (nader) een zogenaamd "maatwerkpakket verzuimbegeleiding" overeengekomen gericht op het aanpakken en voorkomen van verzuim en het beperken van de schadelast van Hago als gevolg van verzuim van haar werknemers.
2.3.
In de overeenkomst is onder meer bepaald - voor zover hier van belang -:
"Zorgplicht: In verband met de zorgplicht van de bedrijfsarts en de daaruit voortvloeiende eisen die de Nederlandse Vereniging voor Arbeids- en Bedrijfsgeneeskunde (NVAB) stelt zal ArboAnders te allen tijde overgaan tot:
- (…)
- (…)
- Het elke 6 weken onderhouden van contact met de werknemer;
- (…)"
2.4.
In de als bijlage bij het maatwerkpakket behorende "Mantelovereenkomst Hago Zorg" (hierna: de mantelovereenkomst) is voorts bepaald - voor zover van belang -:
"Wat kan Hago Zorg van ArboAnders verwachten
- (…)
- Aanpakken verzuim
Samenspel met behandelteam (waardoor minder ruis), de-medicaliseren van verzuim, meedenken in oplossingen, betrokkenheid, in kaart brengen en signaleren van re-integratie belemmerende factoren en begeleiding bij de Wet Verbetering Poortwachter.
- Schadelastregie verzuim
Waarborgen van de gezondheid van de medewerkers in arbeid, beperken van de schadelast van Hago Zorg, benutten IVA mogelijkheden, strategie op voorkomen loonsancties en inkomensbehoud voor de medewerkers.
Wat verwacht ArboAnders van Hago Zorg
- (…)
- Aanpakken verzuim
Voorzien in zorgvuldige verzuimbegeleiding, afspraken maken met medewerkers, nakomen van afspraken, actief aanbieden van passende arbeid, doelgericht interveniëren en contacten onderhouden met verzuimende medewerkers.
- (…)"
2.5.
Een van de kenmerken van het maatwerkpakket is dat er wordt gewerkt met bedrijfsartsen op de locaties, die deel uitmaken van het behandelteam van ArboAnders.
Onder het kopje "Behandelteam" is in de mantelovereenkomst bepaald - voor zover van belang -:
"(…)
De medisch adviseur en de verzuimmanager nemen vanaf 13 weken verzuim te allen tijde initiatief in de bewaking van het re-integratietraject. (…)"
Voorts wordt met het maatwerkpakket een sterke samenwerking beoogd tussen de casemanagers van Hago en de verzuimmanagers en medisch adviseurs (bedrijfsartsen) van ArboAnders. Er is een document opgesteld waarin de afstemming tussen casemanager en verzuimbegeleider/bedrijfsarts is beschreven en waarin onder andere is bepaald dat Hago de planning, de uitnodigingen en het logistieke proces op de dag van het spreekuur verzorgt.
2.6.
In de op de overeenkomst van toepassing verklaarde algemene voorwaarden van ArboAnders is in artikel 14 - voor zover van belang - het volgende bepaald:
"(…)
9. De aansprakelijkheid van ArboAnders B.V. is in het geval van een opdracht met een langere looptijd dan zes maanden beperkt tot het over de laatste zes maanden aan Opdrachtgever voor de door ArboAnders B.V. verleende diensten in rekening gebrachte bedrag met een maximum van
€ 25.000,00 per gebeurtenis, tenzij de schade is veroorzaakt door opzet of grove schuld van ArboAnders B.V. "
2.7.
Op 28 december 2015 is een werkneemster van Hago (hierna: werkneemster) arbeidsongeschikt geraakt als gevolg van lichamelijke en psychische klachten. Zij was als schoonmaakster werkzaam in een ziekenhuis te Leiden. Op verzoek van Hago is de verzuimbegeleiding door ArboAnders gestart. Werkhervatting (op therapeutische basis) heeft niet plaatsgevonden. Werkneemster is in 2016 met toestemming van Hago tijdelijk in het buitenland geweest.
2.8.
Hago heeft in januari 2017 bij het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (hierna: UWV) een deskundigenoordeel gevraagd met betrekking tot haar re-integratie inspanningen ten aanzien van werkneemster. Bij besluit van 21 februari 2017 heeft UWV medegedeeld dat de re-integratie-inspanningen van Hago tot dan toe onvoldoende zijn geweest. Blijkens een aan dit besluit ten grondslag gelegd arbeidsdeskundig rapport is er op dat moment volgens het UWV in het geval van werkneemster weliswaar sprake van een situatie die nagenoeg gelijk is aan 'geen benutbare mogelijkheden', maar is de behandeling die werkneemster tot dan toe heeft ondergaan niet optimaal geweest. De arbeidsdeskundige heeft daarom een "passend traject" aanbevolen waarmee de gezondheidstoestand van werkneemster alsnog positief kan worden beïnvloed.
2.9.
In aansluiting op het voornoemde deskundigenoordeel heeft Hago in samenspraak met de bedrijfsarts werkneemster aangemeld voor een zogenaamd multidisciplinair traject. Vanwege taalproblemen (werkneemster is van Ghanese afkomst) heeft werkneemster echter niet met dit traject kunnen starten.
2.10.
Vervolgens heeft Hago werkneemster in samenspraak met de bedrijfsarts voor nader advies aangemeld bij Ergatis, een Medisch Expertise Centrum op het gebied van Arbeid en Gezondheid. Op 28 juli 2017 heeft Ergatis de conclusie van haar onderzoek aan Hago verzonden, inhoudende - voor zover hier van belang -:
"2. Worden de klachten en beperkingen adequaat behandeld?
Nee, ons onderzoek geeft gezien het herstelverloop aanleiding te interveniëren in de lopende behandeling. Dit is nader toegelicht in de medische rapportage. De huisarts hebben wij geïnformeerd zodat deze mogelijk de behandeling kan laten bijsturen.
(…)
5. Wat is de prognose van de belastbaarheid bij normaal herstelverloop? Wat is het risico op beperkingen per einde wachttijd?
De prognose is gezien de zeer langdurige klachten van cliënte niet direct gunstig. Toch zou een behandeling zoals nu voorgesteld, verbetering moeten kunnen brengen in de komende 6-9 maanden. (…)
6. Welke vervolgactie c.q. interventie wordt geadviseerd voor een sluitende aanpak van herstel en re-integratie
Het advies is om een arbeidskundige in te zetten om te beoordelen of het eigen werk als passende arbeid kan worden beschouwd. Indien het eigen werk als passend wordt beschouwd, dan wordt werkhervatting volgens een tijdcontingent opbouwschema geadviseerd. Mocht dit niet zo zijn, dan kan tevens worden bekeken of het eigen werk kan worden aangepast of andere passende werkzaamheden binnen het bedrijf van de werkgever aanwezig zijn. Indien geen passende arbeid bij eigen werkgever beschikbaar is, wordt geadviseerd om een re-integratietraject 2e spoor op te starten (re-integratie in ander werk bij andere werkgever."
2.11.
Naar aanleiding van de door Ergatis voorgestelde aanvullende medische behandeling heeft de bedrijfsarts op 31 juli 2017 in het formulier "bijstelling Probleemanalyse WIA" het volgende genoteerd:
"Werknemer wordt voor de aandoening op het moment nog onvoldoende adequaat behandeld. Bij adequate behandeling en onder normale omstandigheden dient rekening te worden gehouden met een herstelperiode van 6-9 maanden."
De bedrijfsarts heeft hierbij ten behoeve van het opstarten van de nadere behandeling aan werkneemster een brief meegegeven om aan haar huisarts te overhandigen. De bedrijfsarts heeft tevens aan Hago geadviseerd om een arbeidsdeskundige in te schakelen om te beoordelen of het eigen werk van werkneemster als passend kon worden beschouwd.
2.12.
Op 23 augustus 2017 heeft de bedrijfsarts vervolgens telefonisch contact gehad met werkneemster en op 30 augustus 2017 heeft de bedrijfsarts werkneemster (en haar zoon) gezien op een spreekuur. In de "bijstelling Probleemanalyse WIA" d.d. 30 augustus 2017 is het volgende genoteerd:
"Werknemer ondergaat behandeling en er is aanvullende behandeling geadviseerd, welke opgestart zal worden via de reguliere behandelaar".
2.13.
Na 30 augustus 2017 is werkneemster niet meer ingepland voor het spreekuur van de bedrijfsarts.
2.14.
In november 2017 heeft ArboAnders informatie opgevraagd bij de huisarts van werkneemster over de voortgang van de geadviseerde aanvullende behandeling. Op 27 november 2017 heeft ArboAnders aan Hago gemeld - na beoordeling van de ontvangen medische informatie - dat deze geadviseerde behandeling feitelijk niet van de grond is gekomen.
2.15.
Werkneemster heeft intussen een zogenaamde WIA-uitkering (die kan worden toegekend na 104 weken ziekte) aangevraagd bij UWV. UWV heeft bij besluit van 11 december 2017 medegedeeld dat de aanvraag niet zal worden behandeld en dat Hago - bij wijze van een loonsanctie - het loon van werkneemster moet doorbetalen tot 25 december 2018. UWV is van mening dat Hago onvoldoende heeft gedaan om werkneemster te re-integreren. In het arbeidsdeskundig rapport dat ten grondslag heeft gelegen aan deze beslissing is hieromtrent het volgende - voor zover van belang - vermeld:
"Overleg met de verzekeringsarts
(…)
Destijds is door VA alhier een multidisciplinair traject geopperd en de begeleidend BA is daarmee aan de slag gegaan. Nadat belanghebbende op basis van onvoldoende kennis van de NL-taal is afgewezen, is uit een latere expertise bij Ergatis gebleken dat de behandeling/begeleiding voor de psychische klachten onvoldoende dan wel niet adequaat is. Dezelfde conclusie wordt thans ook gesteld, omdat de huidige behandelaar de cirkel niet blijkt te kunnen doorbreken. Tot op heden is aan de behandeling cq begeleiding op dit gebied echter niets veranderd. Van de BA had verwacht mogen worden meer alert te zijn cq actiever te zijn in het bijsturen hiervan. Ook had BA een vorm van maatschappelijke activering in combinatie met een adequate professionele begeleiding kunnen entameren.
(…)

6.Beoordeling re-integratieinspanningen

(…)
Zijn de inspanningen van de werkgever voldoende geweest?
Nee, want de bedrijfsarts heeft de werknemer niet adequaat begeleid en geen vinger aan de pols gehouden. Hierdoor zijn mogelijk kansen gemist.
(…)"
2.16.
Hago heeft tegen de opgelegde loonsanctie bezwaar gemaakt bij UWV. Dit bezwaar is op 10 september 2018 ongegrond verklaard.
2.17.
Hago heeft ArboAnders bij brief van 29 januari 2018 aansprakelijk gesteld voor de door haar geleden schade wegens onzorgvuldige verzuimbegeleiding. De schade heeft Hago voorlopig geschat op € 30.549,84 bestaande uit de gemaakte kosten voor het loon van werkneemster in het 3e ziektejaar (€ 26.049,84) en enkele andere kostenposten geraamd op tenminste € 4.500,00 verband houdend met de verzuimbegeleiding.
2.18.
ArboAnders heeft iedere aansprakelijkheid van de hand gewezen.

3.Het geschil

3.1.
Hago vordert een verklaring voor recht dat ArboAnders niet heeft gehandeld zoals van een deugdelijk arbodienstverlener verwacht had mogen worden en dat ArboAnders gehouden is de daardoor door Hago geleden schade - op te maken bij staat - aan Hago te vergoeden. Tot slot vordert Hago proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke (handels)rente.
3.2.
Hago legt aan haar vorderingen ten grondslag dat ArboAnders toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de overeenkomst van opdracht (gericht op professionele verzuimbegeleiding). Hago stelt dat ArboAnders, althans haar bedrijfsarts, na 31 juli 2017 niet voldoende de vinger aan de pols heeft gehouden met betrekking tot de door Ergatis geadviseerde behandeling van werkneemster. De bedrijfsarts heeft het gelaten bij het sturen van een bericht aan de huisarts van werkneemster. Pas eind november 2017 heeft ArboAnders aan Hago bekend gemaakt dat er bij de huisarts niets bekend was over de (aanvullende) behandeling van werkneemster. Hago stelt dat ArboAnders werkneemster in een veel eerder stadium had moeten aanspreken op de geadviseerde behandelingen en dat ArboAnders had moeten controleren of zij daadwerkelijk deze behandelingen had ondergaan en wat vervolgens (in medische zin) daarvan de effecten waren. Hago mocht op grond van de tussen partijen gesloten overeenkomst een (meer) zorgvuldige verzuimbegeleiding van de betrokken werkneemster door ArboAnders verwachten. Hiervan is onvoldoende sprake geweest, aldus Hago. Het gaat haar met name om de periode vanaf eind juli 2017 tot december 2017. Hago heeft haar standpunt onderbouwd door te verwijzen naar de beslissing van het UWV en het daaraan ten grondslag gelegde arbeidsdeskundige rapport, welke beslissing na het daartegen gemaakte bezwaar, in stand is gebleven. Het niet in acht nemen van de vereiste zorgvuldigheid door ArboAnders leidt er tevens toe dat sprake is van toerekenbaar onrechtmatig handelen door ArboAnders jegens Hago, aldus Hago. Hago stelt dat zij door de gestelde tekortkoming dan wel het onrechtmatig handelen schade heeft geleden doordat UWV een loonsanctie heeft opgelegd. Hiervoor houdt Hago ArboAnders aansprakelijk.
3.3.
ArboAnders voert verweer.
3.4.
Op de stellingen en verweren van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Schending zorgplicht

4.1.
ArboAnders heeft tot haar verweer aangevoerd dat de bedrijfsarts zich in de kwestie met werkneemster juist uiterst actief heeft opgesteld. Volgens ArboAnders was de bedrijfsarts gelet op de Beleidsregels beoordelingskader poortwachter niet gehouden om, na de toezegging van werkneemster op 30 augustus 2017 dat zij zou gaan starten met een aanvullende medische behandeling, onverwijld bij de huisarts te controleren of werkneemster zich aan haar toezegging had gehouden.
4.2.
De rechtbank overweegt het volgende. Beoordeeld moet worden of ArboAnders bij de verzuimbegeleiding van werkneemster de zorg van een goed opdrachtnemer in acht heeft genomen en - in het verlengde daarvan - of de bedrijfsarts van ArboAnders heeft gehandeld met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot mag worden verwacht. Het handelen moet worden beoordeeld tegen de achtergrond van hetgeen ArboAnders met Hago in de maatwerkovereenkomst is overeengekomen. De Beleidsregels beoordelingskader poortwachter, waarnaar in de maatwerkovereenkomst wordt verwezen, bieden daarnaast een richtsnoer bij de beoordeling van het handelen van de bedrijfsarts. Datzelfde geldt voor de eisen die de NVAB aan bedrijfsartsen stelt. In het onderhavige geval gaat het in de kern om de vraag of de bedrijfsarts van ArboAnders na 28 juli 2017 (datum rapport Ergatis) voldoende heeft gedaan om de door Ergatis geadviseerde aanvullende medische behandeling van werkneemster van de grond te krijgen.
4.3.
Tussen partijen is niet in geschil dat het de taak van de bedrijfsarts is om na te gaan wat de resultaten zijn van de onderzoeken en behandelingen door de curatieve sector. Het inwinnen van medische informatie is voorbehouden aan de bedrijfsarts, die de verkregen informatie vervolgens (voor zover dat is toegestaan) terugkoppelt naar de werkgever. Vast staat dat de bedrijfsarts laatstelijk op 30 augustus 2017 met werkneemster dan wel haar zoon heeft gesproken over het starten van de geadviseerde aanvullende behandeling. Op dat moment zou zijn toegezegd dat werkneemster daadwerkelijk met de behandeling zou gaan beginnen. Vast staat voorts dat de bedrijfsarts vervolgens - tot in november 2017 - noch met werkneemster zelf noch met de huisarts van werkneemster contact heeft gehad over de (voortgang van de) geadviseerde behandeling. Kennelijk heeft de bedrijfsarts er op basis van het gesprek met de zoon van werkneemster op vertrouwd dat die behandeling daadwerkelijk van de grond zou komen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de bedrijfsarts aldus onvoldoende invulling gegeven aan de op hem/haar rustende taak, mede gelet op de inhoud van de overeenkomst. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat in de overeenkomst met zoveel woorden is bepaald dat de bedrijfsarts iedere zes weken contact dient te onderhouden met de zieke werknemer, hetgeen in dit geval dus niet is gebeurd. Voorts volgt uit de overeenkomst dat bij langdurig verzuim de bewaking van het re-integratietraject behoort tot de taak van het behandelteam. In het licht hiervan lag het op de weg van de bedrijfsarts om de vinger aan de pols te houden met betrekking tot de geadviseerde aanvullende behandeling. Dit geldt temeer nu het UWV in februari 2017 al had geoordeeld dat de re-integratie inspanningen ten aanzien van werkneemster tot dan toe onvoldoende waren geweest. De overeenkomst tussen partijen ziet ook - voor zover het gaat om de begeleiding door ArboAnders - op een aanpak die mede is gericht op het voorkomen van loonsancties, zodat ook om die reden van de bedrijfsarts verwacht had mogen worden dat hij er voor wat betreft de voortgang van de aanbevolen behandeling meer bovenop had gezeten. Verder is uit het dossier gebleken dat werkneemster taalproblemen heeft en daarnaast psychische klachten, waardoor het voor haar moeilijk is om "een cirkel te doorbreken". Ook deze omstandigheden hadden de bedrijfsarts aanleiding moeten geven om het aanbevolen behandeltraject beter in de gaten moeten houden. Nu de bedrijfsarts in het onderhavige geval ruim twee maanden niets heeft gedaan op het gebied van de bewaking van de voortgang van het re-integratietraject heeft hij - zoals ook is geoordeeld door UWV - een te weinig actieve inzet getoond en is hij tekort geschoten in zijn zorgplicht. Het verweer van ArboAnders dat de bedrijfsarts zich tot en met augustus 2017 juist zeer actief heeft opgesteld, doet aan het vorenstaande niet af. Het gestelde tekortschieten ziet alleen op de periode vanaf eind juli 2017.
4.4.
De rechtbank komt op grond van het vorenstaande tot de conclusie dat de bedrijfsarts van ArboAnders niet heeft gehandeld met de zorgvuldigheid die van een redelijk handelend en redelijk bekwaam bedrijfsarts mag worden verwacht en dat ArboAnders toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de maatwerkovereenkomst. Dit maakt dat ArboAnders in beginsel aansprakelijk is voor de schade die Hago als gevolg van die tekortkoming heeft geleden.
4.5.
Of het niet in acht nemen van de vereiste zorgvuldigheid door ArboAnders er tevens toe leidt dat sprake is van toerekenbaar onrechtmatig handelen door ArboAnders jegens Hago kan verder onbesproken blijven.
Eigen schuld Hago
4.6.
Voor het geval een zorgplichtschending wordt aangenomen heeft ArboAnders aangevoerd dat de schade mede het gevolg is van omstandigheden die aan Hago kunnen worden toegerekend (eigen schuld). ArboAnders beroept zich op artikel 6:101 lid 1 BW, waarin is bepaald dat de schadevergoedingsplicht in beginsel wordt verminderd wanneer de schade mede een gevolg is van een omstandigheid die aan de benadeelde kan worden toegerekend.
4.7.
ArboAnders heeft in dit verband allereerst gewezen op het feit dat Hago werkneemster in 2016 toestemming heeft gegeven om naar Ghana te reizen, waardoor er vertraging is opgetreden in de verzuimbegeleiding. Naar het oordeel van de rechtbank heeft ArboAnders echter niet aannemelijk gemaakt dat er een causaal verband bestaat tussen die reis in 2016 en de opgelegde loonsanctie in verband met de (tekortschietende) verzuimbegeleiding door de bedrijfsarts na 30 augustus 2017. Deze gebeurtenissen staan daarvoor teveel los van elkaar. Evenmin zijn er aanknopingspunten waaruit kan worden afgeleid dat er door het verlof enige vorm van vertraging in het herstel van werkneemster is ontstaan.
4.8.
ArboAnders heeft voorts aangevoerd dat de schade mede het gevolg is van het feit dat Hago ervoor heeft gekozen de regierol naar zich toe te trekken, waardoor (onder andere) de casemanager verantwoordelijk was voor het inplannen van de medewerkers. Dat werkneemster na het spreekuur van 30 augustus 2017 niet meer is ingepland komt dan ook voor rekening en risico van Hago, aldus ArboAnders. De rechtbank kan ArboAnders niet volgen in dit standpunt. Niet in geschil is dat partijen met de door hen gesloten maatwerkovereenkomst beoogd hebben een zo goed mogelijke samenwerking tussen ArboAnders en Hago te bewerkstelligen. Dit betekent echter niet dat ArboAnders haar verantwoordelijkheid bij de verzuimbegeleiding af kan schuiven op de casemanager van Hago. Deze casemanager heeft administratieve taken en geen medische taken. De taken van de bedrijfsarts vervallen bovendien niet als er geen concreet spreekuur wordt ingepland. De geleden schade kan dan ook niet (gedeeltelijk) op Hago worden afgewenteld op grond van eigen schuld.
4.9.
Tot slot heeft ArboAnders aangevoerd dat de schade in dit geval mede het gevolg is van het feit dat Hago in strijd met de hieromtrent gegeven adviezen na 31 juli 2017 geen arbeidsdeskundig onderzoek meer heeft laten uitvoeren. De rechtbank overweegt hieromtrent het volgende. Uit het arbeidsdeskundige rapport dat ten grondslag heeft gelegen aan de beslissing van UWV tot het opleggen van een loonsanctie kan worden afgeleid dat de loonsanctie alleen is gekoppeld aan de tekortschietende zorg van de bedrijfsarts. Dat het niet laten uitvoeren van een arbeidsdeskundig onderzoek door Hago mede ten grondslag is gelegd aan de loonsanctie blijkt niet uit het rapport. Een causaal verband tussen beide omstandigheden is daarmee niet aannemelijk geworden.
4.10.
De slotsom is dat het beroep op eigen schuld aan de zijde van Hago niet kan slagen.
Het beroep op de exoneratieclausule
4.11.
ArboAnders heeft tot slot een beroep gedaan op artikel 14 lid 9 van haar algemene voorwaarden en het daarin opgenomen exoneratiebeding. Zij stelt dat gelet op dit beding de te vergoeden schade beperkt is tot een bedrag van € 812,75, namelijk de kosten die Hago heeft moeten maken voor de dienstverlening met betrekking tot werkneemster in de periode 1 januari 2018 tot en met 30 juni 2018 ("het over de laatste zes maanden aan Opdrachtgever voor de door ArboAnders B.V. verleende diensten in rekening gebrachte bedrag").
4.12.
Hago doet een beroep op vernietiging van de algemene voorwaarden op de grond dat zij haar niet ter hand zouden zijn gesteld. Hago heeft voorts aangevoerd dat de exoneratie niet kan worden ingeroepen omdat de schade is veroorzaakt door opzet of grove schuld van ArboAnders. Tot slot voert Hago aan dat beperking van de aansprakelijkheid naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, nu zij ArboAnders juist heeft ingeschakeld om haar als deskundige te informeren over de arbeidsongeschiktheid van werkneemster, er een wanverhouding bestaat tussen de beperking van de aansprakelijkheid door ArboAnders en de omvang van de schade aan de zijde van Hago, en de fout van ArboAnders eenvoudig voorkomen had kunnen worden. Bovendien heeft ArboAnders voor de gestelde aansprakelijkheid en daaruit te volgen schade een (beroepsaansprakelijkheids)-verzekering afgesloten. Dit alles staat op grond van artikel 6:248 lid 2 BW aan een beroep op het exoneratiebeding in de weg, aldus Hago.
4.13.
ArboAnders heeft in reactie hierop bij dupliek aangevoerd dat aan Hago, als grote onderneming met meer dan 50 werknemers, gelet op artikel 6:235 lid 1 onder b BW, geen beroep toekomt op de vernietigingsgronden als bedoeld in de artikelen 6:233 en 6:234 BW, waaronder het niet hebben gekregen van een redelijke mogelijkheid om van de algemene voorwaarden van ArboAnders kennis te nemen. Voorts betwist zij de gestelde grove schuld en is zij van mening dat het beroep op het exoneratiebeding niet naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.
4.14.
De rechtbank overweegt het volgende. Hago heeft niet kunnen reageren op het standpunt van ArboAnders dat aan Hago als grote werkgever geen beroep toekomt op de vernietigingsgronden als bedoeld in de artikelen 6:233 en 6:234 BW. De rechtbank gaat echter - mede gelet op de hierna volgende overwegingen - voor nu veronderstellenderwijs uit van de geldigheid van het exoneratiebeding.
4.15.
De rechtbank volgt Hago niet in het standpunt dat geen beroep gedaan kan worden op het exoneratiebeding in verband met grove schuld aan de zijde van ArboAnders (de tenzij-bepaling in het exoneratiebeding). De bedrijfsarts is kennelijk in de veronderstelling geweest dat werkneemster gestart was met de aanbevolen behandeling en heeft - weliswaar ten onrechte - geen aanleiding gezien om hierop nog navraag te doen. Dat is zeker niet zorgvuldig, maar gezien de omstandigheden niet zodanig onzorgvuldig dat van grove schuld kan worden gesproken.
4.16.
De vraag of het beroep van ArboAnders op het exoneratiebeding in haar algemene voorwaarden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is (het beroep op artikel 6:248 lid 2 BW), dient te worden beantwoord met inachtneming van alle omstandigheden van het geval, waaronder de vraag hoe laakbaar het verzuim is dat tot aansprakelijkheid zou moeten leiden, wat de gevolgen van het verzuim zijn en de mate van beperking van de aansprakelijkheid.
4.17.
Zoals hiervoor al is overwogen is er naar het oordeel van de rechtbank van grove schuld aan de zijde van ArboAnders geen sprake geweest. Wel is het zo dat de gevolgen van dit verzuim voor Hago aanzienlijk zijn, doordat een forse loonsanctie is opgelegd. Dit terwijl van ArboAnders, mede gelet op de verbintenissen die zij op zich had genomen, verwacht had mogen worden dat zij haar werkzaamheden op een zodanige manier zou uitvoeren dat het risico op een loonsanctie zo gering mogelijk is. In dit licht bezien is het verzuim ernstig te noemen. Voorts is van belang dat ArboAnders haar aansprakelijkheid hiervoor vérgaand heeft beperkt, namelijk tot € 812,75, waardoor er een erg groot verschil bestaat tussen de schade en de schadevergoedingsplicht. ArboAnders heeft in beginsel een gerechtvaardigd belang om haar aansprakelijkheid te beperken in het zicht van het risico van relatief hoge schades terwijl zij voor de door haar geleverde dienstverlening een relatief lage vergoeding ontvangt. In dit geval is echter onbetwist door Hago bij dagvaarding gesteld dat de risico's gedekt zijn doordat ArboAnders voor dit soort zaken een verzekering heeft afgesloten. Bovendien had ArboAnders naar het oordeel van de rechtbank op een eenvoudige wijze kunnen achterhalen of werkneemster daadwerkelijk was gestart met de behandeling. De rechtbank is, alles afwegend, bij deze stand van zaken van oordeel dat een beroep op de exoneratieclausule naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Het verweer zal daarom worden verworpen. Dit brengt mee dat in het midden kan blijven of het beroep van Hago op de vernietigbaarheid van het beding kans van slagen zou hebben.
Schadestaatprocedure en schade
4.18.
De conclusie op grond van het vorenstaande is dat ArboAnders wegens schending van haar zorgplicht en daarmee toerekenbaar tekortschieten gehouden is de daardoor door Hago geleden schade volledig te vergoeden. De rechtbank ziet geen aanleiding om de zaak te verwijzen naar de schadestaatprocedure, nu de schade van Hago in deze procedure concreet kan worden begroot. De grootste schadepost is de opgelegde loonsanctie ad
€ 26.049,84 en daarnaast zou het blijkens de aansprakelijkstelling van 29 januari 2018 gaan om "enkele andere kostenposten geraamd op tenminste € 4.500,00".
4.19.
De rechtbank ziet aanleiding om Hago in de gelegenheid stellen om bij akte een nadere onderbouwing te geven voor de gestelde schade, waarop ArboAnders vervolgens mag reageren.
4.20.
In afwachting van het vorenstaande wordt iedere verdere beslissing aangehouden.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
verwijst de zaak naar de rolzitting van 27 maart 2019 voor akte uitlating aan de zijde van Hago inzake hetgeen hiervoor is overwogen in rechtsoverwegingen 4.18 en 4:19, waarop ArboAnders vervolgens bij antwoordakte mag reageren;
5.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.M. Telman en in het openbaar uitgesproken op 27 februari 2019. [1]

Voetnoten

1.fn 619