ECLI:NL:RBNNE:2019:724

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
26 februari 2019
Publicatiedatum
26 februari 2019
Zaaknummer
18/930152-18
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor meerdere vermogensdelicten met onvoorwaardelijke gevangenisstraf en tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf

Op 26 februari 2019 heeft de Rechtbank Noord-Nederland in Assen uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in 1997, die zich schuldig heeft gemaakt aan zeven vermogensdelicten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 10 maanden, waarbij tevens de tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf is bevolen. De zaak betreft onder andere diefstal van een mobiele telefoon, een laptop, en meerdere pogingen tot inbraak in woningen in Emmen en Nieuw-Amsterdam. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 3 september 2018 een mobiele telefoon heeft gestolen en heeft geprobeerd in te breken in woningen, waarbij hij gebruik maakte van een inbussleutel. Daarnaast heeft hij op verschillende data geld en goederen van anderen gestolen, waaronder een bankpas en een gereedschapskist. De rechtbank heeft de bewijsvoering gebaseerd op camerabeelden, getuigenverklaringen en proces-verbaal van de politie. De verdachte heeft geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn daden en heeft een antisociale persoonlijkheidsstoornis met narcistische trekken, wat het recidiverisico verhoogt. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot een gevangenisstraf toegewezen, gezien de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Assen
parketnummer 18/930152-18
ter terechtzitting gevoegd parketnummer 18/930065-18
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 18/920108-17
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 26 februari 2019 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1997 te [geboorteplaats] ,
wonende te [straatnaam] , [woonplaats] ,
thans gedetineerd te P.I. Flevoland, HvB Lelystad.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 12 februari 2019.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. A. Allersma, advocaat te Haren.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. D. Homans.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Parketnummer 18/930152-18
1.
verdachte op of omstreeks 3 september 2018, te Nieuw-Amsterdam, (althans) in de gemeente Emmen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een (mobiele) telefoon (van het merk Samsung, type Galaxy S6), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
2.
verdachte op of omstreeks 3 september 2018, te Emmen, (althans) in de gemeente Emmen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een of meer woningen gelegen aan de [straatnaam] , aldaar, weg te nemen geld en/of (een) goed(eren) van zijn/hun gading, (alles) geheel of ten dele toebehorende aan naam [slachtoffer 2] en/of één of meer ander(en), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goeder(en) en/of geld onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, met zijn mededader(s), in elk geval alleen, naar de (voor)deur van dat pand is gegaan en of heeft geprobeerd die (voor)deur te openen/forceren, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet werd voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen dat
verdachte op of omstreeks 3 september 2018, te Emmen, (althans) in de gemeente Emmen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, in de woning(en), gelegen aan de [straatnaam] , aldaar, en in gebruik bij [slachtoffer 2] en/of één of meer anderen, in elk geval bij een ander of anderen dan bij verdachte, wederrechtelijk binnen te dringen, naar de (voor)deur van die woning(en) is gegaan en heeft geprobeerd die (voor)deur te openen/forceren, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet werd voltooid;
3.
verdachte op of omstreeks 3 september 2018, te Emmen, (althans) in de gemeente Emmen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning (aan de [straatnaam] , aldaar,) heeft weggenomen een HP Notebook en/of een geldbedrag, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 3] , terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van
het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen HP Notebook en/of een geldbedrag onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
Parketnummer 18/930065-18
1.
verdachte op of omstreeks 9 april 2018 en/of 10 april 2018, te Emmen, (althans) in de gemeente Emmen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijk toeëigening (vanaf een afgesloten en omheind bedrijfsterrein gelegen aan de [straatnaam] , aldaar,) heeft weggenomen een drietal, in elk geval één of meer, bromfiets(en), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan (respectievelijk) [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of verdachtes mededader(s), waarbij verdachte en/of verdachtes mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
2.
verdachte op of omstreeks 15 april 2018 te Emmen, (althans) in de gemeente Emmen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een (Rabo)bankpas in elk geval enig goede geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 7] in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
3.
verdachte op of omstreeks 15 april 2018, te Emmen (althans) in de gemeente Emmen,
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toeëigening heeft weggenomen (in totaal) (ongeveer) 160 euro, althans een hoeveelheid of hoeveelheden geld, in elk geval enig goeds
geheel of ten dele aan een ander toebehorende aan [slachtoffer 7] in elk geval aan een ander of anderen dan verdachte, waarbij verdachte zich die (ongeveer) 160 euro, althans dat weg te nemen geld in elk geval dat/die goed(eren), onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel;
4.
verdachte op of omstreeks 3 mei 2018, te Emmen, (althans) in de gemeente Emmens
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een gereedschapkist (inhoduende diverse gereedschappen)s in elk geval enig goeds geheel of ton dele toebehorende aan [benadeelde partij 1] of [slachtoffer 8] , in eik geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie

Ten aanzien van parketnummer 18/930152-18
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder 1, 2 primair en 3 ten laste gelegde met uitzondering van het medeplegen ten aanzien van het onder 2 primair en onder 3 ten laste gelegde.
Ten aanzien van parketnummer 18/930065-18
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor alle ten laste gelegde feiten met uitzondering van de braak, verbreking of inklimming zoals verwoord in het onder 1 ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
Ten aanzien van parketnummer 18/930152-18
De raadsman heeft betoogd dat ten aanzien van het onder 2 primair ten laste gelegde onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bestaat. Daartoe heeft hij aangevoerd dat de enkele redenering dat er geen aanleiding is om te denken dat verdachte de woning is ingegaan met een ander doel dan om iets weg te nemen, geen bewijs vormt voor het ten laste gelegde.
Met betrekking tot het onder 3 ten laste gelegde heeft de raadsman betoogd dat de diefstal van het geld niet bewezen kan worden. Voorts heeft de raadsman betoogd dat, voor zover de rechtbank tot een veroordeling komt van de diefstal van de laptop, niet bewezen kan worden dat dat tezamen en in vereniging is begaan.
Ten aanzien van parketnummer 18/930065-18
Met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde heeft de raadsman betoogd dat er onvoldoende bewijs is voor de ten laste gelegde braak, verbreking en/of inklimming.
Ten aanzien van het onder 2 en 3 ten laste gelegde heeft de raadsman betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken. Hij heeft daartoe aangevoerd dat het woord van verdachte staat tegenover het woord van aangeefster, wat met zich brengt dat er onvoldoende bewijs is om tot een bewezenverklaring te kunnen komen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Ten aanzien van parketnummer 18/930152-18
Feit 1:
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 5 september 2018, opgenomen op pagina 11 van het dossier met nummer PL0100-2018251080 d.d. 1 oktober 2018, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 1] :
Op maandag 9 september 2018 [de rechtbank gaat uit van een kennelijke schrijffout en begrijpt: maandag 3 september 2018] was ik aan het werk bij [naam praktijk] te Nieuw Amsterdam. Omstreeks 14:20 uur zag ik een man voor de receptie staan. Naar aanleiding van zijn verzoek ging ik in gesprek met de huisarts. Circa tien minuten nadat de man weg was realiseerde ik me dat mijn telefoon weg was. Deze lag voordat ik een gesprek met de man had nog op de balie bij de receptie achter de glaswand. Ik had de glaswand niet afgesloten toen ik met de huisarts in gesprek was. Mijn telefoon is een witkleurige Samsung Galaxy s6. Op het moment dat de man voor de balie stond waren er geen andere personen, cliënten of collega’s aanwezig.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 5 september 2018, opgenomen op pagina 29 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisant:
Op 5 september 2018 was ik belast met het bekijken en beschrijven van de videografische beelden van de bewakingscamera’s van de [naam praktijk] te Nieuw Amsterdam. Ik zie dat een manspersoon zijn armen op de balie van de receptie legt en dat hij met zijn lichaam over de balie heen gaat hangen. Ik zie dat de linkerarm van de manspersoon van de balie af komt. Ik zie een wit voorwerp, gelijkend op een mobiele telefoon, in de linkerhand van de manspersoon. Ik zie dat het een witte mobiele telefoon betreft. Ik zie dat de manspersoon de witte mobiele telefoon met zijn linkerhand in zijn linker broekzak stopt.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 5 september 2018, opgenomen op pagina 26 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisant:
Op 5 september 2018 werden mij camerabeelden getoond van de huisartsenpraktijk te Nieuw Amsterdam. Op genoemde camerabeelden herkende ik, verbalisant, de mij ambtshalve bekende [verdachte] . [1]
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces verbaal van verhoor verdachte van Politie Noord-Nederland d.d. 23 mei 2018, opgenomen op pagina 109 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [medeverdachte] :
Op 3 september 2018 ben ik samen met [verdachte] met de trein naar Nieuw Amsterdam gegaan. [verdachte] moest nog naar de huisartsenpraktijk. Hier zijn we heen gelopen. [verdachte] is naar binnen gegaan. Het was toen ongeveer 14:15 uur of 14:30 uur.
Feit 2 primair:
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 8 september 2018, opgenomen op pagina 84 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 2] namens [benadeelde partij 2] :
Wij verhuren woningen aan de [straatnaam] . Op de beelden van de camera’s aan het pand [nummer] zag ik dat de jongen met een jas met wat roods op de deurmat voor de deur ging staan en iets uit een mapje haalde welke hij in zijn linkerhand vast hield. Met hetgeen hij uit de mapje haalde ging hij vervolgens rommelen ter hoogte van de deurslot. Bij de voordeur zag ik twee inbussleutels op de plek zitten waar de jongen had lopen rommelen. Deze inbussleutels horen daar niet. Een van de jongens was gekleed in een donker t-shirt met witte opdruk, donker kleurige korte broek, donkere schoenen en had een jas voorzien van rode accenten op zijn linkerschouder hangen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 5 september 2018, opgenomen op pagina 99 van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisant:
Op 3 september 2018, omstreeks 20:50 uur was ik ter plaatse bij een melding. Aldaar kwamen twee personen op mij aflopen. Ik herkende een van deze personen van camerabeelden die ik eerder deze dag had gezien bij een poging inbraak. Deze persoon was gekleed in een trainingsjas met rode accent, donkere korte broek en donkere sportschoenen. Ik sprak met deze persoon en vroeg hem naar zijn naam. Hij vertelde mij dat hij [verdachte] heette.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 5 september 2018, opgenomen op pagina 101 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisant:
Ik zag op de camerabeelden het volgende:
3-9-2018 16:11 t/m 16:12
Ziet 2 mannen komen lopen vanaf de weg de steeg in. Ziet man 1 lopen naar een deur van het pand aan rechterzijde. Ziet dat man 1 een voorwerp in zijn handen heeft en hier een voorwerp uit pakt. Ziet dat man 1 zijn beide handen naar deze deur ter hoogte van het slot beweegt. Ziet dat man 1 zijn rechterhand zich bij de deur ter hoogte van het slot bevindt en dat zijn rechterhand bij het slot beweegt. Ziet dat man 1 zijn hand terugtrekt en vervolgens weer naar de deur ter hoogte van het slot brengt. Ziet dat man 1 nogmaals met zijn rechterhand naar het slot van de deur gaat en hier met zijn rechterhand beweegt.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces verbaal van verhoor verdachte van Politie Noord-Nederland d.d. 23 mei 2018, opgenomen op pagina 109 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [medeverdachte] :
Op 3 september 2018 heb ik samen met [verdachte] de trein naar Emmen gepakt. Vanaf het station liepen we naar de [straatnaam] . [verdachte] had een inbussleutel bij zich. [verdachte] was aan het rommelen bij het slot.
Feit 3:
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 13 september 2018, opgenomen op pagina 143 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 3] :
Ik woon aan [straatnaam] te Emmen. Op 3 september 2018, toen ik vlakbij mijn woning was, zag ik de mij bekende [verdachte] en [benadeelde partij 2] aan komen lopen. Deze kwamen uit de richting van de centrale voordeur. Daarna ben ik naar mijn kamer gelopen en zag ik dat de deur van mijn kamer openstond en dat er diverse houtresten op de grond lagen. Mijn deur bleek te zijn opengebroken dan wel te zijn opengetrapt. Ik had mijn kamer namelijk afgesloten achtergelaten. Ik zag dat mijn laptop, een lichtblauwe HP Notebook Stream, was weggenomen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces verbaal van verhoor verdachte van Politie Noord-Nederland d.d. 28 september 2018, opgenomen op pagina 203 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [medeverdachte] :
[verdachte] wilde graag naar [slachtoffer 3] . Toen we bij [slachtoffer 3] aankwamen, zijn we daar naar binnen gegaan. Ik zag dat [verdachte] zich afzette en met zijn been de deur van [slachtoffer 3] zijn kamer opentrapte. Ik zag toen dat de deur openging. Toen zag ik [verdachte] naar binnen gaan. Hij was ook snel weer naar buiten. Toen zijn wij weggelopen naar buiten en toen ineens zag ik dat [verdachte] een laptop onder zijn t-shirt vandaan haalde. Dit was een blauwe laptop. [verdachte] zei toen dat hij dit van [slachtoffer 3] gepakt had.
Ten aanzien van parketnummer 18/930065-18
De rechtbank acht het onder 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte dit feit duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank ten aanzien van dit feit met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
1. De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 12 februari 2019;
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 11 april 2018, opgenomen op pagina 19 van het dossier met nummer PL0100-2018147259 d.d. 11 juni 2018, inhoudende als verklaring van [naam] namens [slachtoffer 4] , [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] .
Ten aanzien van de feiten 2, 3 en 4 past de rechtbank de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Feiten 2 en 3
Ieder bewijsmiddel is -ook in onderdelen- slechts gebruikt voor het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
1. De door verdachte ter zitting van 12 februari 2019 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Het klopt dat ik op 15 april 2018 geld van de rekening van [slachtoffer 7] heb gepind. Ik heb vier keer gepind, in totaal 160 euro. Ik wist haar pincode omdat ze mij die had verteld.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 21 april 2018, opgenomen op pagina 99 van het dossier met nummer PL0100-2018147259 d.d. 11 juni 2018, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 7] :
Ik ontdekte dat op 15 april 2018 geldopnames van mijn rekening waren gedaan. Deze opnames moeten door [verdachte] gedaan zijn. Hij had de beschikking over mijn pincode. In totaal werd er bij de vier transacties 160 euro opgenomen.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor aangeefster van Politie Noord-Nederland d.d. 3 november 2018, als los document bijgevoegd aan bovengenoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 7] :
Ik heb [verdachte] nooit toestemming gegeven om mijn bankpas weg te nemen en stiekem geld te pinnen.
4. Een ander geschrift, zijnde een vordering verstrekking historische gegevens, opgenomen op pagina 112 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende camerabeelden/filmopnamen van de bewakingscamera van de pinautomaat bij de Rabobank, Wilhelminastraat 47 te Emmen alsmede een overzicht van pintransacties van voornoemde pinautomaat op 15 april 2018 tussen 21:23 uur en 21:25 uur.
Feit 4:
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces verbaal van aangifte van Politie Noord-Nederland d.d. 3 mei 2018, opgenomen op pagina 158 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 8] mede namens [benadeelde partij 1] :
Op 3 mei 2018 was ik aan het werk op het station in Emmen. Omstreeks 14:45 zag ik dat de gereedschapskist was weggenomen. In de koffer zaten diverse gereedschappen. De meeste gereedschappen waren van [benadeelde partij 1] , sommige waren van mij.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces verbaal van bevindingen van Politie Noord-Nederland d.d. 28 mei 2018, opgenomen op pagina 167 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als relatering van verbalisanten:
Op 28 mei 2018 werd door mij verbalisant [verbalisant] een beeldregistratie bekeken van een beveiligingscamera bij het treinstation te Emmen. Deze beeldregistratie betrof opnames geregistreerd 03 mei 2018 in het tijdsbestek gelegen tussen 14:45 uur en 14:50 uur. Op deze beeldregistratie wordt door mij herkend [verdachte] , geboren op 9 december 1997 te Zevenaar. Op die beeldregistratie is te zien dat door [verdachte] een koffer wordt weggenomen van een aangever die daar werkzaamheden verrichtte aan een stroom-/schakelkast op het perron van het genoemde station.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces verbaal van verhoor verdachte van Politie Noord-Nederland d.d. 30 mei 2018, opgenomen op pagina 172 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verdachte:
Ik herken mezelf op de beelden.
De rechtbank acht al het ten laste gelegde op grond van de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen en heeft daartoe als volgt overwogen.
Ten aanzien van parketnummer 18/930152-18
Feit 2 primair
De verdediging heeft verweer gevoerd ten aanzien van het doel van het verrichten van de beschreven handelingen door verdachte. De rechtbank overweegt in dat kader het volgende.
Aangeefster heeft camerabeelden verstrekt. De camera waarvan die beelden afkomstig zijn staat gericht op de steeg waarin de voordeur zich bevindt van [straatnaam] . Op basis van de beschrijving van de camerabeelden stelt de rechtbank vast dat verdachte op het moment dat hij de steeg inloopt direct naar de voordeur loopt en zonder aan te bellen of aan te kloppen direct een inbussleutel pakt en daarmee probeert de deur te openen. Voorts volgt uit de camerabeelden dat verdachte dit niet één keer heeft geprobeerd maar meerdere malen opnieuw met behulp van de inbussleutel heeft geprobeerd de deur te openen. De rechtbank is van oordeel dat de handelingen van verdachte de uiterlijke verschijningsvorm hebben van een uitgevoerde poging tot inbraak. Nu verdachte voor bovenstaande feiten en omstandigheden ook geen verklaring heeft gegeven, laat staan een aannemelijke verklaring die aanleiding geeft een ander doel te veronderstellen, acht de rechtbank, gelet op de uiterlijke verschijningsvorm van zijn handelen, het onder 2 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank is daarnaast met de officier van justitie van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte dit feit in vereniging met een ander heeft gepleegd. De rechtbank zal verdachte van dat deel van de tenlastelegging vrijspreken.
Feit 3
De rechtbank is met de raadsman van oordeel dat niet bewezen kan worden dat verdachte geld heeft gestolen uit de woning van aangever. De rechtbank zal verdachte van dat onderdeel van de tenlastelegging vrijspreken. De rechtbank acht wel bewezen dat verdachte, nadat hij zich de toegang tot de plaats van het misdrijf had verschaft door middel van braak, een laptop heeft weggenomen. De rechtbank is met de raadsman van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte dat tezamen en in vereniging met een ander heeft gedaan. De rechtbank zal verdachte ook van dit onderdeel van de tenlastelegging vrijspreken.
Ten aanzien van parketnummer 18/930065-18
Feit 1
De rechtbank acht het onder 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring, met uitzondering van het bestanddeel braak, verbreking of inklimming. Naar het oordeel van de rechtbank is uit het onderzoek onvoldoende gebleken dat het hek van het terrein van [benadeelde partij 3] op slot was. Verdachte en zijn mededader hebben het hek kunnen openschuiven zonder daaraan schade toe te brengen, zodat geen sprake is van braak of verbreking. Het openschuiven van een hek kan niet worden aangemerkt als inklimming.
Feit 2 en 3
Verdachte heeft verklaard dat aangeefster hem had gevraagd om 160 euro van haar bankrekening te pinnen en dat hij dus met toestemming van aangeefster heeft gehandeld. De rechtbank overweegt in dat kader als volgt.
De rechtbank neemt in de eerste plaats in aanmerking dat verdachte het bedrag van 160 euro in vier aparte transacties heeft opgenomen in plaats van in één keer, terwijl dat laatste naar het oordeel van de rechtbank meer voor de hand ligt in het geval dat verdachte zou zijn gevraagd om 160 euro te pinnen. Verdachte heeft voor deze specifieke handelwijze geen redelijke verklaring gegeven. Voorts stelt de rechtbank op basis van de door de Rabobank overgelegde gegevens vast dat verdachte na voornoemde vier pintransacties nog tweemaal (zonder succes) heeft getracht geld van de bankrekening van aangeefster op te nemen, te weten eerst een bedrag van 70 euro en daarna van 10 euro. [2] Dat zou niet nodig zijn als aangeefster hem had gevraagd om 160 euro te pinnen. Als laatste neemt de rechtbank in aanmerking dat uit de door de Rabobank overgelegde camerabeelden blijkt dat verdachte zich tijdens het opnemen van het geld zo onherkenbaar mogelijk heeft geprobeerd te maken door zijn gezicht zoveel mogelijk te bedekken. [3] Gelet op bovenstaande, in onderling verband en samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat de manier waarop verdachte het geld heeft gepind niet past bij een scenario waarin aangeefster verdachte heeft gevraagd om 160 euro van haar rekening te pinnen. De rechtbank acht de verklaring van verdachte dat hij toestemming had om met de bankpas van aangeefster 160 euro van haar bankrekening te pinnen dan ook ongeloofwaardig. Dat brengt met zich dat de rechtbank van oordeel is dat zowel feit 2 als feit 3 wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
Feit 4
De combinatie van de aangifte, de beschrijving van de camerabeelden en de verklaring van verdachte dat hij zichzelf herkent op de camerabeelden maken dat de rechtbank het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen acht.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder parketnummer 18/930152-18 onder 1, 2 primair en 3 ten laste gelegde en het onder parketnummer 18/930065-18 onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
parketnummer 18/930152-18
1.
verdachte op 3 september 2018, te Nieuw-Amsterdam, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een mobiele telefoon (van het merk Samsung, type Galaxy S6), toebehorende aan [slachtoffer 1] ;
2 primair.
verdachte op 3 september 2018, te Emmen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een of meer woningen gelegen aan de [straatnaam] , aldaar, weg te nemen geld en/of (een) goed(eren) van zijn gading, (alles) geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] en/of één of meer ander(en), en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en die/dat weg te nemen goeder(en) en/of geld onder zijn bereik te brengen door middel van braak, naar de voordeur van dat pand is gegaan en heeft geprobeerd die voordeur te openen/forceren, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet werd voltooid;
3.
verdachte op 3 september 2018, te Emmen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning aan de [straatnaam] aldaar, heeft weggenomen een HP Notebook, die aan een ander dan aan verdachte toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 3] , terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
parketnummer 18/930065-18
1.
verdachte op 10 april 2018 te Emmen, tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening vanaf een bedrijfsterrein gelegen aan de [straatnaam] aldaar, heeft weggenomen een drietal bromfietsen, toebehorende aan respectievelijk [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] .
2.
verdachte op 15 april 2018 te Emmen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een bankpas toebehorende aan [slachtoffer 7] ;
3.
verdachte op 15 april 2018 te Emmen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen in totaal 160 euro, toebehorende aan [slachtoffer 7] , waarbij verdachte zich die 160 euro onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel;
4.
verdachte op 3 mei 2018 te Emmen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een gereedschapskist inhoudende diverse gereedschappen, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 1] of [slachtoffer 8] .
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
parketnummer 18/930152-18
1. Diefstal.
2 primair. Poging tot diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het
misdrijf heeft verschaft en/of het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
3. Diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf
heeft verschaft door middel van braak.
parketnummer 18/930065-18
1. Diefstal door twee of meer verenigde personen.
2. Diefstal.
3. Diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft
gebracht door middel van een valse sleutel.
4. Diefstal.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder parketnummer 18/930152-18 onder 1, 2 primair en 3 ten laste gelegde en alle onder parketnummer 18/930065-18 ten laste gelegde feiten wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft gezeten.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ervoor gepleit de helft van de door de officier van justitie geëiste gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen onder de bijzondere voorwaarden van verplicht reclasseringscontact, urinecontrole en dagbesteding.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de over hem opgemaakte rapportage van de reclassering, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan zes diefstallen en een poging tot diefstal. Twee van deze feiten betreft respectievelijk een poging tot woninginbraak en een voltooide woninginbraak. In dat laatste geval heeft verdachte geweld gebruikt ten gevolge waarvan een deur is vernield. Dit zijn kwalijke en voor de benadeelden zeer vervelende feiten. Woninginbraken veroorzaken materiële schade en hinder aan de benadeelden. Daarnaast worden de bewoners in hun persoonlijke levenssfeer aangetast, nu een woning bij uitstek een plaats is waar men zich veilig hoort te kunnen voelen. Bovendien brengen dit soort feiten in het algemeen gevoelens van onbehagen en onveiligheid in de samenleving teweeg.
Onder de bewezen verklaarde feiten valt voorts de diefstal van drie scooters, waaraan verdachte zich samen met zijn medeverdachte schuldig heeft gemaakt. Hoewel de rechtbank de braak, verbreking of inklimming niet bewezen acht, rekent de rechtbank het verdachte wel aan dat hij met de medeverdachte welbewust een hek heeft opengeschoven om op andermans terrein te komen, terwijl het – mede vanwege het hek – duidelijk was dat het hier om een privéterrein ging. Ook rekent de rechtbank verdachte aan dat hij na eerst twee scooters weggenomen te hebben, later weer is teruggekomen om een derde scooter weg te nemen.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan diefstal van een telefoon, diefstal van een gereedschapskist, diefstal van een bankpas en diefstal van geld door middel van een valse sleutel. Ten aanzien van de diefstallen van een bankpas en geld rekent de rechtbank het verdachte in het bijzonder aan dat verdachte het vertrouwen dat benadeelde – op dat moment zijn vriendin – in hem had gesteld, ernstig heeft geschonden.
Door zijn handelen heeft verdachte anderen financiële schade berokkend. Hij heeft alleen maar gedacht aan zijn eigen financiële gewin. Daarbij is hij, gelet op het aantal bewezenverklaarde feiten en de manier waarop hij deze feiten heeft gepleegd, uiterst brutaal te werk gegaan. Met uitzondering van de medegepleegde diefstal van de scooters, heeft verdachte geen enkele openheid van zaken gegeven en geen enkele verantwoordelijkheid genomen voor de door hem begane strafbare feiten. Bij de rechtbank is, gelet op de houding van verdachte, de indruk ontstaan dat verdachte de ernst van zijn handelen niet inziet. Dat is een kwalijke en zorgelijke situatie.
De rechtbank heeft tevens in aanmerking genomen dat verdachte, blijkens het hem betreffende uittreksel van de justitiële documentatie – dat ondanks zijn jeugdige leeftijd reeds 10 pagina’s telt – meermaals onherroepelijk is veroordeeld voor onder andere diefstallen en inbraken, zowel alleen als tezamen en in vereniging gepleegd. Daarnaast liep verdachte ten tijde van de bewezenverklaarde feiten in twee proeftijden die bovendien betrekking hebben op soortgelijke feiten als de bewezenverklaarde feiten. Een en ander heeft verdachte er echter niet van weerhouden om andermaal over te gaan tot het plegen van strafbare feiten. De feiten ten laste gelegd onder parketnummer 930152-18 heeft verdachte zelfs gepleegd op de dag dat hij uit detentie kwam. Hij is dus op de eerste dag dat hij in vrijheid was, tot drie maal toe de fout in gegaan.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op het rapport van de reclassering van 13 juli 2018. In voornoemd rapport wordt verdachte omschreven als een jonge, ongenaakbare man die zijn gevoel van eigenwaarde ontleent aan status en macht, hetgeen hij automatisch lijkt te koppelen aan criminele activiteiten. Zijn procriminele denkwijze en houding staan op de voorgrond. In diagnostische zin is sprake van een antisociale persoonlijkheidsstoornis met narcistische trekken en een stoornis in het gebruik van diverse middelen. Financieel gewin is veelal de aanleiding van delictgedrag. Naast de genoemde antisociale en procriminele levensstijl spelen de behoefte aan spanning, prikkels en sensatie een rol, evenals een negatief sociaal netwerk (waar hij overigens geen afstand van wil nemen). Het recidiverisico wordt dan ook als hoog ingeschat. Binnen de lopende reclasseringstoezichten gaat betrokkene zijn eigen gang en houdt hij zich onvoldoende aan de bijzondere voorwaarden. Zowel de reclassering als het NIFP, afdeling indicatiestelling forensische zorg (ifz), concluderen dat een klinische behandeling met een hoog beveiligingsniveau en een hoge zorgintensiteit het enige is waarvan enig recidive-beperkend effect verwacht mag worden. Betrokkene toont wankele motivatie voor dit traject, maar het valt te betwijfelen in hoeverre hij daadwerkelijk inzet gaat tonen voor het geïndiceerde traject gezien het verleden, aldus de reclassering. Verdachte heeft ter terechtzitting aangegeven niet mee te willen en zullen werken aan een klinische behandeling.
Gelet op vorenstaande ziet de rechtbank – anders dan de raadsman van verdachte – geen aanleiding om een gedeelte van de straf voorwaardelijk op te leggen en nogmaals bijzondere voorwaarden aan verdachte op te leggen. De rechtbank acht, mede gelet op de oriëntatiepunten van het LOVS, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te noemen duur gerechtvaardigd.

Benadeelde partijen

Ten aanzien van parketnummer 18/930152-18
Feit 1
[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 449,- ter vergoeding van materiële schade vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Feit 3Omega Beheer (als curator) namens [slachtoffer 3] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 700,- ter vergoeding van materiële schade vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Ten aanzien van parketnummer 18/930065-18, feiten 2 en 3
[slachtoffer 7] heeft zich als benadeelde partij in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Gevorderd wordt een bedrag van € 160,- ter vergoeding van materiële schade en € 1.000,- ter vergoeding van immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de schade is ontstaan.
Standpunt van de officier van justitie
[slachtoffer 1]
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden toegewezen maar dat het bedrag – in verband met een afschrijving van de waarde van de telefoon – dient te worden gematigd tot een bedrag van maximaal € 250,- met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en dat de vordering voor het overige niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
[slachtoffer 3]
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering gedeeltelijk dient te worden toegewezen, te weten tot een bedrag van € 300,- (€ 100,- voor de laptop en € 200,- aan contant geld) met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voor het overige dient de vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard.
[slachtoffer 7]
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de gevorderde vergoeding van de materiële schade in zijn geheel kan worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De vordering ten aanzien van de immateriële schade dient niet-ontvankelijk te worden verklaard in verband met het ontbreken van causaal verband met het ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
[slachtoffer 1]
De raadsman heeft bepleit dat er een afschrijving van de waarde van de telefoon dient te worden toegepast ten gevolge waarvan een bedrag van maximaal € 150,- kan worden toegewezen.
[slachtoffer 3]
De raadsman heeft bepleit dat de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard nu een machtiging ontbreekt waaruit blijkt dat curator Omega Beheer bevoegd is om namens [slachtoffer 3] de vordering in te dienen. Voorts ontbreekt een ondertekening van het voegingsformulier.
[slachtoffer 7]
De raadsman heeft primair bepleit dat de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in verband met de bepleite vrijspraak. In het geval de rechtbank tot een veroordeling komt heeft de raadsman subsidiair bepleit dat de immateriële schade onvoldoende onderbouwd is en dat enkel de vordering ten aanzien van de materiële schade kan worden toegewezen.
Voorts heeft de raadsman de rechtbank verzocht – in het geval van (gedeeltelijke) toewijzing van een of meerdere van de vorderingen – te bepalen dat de te betalen schadevergoeding door verdachte in termijnen kan worden voldaan in verband met de draagkracht van verdachte.
Oordeel van de rechtbank
[slachtoffer 1]
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder parketnummer 18/930152-18 onder 1 bewezen verklaarde. Gebruikmakend van haar schattingsbevoegdheid ex artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek schat de rechtbank de hoogte van de schade op
€ 150,-. De rechtbank houdt daarbij rekening met de afschrijving van de telefoon. De rechtbank zal de vordering tot dit bedrag toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 september 2018, en voor het overige deel niet-ontvankelijk verklaren.
Nu vast staat dat verdachte tot het hiervoor genoemde bedrag aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde feit is toegebracht, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
[slachtoffer 3]
De benadeelde partij zal niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering, nu er zich geen machtiging in het dossier bevindt waaruit blijkt dat Omega Beheer bevoegd is om namens [slachtoffer 3] de vordering in te dienen.
[slachtoffer 7]
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk dat de benadeelde partij de gestelde materiële schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder parketnummer 18/930065-18 onder 2 en 3 bewezen verklaarde. De vordering tot vergoeding van materiële schade, waarvan de hoogte niet door verdachte is betwist, zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 15 april 2018.
Met betrekking tot de gevorderde immateriële schadevergoeding is de rechtbank van oordeel dat onvoldoende gebleken is dat de gestelde immateriële schade het rechtstreekse gevolg is van het onder parketnummer 18/930065-18 onder 2 en 3 bewezen verklaarde, zodat de benadeelde partij in dit deel van de vordering niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
Nu vast staat dat verdachte aansprakelijk is tot de hiervoor genoemde materiële schade ter hoogte van € 160,- die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed.
De rechtbank zal verdachte veroordelen in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
De rechtbank is van oordeel dat hetgeen is gesteld over de draagkracht van verdachte op dit moment onvoldoende reden geeft om te bepalen dat de schadevergoeding in termijnen kan worden voldaan. Ten gevolge van de aan verdachte op te leggen straf zal het CJIB pas over geruime tijd overgaan tot inning van de te betalen geldbedragen. In het kader van die inning kan tussen het CJIB en verdachte een betalingsregeling worden getroffen waarbij rekening kan worden gehouden met de financiële omstandigheden van verdachte op dat moment. De rechtbank wijst het verzoek tot betaling in termijnen dan ook af.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling

Bij onherroepelijk vonnis van 22 augustus 2017 van de meervoudige strafkamer van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen
,is verdachte veroordeeld tot – voor zover hier van belang – een gevangenisstraf van 20 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren. De proeftijd is ingegaan op 6 september 2017.
Bij beschikking van 11 september 2018 heeft de rechter-commissaris de vordering voorlopige tenuitvoerlegging van de officier van justitie toegewezen en de voorlopige tenuitvoerlegging bevolen van voornoemde door de rechtbank opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf.
De officier van justitie heeft bij vordering van 22 januari 2019 de definitieve tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijke straf omdat veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd heeft schuldig gemaakt aan een of meer strafbare feiten, zoals tenlastegelegd in de dagvaarding met parketnummer 18/930152-18.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat de vordering tot tenuitvoerlegging in zijn geheel dient te worden toegewezen, met aftrek van de vrijheidsbeneming die verdachte reeds in het kader van de voorlopige tenuitvoerlegging heeft ondergaan.
Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat de hiervoor bewezen verklaarde feiten door veroordeelde zijn begaan voor het einde van de bij voormeld vonnis gestelde proeftijd. De rechtbank zal de vordering tot tenuitvoerlegging daarom toewijzen.
De rechtbank zal voorts de vrijheidsbeneming die verdachte heeft ondergaan uit hoofde van artikel 14fa van het Wetboek van Strafrecht, geheel in mindering brengen bij de tenuitvoerlegging van de straf.

Inbeslaggenomen goederen

De rechtbank zal de inbeslaggenomen telefoon (van het merk Huawei) doen teruggeven aan degene die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt, te weten [slachtoffer 9].

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 45, 57, 310, 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het onder parketnummer 18/930152-18 onder 1, 2 primair en 3 ten laste gelegde en het onder parketnummer 18/930065-18 onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden.

Beveelt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Feit 1 van 18/930152-18
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1]toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 150,- (zegge: honderdvijftig euro)te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf
3 september 2018.
Bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij voor het overige niet ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 1]te betalen een bedrag van € 150,- (zegge: honderdvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 september 2018, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 3 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 1], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.

Feit 3 van 18/930152-18Bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 3] in zijn vordering niet-ontvankelijk is en dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.

Bepaalt dat de benadeelde partij de eigen kosten draagt.

Feiten 2 en 3 van 18/930065-18Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 7] toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 160,- (zegge: honderdzestig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 april 2018.

Verklaart de benadeelde partij
[slachtoffer 7]voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 7] te betalen een bedrag van € 160,- (zegge: honderdzestig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 april 2018, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 3 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Dit bedrag bestaat uit materiële schade.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 7]daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en omgekeerd, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.

Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer

18/920108-17:
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de meervoudige strafkamer van de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen
,van 22 augustus 2017, te weten: 12 maanden gevangenisstraf.
Beveelt dat de vrijheidsbeneming ondergaan uit hoofde van artikel 14fa van het Wetboek van Strafrecht geheel in mindering zal worden gebracht bij de tenuitvoerlegging van de straf.

Beslag

Beveelt de teruggave van de inbeslaggenomen telefoon (merk Huawei) aan [slachtoffer 9].
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.M. Wolters, voorzitter, mr. M. Haisma en mr. M. van den Steenhoven, rechters, bijgestaan door mr. L. Lamers, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 26 februari 2019.
Mr. M. Haisma is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Zie screenshot van de camerabeelden p. 27.
2.Zie overzicht pintransacties p. 112.
3.Zie screenshots van de camerabeelden p. 113.