ECLI:NL:RBNNE:2019:702

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
22 februari 2019
Publicatiedatum
25 februari 2019
Zaaknummer
18/850047-18
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het dealen van hennep en cocaïne met gevangenisstraf en voorwaardelijke straf

Op 22 februari 2019 heeft de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in 1999, die beschuldigd werd van het dealen van hennep en cocaïne. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte gedurende een periode van acht maanden betrokken was bij de verkoop en het bezit van cocaïne en hennep, en dat hij ook hennep heeft geteeld. De verdachte is verschenen ter terechtzitting op 8 februari 2019, bijgestaan door zijn advocaat, mr. U. van Ophoven, terwijl het Openbaar Ministerie werd vertegenwoordigd door mr. L.G. de Graaf. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren. Daarnaast is er een hechtenis van 2 weken opgelegd, eveneens voorwaardelijk. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van enkele onderdelen van de tenlastelegging, waaronder het uitgeven van valse bankbiljetten, omdat niet kon worden bewezen dat hij op de hoogte was van de valsheid van de biljetten. De rechtbank heeft de vordering van het Openbaar Ministerie grotendeels gevolgd, maar heeft de duur van de gevangenisstraf en de hechtenis aangepast. De rechtbank heeft ook de verbeurdverklaring van in beslag genomen geld en goederen uitgesproken, en de tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf gelast.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/850047-18
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 18/212404-17
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 22 februari 2019 in de zaak van het Openbaar Ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1999 te [geboorteplaats] ,
wonende te [straatnaam] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van
8 februari 2019.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. U. van Ophoven, advocaat te Leek. Het Openbaar Ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. L .G. de Graaf.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 augustus 2017 tot en met 1 augustus 2018 te Tolbert, gemeente Leek, en/of te Leek en/of elders in het arrondissement Noord Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, en/of alleen, meermalen opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende cocaine en/of (een)
hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende MDMA, zijnde cocaine en/of MDMA (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 augustus 2017 tot en met 1 augustus 2018 te Tolbert gemeente Leek en/of te Leek, althans in het arrondissement Noord Nederland, meermalen, althans eenmaal, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, en/of alleen opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, (een) hoeveelhe(i)d(en) van meer dan 30 gram hennep/hasjiesj, zijnde hennep en hasjiesj (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij in of omstreeks de periode van 26 juni 2018 tot en met 26 juli 2018 te Nieuw-Roden, gemeente Noordenveld, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk (in de uitoefening van een bedrijf) heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [straatnaam] ) een hoeveelheid van (in totaal) 57, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
4.
hij in of omstreeks de periode van 3 februari 2018 tot en met 17 maart 2018 te Leek, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, en/of alleen, opzettelijk een of meer bankbiljetten van [getuige 1] 20,- en/of [getuige 1] 50,- die hij,
verdachte, en/of zijn mededader(s) zelf heeft/hebben nagemaakt en/of vervalst en/of waarvan de valsheid en/of vervalsing hem/hen, toen hij deze ontving(en) bekend was als echt en onvervalst heeft/hebben uitgegeven;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks 3 februari 2018 tot en met 17 maart 2018 te Leek, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal, opzettelijk een of meer valse of vervalste bankbiljetten van [getuige 1] 20,- en/of [getuige 1] 50 heeft uitgegeven;
5.
hij op of omstreeks 1 augustus 2018 te Tolbert, gemeente Leek, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 16,88 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor de feiten 1, 2, 3, 4 subsidiair en 5.
Met betrekking tot feit 1 heeft de officier van justitie aangevoerd dat verdachte zowel alleen als tezamen en in vereniging cocaïne heeft gedeald in de ten laste gelegde periode. Verdachte werd benaderd door kopers van harddrugs en stuurde geregeld zijn broertje, medeverdachte [medeverdachte 1] , naar deze kopers toe om harddrugs af te leveren. Op grond van het voorgaande kan worden bewezen dat verdachte, in ieder geval in de periode dat zijn telefoon is getapt (22 mei 2018 - 1 augustus 2018), in samenspraak met [medeverdachte 1] , drugs heeft gedeald.
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd voor het dealen in MDMA.
De officier van justitie heeft ten aanzien van feit 2 betoogd dat medeplegen van het dealen in hennep bewezen kan worden. Er is sprake geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn broertjes [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , zo blijkt uit de tapgesprekken. Er is overleg geweest tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] over het leveren van hennep, bovendien is bij medeverdachte [medeverdachte 1] veel hennep aangetroffen, wat, gelet op de samenwerking tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] , kan worden beschouwd als bedrijfskapitaal van verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] .
Ten aanzien van feit 3 heeft de officier van justitie aangevoerd dat medeplegen van het telen van 57 hennepplanten bewezen kan worden. Uit de tapgesprekken blijkt dat verdachte betrokken is geweest bij de hennepkwekerij die is aangetroffen in de woning van [getuige 1] . Er is overleg geweest tussen verdachte en [getuige 1] over lampen die nog aanstonden waardoor het te warm werd. Verder heeft [getuige 1] , nadat de hennepkwekerij in zijn woning was opgerold, in een telefoongesprek van 26 juli 2018 onder meer tegen verdachte gezegd 'de politie heeft ons gepakt' waarna verdachte aangeeft dat [getuige 1] niets moet zeggen. Verdachte heeft geen enkele redelijke verklaring gegeven voor deze tapgesprekken. Daarnaast heeft [getuige 6] verklaard dat [getuige 1] en verdachte hem hebben gevraagd of hij hen wilde helpen met het opzetten van een tent ten behoeve van het telen van hennep.
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd voor feit 4 primair, omdat niet kan worden bewezen dat verdachte bij het verkrijgen van de valse bankbiljetten wist dat deze vals waren. De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor feit 4 subsidiair, omdat bewezen kan worden dat verdachte op 3 februari 2018 een vals biljet van € 20,- heeft uitgegeven en op
17 maart 2018 een vals biljet van € 50,-. Dat het verdachte is geweest die op 17 maart 2018 een vals biljet heeft uitgegeven staat vast op grond van de fotoconfrontatie die is geweest met aangever [slachtoffer] . Verdachte dient te worden vrijgesproken van medeplegen, nu geen sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en een ander.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit voor de feiten 3 en 4.
De raadsman heeft met betrekking tot feit 3 betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken, nu uit het dossier niet is gebleken dat verdachte daadwerkelijk handelingen heeft verricht in de hennepkwekerij in Nieuw-Roden. Het dossier bevat daarnaast onvoldoende aanknopingspunten op grond waarvan blijkt van een nauwe en bewuste samenwerking. Bovendien heeft [getuige 1] verklaard dat hij zelf geheel verantwoordelijk was voor de hennepkwekerij.
De raadsman heeft verder betoogd dat de feiten 1, 2 en 5 wel bewezen kunnen worden.
Met betrekking tot de feiten 1 en 2 heeft de raadsman aangevoerd dat bewezen kan worden dat verdachte gedurende een kortere periode dan is ten laste gelegd cocaïne en hennep heeft gedeald, waarbij geen sprake is geweest van medeplegen. Voor het dealen in MDMA dient verdachte vrijgesproken te worden, nu daarvoor geen enkel bewijs aanwezig is.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht feit 4 primair en subsidiair niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van artikel 209 of 213 van het Wetboek van Strafrecht opzet op de valsheid van een bankbiljet is vereist.
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting is gebleken dat verdachte op
3 februari 2018 met een vals bankbiljet van € 20,- heeft betaald bij een tankstation in Leek. Niet kan worden vastgesteld dat verdachte wist dat het bankbiljet dat hij op voornoemde datum uitgaf vals was. De rechtbank is daarom van oordeel dat verdachte geen opzet heeft gehad op de valsheid van het bankbiljet van € 20,- en spreekt verdachte daarom vrij van dit onderdeel van de tenlastelegging.
De rechtbank is verder van oordeel dat ten aanzien van het ten laste gelegde uitgeven van het valse bankbiljet van € 50,- op 17 maart 2018 onvoldoende aanwijzingen bestaan dat verdachte de persoon is geweest die dit bankbiljet heeft uitgegeven. Dat aangever [slachtoffer] tijdens een fotoconfrontatie heeft aangegeven dat het verdachte is geweest die met een bankbiljet van € 50,- heeft betaald op 17 maart 2018 is onvoldoende voor de vaststelling dat het ook daadwerkelijk verdachte is geweest die met een vals bankbiljet heeft betaald. Op grond van het dossier kan niet worden achterhaald of er die avond meerdere transacties hebben plaatsgevonden met bankbiljetten van € 50,-. De rechtbank overweegt ten overvloede dat, ook indien het wel verdachte zou zijn geweest die voornoemde transactie heeft verricht, niet vaststaat dat verdachte wist dat het bankbiljet van € 50,- vals was. De rechtbank spreekt verdachte daarom ook van dit onderdeel van de tenlastelegging vrij.
De rechtbank acht feiten 1, 2, 3 en 5 wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte de feiten 1, 2 en 5 duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
Ten aanzien van feit 1:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 8 februari 2019;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van Politie Noord-Nederland d.d. 8 augustus 2018, opgenomen op pagina 266 [getuige 1] .v. van het dossier met nummer 2018080733 d.d. 10 oktober 2018, inhoudende de verklaring van [getuige 1] ;
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van Politie Noord-Nederland d.d. 17 augustus 2018, opgenomen op pagina 302 [getuige 1] .v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [getuige 4] ;
4. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van Politie Noord-Nederland d.d. 12 september 2018, opgenomen op pagina 328 [getuige 1] .v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [getuige 2] .
Ten aanzien van feit 2:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 8 februari 2019;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van Politie Noord-Nederland d.d. 15 augustus 2018, opgenomen op pagina 295 [getuige 1] .v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [getuige 3] ;
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van Politie Noord-Nederland d.d. 17 augustus 2018, opgenomen op pagina 302 [getuige 1] .v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [getuige 4] ;
4. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van Politie Noord-Nederland d.d. 24 augustus 2018, opgenomen op pagina 318 [getuige 1] .v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [getuige 5] .
Ten aanzien van feit 5:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 8 februari 2019;
2. een kennisgeving van inbeslagneming van Politie Noord-Nederland d.d. 2 augustus 2018, opgenomen op pagina 878 [getuige 1] .v. van voornoemd dossier;
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verdovende middelen van Politie Noord-Nederland d.d. 7 augustus 2018, opgenomen op pagina 1302 [getuige 1] .v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van verbalisanten.
De rechtbank is met betrekking tot de feiten 1 en 2 van oordeel dat op basis van het verhandelde ter terechtzitting en de bewijsmiddelen in het dossier bewezen kan worden verklaard dat sprake is geweest van drugs dealen gedurende een periode van 8 maanden, te rekenen vanaf 1 december 2017. Het dossier biedt onvoldoende ondersteuning voor bewezenverklaring van een langere periode. De rechtbank zal daarom zowel ten aanzien van feit 1 als ten aanzien van feit 2 een verkorte periode bewezen verklaren.
De rechtbank overweegt met betrekking tot feit 2 daarnaast dat niet kan worden bewezen dat verdachte (telkens) heeft gedeald in een hoeveelheid wiet van meer dan 30 gram (de misdrijfvariant). Verdachte zal daarom van dit onderdeel van de tenlastelegging worden vrijgesproken. Nu wel kan worden bewezen dat verdachte heeft gehandeld in kleinere hoeveelheden wiet, zal de rechtbank de overtredingsvariant wel bewezen verklaren.
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring van feit 3 redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 8 februari 2019 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik ben wel eens in de woning van [getuige 1] in Nieuw-Roden geweest. Ik had wel eens gehoord dat daar een hennepkwekerij zou zitten. Ik ben wel een beetje betrokken geweest bij de hennepkwekerij die daar is aangetroffen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aantreffen hennepkwekerij van Politie Noord-Nederland d.d. 27 augustus 2018, opgenomen op pagina 987 [getuige 1] .v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verbalisanten:
Op de eerste verdieping van de woning op het adres [straatnaam] Nieuw-Roden, werd in een kweektent een inwerking zijnde hennepkwekerij aangetroffen. In de kweektent stonden in totaal 57 hennepplanten.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van Politie Noord-Nederland d.d. 10 augustus 2018, opgenomen op pagina 232 [getuige 1] .v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 6] :
[getuige 1] heeft mij een keer gevraagd of ik een kweektent wilde opzetten voor een hennepkwekerij in Nieuw-Roden.
O: Verbalisant leest een stukje voor uit een telefoongesprek tussen verdachte en [verdachte] waarbij hij hem uitleg geeft over de kwekerij en tijdschakelaars (pagina 30 bijlage tapgesprekken).
A: [getuige 1] en [verdachte] hebben mij gevraagd of ik hun wilde helpen met het opzetten van die tent. Daarna heeft [verdachte] mij nog een keer gebeld voor dat schakelaartje. Ik heb hem toen uitgelegd hoe hij dat moest doen.
O: Verbalisant leest een stukje voor uit een telefoongesprek tussen [verdachte] en verdachte waar [verdachte] aan [getuige 6] vraagt de kwekerij voor een week waar te nemen (pagina 34 bijlage tapgesprekken).
V: [verdachte] belt jou op om te vragen of je de kwekerij voor een week wilt waarnemen, wat kun je hierover verklaren?
A: Het kan ook die ene keer geweest zijn van anderhalve maand geleden. Dat ik daar nog even gekeken heb, wat ik eerder verklaard heb.
V: Als dat zo is, dat het die ene keer is geweest, heb je toen ook contact gehad met [verdachte] daarover?
A: Ja dat het goed ging, ja.
O: Verbalisant leest een stukje voor uit een telefoongesprek tussen de verdachte en [verdachte] en vertelt dat de planten er goed voor staan (pagina 35 bijlage Tapgesprekken).
V: Wat kun je hierover verklaren?
A: Ja, ze groeiden mooi. Dus dat vertelde ik [verdachte] .
V: Op 23 juli bel jij weer met [verdachte] . Jullie hebben het over waaiers, planten krijgen te weinig zuurstof en de propellers gaan stuk.
A: Ja dat klopt ja.
V: In hetzelfde gesprek geeft [verdachte] aan dat al zijn geld in de kwekerij zit en hij nog geld van jou krijgt, leg dat eens uit?
A: Hij krijgt nog geld van mij. Hij wilde niet nog meer geld uitgeven aan de kwekerij.
V: Wat bedoel je er mee?
A: [verdachte] vroeg mij steeds vaker wat dingen te doen voor hem. Nou ja toe maar, ik heb hem daar maar bij meegeholpen.
V: Wanneer zijn ze exact begonnen met telen van hennep?
A: 8 week geleden kwamen de plantjes.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte van Politie Noord-Nederland d.d. 8 augustus 2018, opgenomen op pagina 266 [getuige 1] .v. van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 1] :
Ik had een hennepkwekerij met 57 planten in mijn woning aan de [straatnaam] te Nieuw Roden. [verdachte] heeft wel eens in mijn huis gelogeerd. Het kan het ook wel zijn dat hij de kwekerij heeft gezien.
5. Een schriftelijk bescheid, inhoudende een uitwerking van een tapgesprek d.d. 26 juni 2018 tussen [verdachte] en [getuige 6] , opgenomen op pagina 253 van voornoemd dossier:
[verdachte] = [verdachte]
[getuige 6] = [getuige 6]
[verdachte] (SH) ( [verdachte] ) wordt gebeld door [getuige 6] (SH) ( [getuige 6] )
[verdachte] : Jo?
: Jo.
[verdachte] : Hee ik ben daar maar die lampen staan nog aan
: Wat zei je?
[verdachte] : Die lampen staan nog steeds aan
: Dat kan niet
[verdachte] : Jawel dat is twee (14:00) uur en ze staan aan en ik ben hier
: . . .. .. ... Hoe dan? Want dan eh ...... .. Ze staan nu aan?
[verdachte] : Ja
: .... Loop eens naar die rooie kast toe dan
[verdachte] : Ja daar sta ik nu voor
: Je weet toch wat ik bedoel bij dat rooie schakelkastje?
[verdachte] : Ja in die ander kamer ja
: Ja. Oké daar zit midden in die tijdklok heh?
[verdachte] : Ja
: Weet je dat?
[verdachte] : Ja, ja.
: Daar zit een pennetje die je omhoog en naar beneden kan schuiven maar hij moet in
het midden staan van dat tijd- klokje.
Staat die daar nu op?
[verdachte] : 'Hij' staat helemaal naar boven
: 'Hij' moet naar beneden. In het midden moet die staan
[verdachte] : Op die tijdklok? In het midden?
: Op het tij .. ja op het tijdklokje moet je hem neerzetten
[verdachte] : De lampen zijn nu uit en die gaan om zes uur (18:00) weer aan als het goed is.
: Ja.
[verdachte] : Zo meteen om zes uur (18:00).
: Ga jij dan water geven?
[verdachte] : Ja. Oké… ja wat zullen we nog meer… wat heb je nog meer gedaan?
: Ik heb de temperatuur gemeten. Ik zou dat ding zachter doen maar die lampen brandden tot één uur (13:00) … die afzuiging.
[verdachte] : Hoe bedoel je?
: Die moest ik zachter zetten ja maar ik kon het niet wacht die lampen stonden nog aan
[verdachte] : Ja dat klopt daarom zou je ook om één uur (13:00) twee uur (14:00) heen gaan maar ik ben hier nu dus.
6. Een schriftelijk bescheid, inhoudende een uitwerking van een tapgesprek d.d. 1 juli 2018 tussen [verdachte] en [getuige 6] , opgenomen op pagina 254 van voornoemd dossier:
[verdachte] = [verdachte]
[getuige 6] = [getuige 6]
[verdachte] :Jo
: Jo
[verdachte] : Oh nee ik wou effe zeggen van eeh even zien eigenlijk moet jij deze week effe
: Ja dat kan wel
[verdachte] : Ja?
: Ja dat is 's-avonds toch of niet?
[verdachte] : Ja kijk het is heel makkelijk gewoon eeehm je moet even zien of je dat om de 1 of 2 dagen doet
: Eehm om de 2 om de dag
[verdachte] : Ja even kijken vanavond moet je sowieso om 7 uur gaat het aan dus dan moet je om half 8 daar zijn en dan ja morgen niet en dan die dag erna weer wel en dan gewoon zo tot vrijdag
: Ga je doen dan?
[verdachte] : Ik ga eventjes een tijdje daar niet zijn omdat ik daar de hele tijd al ben geweest ja
: Moet er nog wat in de ton of niet?
[verdachte] : Eeeh nee is niet eerst nodig. Nee gewoon deze week sowieso niet daar redt je het nog wel mee
: Heb je dat spul gehaald of niet?
[verdachte] : Ja heb ik al gedaan heb ik ook al gedaan dus dat hoef je ook niet meer te doen
7. Een schriftelijk bescheid, inhoudende een uitwerking van een tapgesprek d.d. 4 juli 2018 tussen [verdachte] en [getuige 6] , opgenomen op pagina 255 van voornoemd dossier:
[verdachte] = [verdachte]
[getuige 6] = [getuige 6]
[verdachte] : Hoi
: Jo hé luister dan
[verdachte] : Wat?
: Ik ben daar nu ...
[verdachte] : Hu
: En alles is dood man.
[verdachte] : Niet!
: Nee grapje. Maar uh ....
[verdachte] : Sukkel
: Maar we moeten even snel zo'n propeller fixen man
[verdachte] : Zo'n waaiertje
: Ja man want die ene waar die wind op komt van die buis ...
[verdachte] : Hm
: Die planten gaan allemaal fucking groot en die andere kant waar geen wind op komt die blijven allemaal een beetje klein
[verdachte] : Klopt. Dat gevoel had ik ook maar ...
: Ik ga ze even omwisselen denk ik
[verdachte] : Ja? Of die ding gewoon een beetje meer in het midden hangen
: Ja jaaha ..Maar even kijken het gaat goed-goed. Groeit mooi … hier zo
[verdachte] : ja klopt.
: Kijk sowieso dertig centimeter (30)
[verdachte] : Ja mooi uhu. En doe je af en toe ook een beetje na graf (fan) doe je?
: Ja dat ga ik nu zo weer doen ja
[verdachte] : Ja. Gewoon een beetje is goed. Vijf centimeter (5) elke keer zo
: Hmh En je moet hem ook nieuwe water maken man
[verdachte] : Ja oké. ja even één keer nog beetje tot aan maandag
8. Een schriftelijk bescheid, inhoudende een uitwerking van een tapgesprek d.d. 26 juli 2018 tussen [verdachte] en [getuige 6] , opgenomen op pagina 258 van voornoemd dossier:
[verdachte] = [verdachte]
[getuige 6] = [getuige 6]
[verdachte] (SH) ( [verdachte] ) wordt gebeld door [getuige 6] (SH) ( [getuige 6] )
[getuige 6] : Als we wel worden gehaald hé
[verdachte] :Ja
[getuige 6] : Dan hebben we ooit wel eens een keer wat van Marktplaats gekocht
[verdachte] : Nee jongen gek. Als ik dat zeg jongen. Dat kan ik niet meer doen. dat heb ik al lang .. .ik ben al een keer daarmee gepakt ja
[getuige 6] : Oo ........ ik kan dat nog wel zeggen namelijk
[verdachte] : Ja jij wel maar ik sta d'r eigenlijk helemaal buiten. Ik zeg gewoon van als ze wel gezien hebben dat ik daar ben geweest, Ja
ik ben wel eens in dat huis geweest. Ik heb daar een keer met [getuige 1] gezeten. Ik heb daar een keer gedronken zo ....
9. Een schriftelijk bescheid, inhoudende een uitwerking van een tapgesprek d.d. 26 juli 2018 tussen [verdachte] en [getuige 1] , opgenomen op pagina 78 van voornoemd dossier:
[verdachte] = [verdachte]
[getuige 1] = [getuige 1]
[verdachte] (SH) ( [verdachte] ) wordt gebeld door [getuige 1] (SH ZN) ( [getuige 1] )
[verdachte] : Met wie spreek ik? ....... wie is dit?
[getuige 1] : [getuige 1]
[verdachte] : Hoi
[getuige 1] : Moi. Jongen. Politie heeft ons gepakt!
[verdachte] : Wat? (verbaasd)
[getuige 1] : Ja die zijn in het huis. Een huiszoekingsbevel
[verdachte] : Niet
[getuige 1] : Ja serieus.
[verdachte] : Echt niet (ongeloof)
[getuige 1] : Ja serieus serieus. Ze komen net bij mij aan de deur hier en ik moest mee en de deur open maken en uh ... huiszoekingsbevel en uh ..... ik ben .. ik ben erbij
[verdachte] : Echt niet (ongeloof)
[getuige 1] : Ja serieus ....... Godverdomme man maar ik noem jouw naam niet
[verdachte] : Nee
[getuige 1] : Ik noem niemand z'n naam ja?
[verdachte] : Nee verwijder mijn nummer of gooi je telefoon weg. Doe dat echt!
[getuige 1] : Ja ja ja ik verwijder jouw nummer ik uh .... maar ik heb jou d'r niet bij. ik zeg niks.
[verdachte] : Nee. Echt niet doen jongen. Dan word ik gelijk vast gezet.
[getuige 1] : Ja nee doe ik ook niet. Ik zeg gewoon dat ik het zelf gedaan heb dus ............ ja?
[verdachte] : Gewoon zeggen dat je het een keer wou proberen. Dat je het één (1) keer hebt neer gezet.
[getuige 1] : Ja dat doe ik ook dus uh ........ maar ik ga 'hangen'. ik hou je wel op de hoogte
[verdachte] : Echt niet (ongeloof)
[getuige 1] : Huh?
[verdachte] : Goed kut ja
[getuige 1] : Ja wat denk je van mij ... wat denk je dan jongen. daar krijg ik een dikke bekeuring om.
[verdachte] : Van wie uh .... wie moet uh ... dat nou zeggen dan?
[getuige 1] : Ja weet jij het? ..... Ik denk dat die buren het hebben gezien of zo. Dat d'r anderen zijn of wat dan ook. Ik weet het niet
[verdachte] : Hé maar verwijder mijn nummer maar want ze gaan misschien ook in je telefoon kijken of zo. Verwijder mijn hele nummer
en alle berichten. ook in je oude telefoons alles goed verwijderen!
[getuige 1] : Ja is goed jongen.
10. Een schriftelijk bescheid, inhoudende een uitwerking van een tapgesprek d.d. 26 juli 2018 tussen [verdachte] en [getuige 6] , opgenomen op pagina 79 e.v. van voornoemd dossier:
[verdachte] = [verdachte]
[getuige 6] = [getuige 6]
[verdachte] : 1 agent die alles onderzoekt. Vingerafdrukken en de glazen, bakken weet ik veel.
: Echt niet
[verdachte] : Ja die roerstok bijvoorbeeld daar zitten al jouw vingerafdrukken op denk ik
: Ook die van jou
[verdachte] : Ja die van mij ook
[verdachte] : Nee maar dit is wel echt zuur. 3, 4 weekjes of zo dan was het gewoon klaar
: Dan was het gewoon klaar ja
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende. Op 26 juli 2018 is op het adres [straatnaam] te Nieuw-Roden een inwerking zijnde hennepkwekerij aangetroffen. Uit verschillende tapgesprekken, zoals hiervoor onder de bewijsmiddelen opgenomen, is gebleken dat verdachte meermalen contact heeft gehad met [getuige 6] over het verzorgen van de planten in de hennepkwekerij in de woning van [getuige 1] . Direct na de inval door de politie heeft verdachte zowel contact met [getuige 6] als met [getuige 1] over de manier waarop zij bewijsmateriaal kunnen wegwerken en over de consequenties die het oprollen van de hennepkwekerij voor hen heeft. De rechtbank leidt uit de tapgesprekken, in samenhang met de verklaringen die door Wolters, Pijpker en verdachte zijn afgelegd, af dat verdachte tezamen en in vereniging met anderen hennep heeft geteeld in de ten laste gelegde periode. Dat verdachte hennep heeft geteeld in de uitoefening van een bedrijf acht de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal daarom van dit onderdeel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht de feiten 1, 2, 3 en 5 wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 1 december 2017 tot en met 1 augustus 2018 te Tolbert, gemeente Leek, en/of te Leek en/of elders in het arrondissement Noord Nederland, meermalen opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt en vervoerd, hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne en (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij in de periode van 1 december 2017 tot en met 1 augustus 2018 te Tolbert, gemeente Leek en/of te Leek, althans in het arrondissement Noord Nederland, meermalen, heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, hoeveelheden hennep/hasjiesj, zijnde hennep en hasjiesj (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij in of omstreeks de periode van 26 juni 2018 tot en met 26 juli 2018 te Nieuw-Roden, gemeente Noordenveld, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk heeft geteeld (in een pand aan de [straatnaam] ) een hoeveelheid van (in totaal) 57 hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
5.
hij op 1 augustus 2018 te Tolbert, gemeente Leek, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 16,88 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
1. opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
2. handelen in strijd met een in artikel 3 van de Opiumwet gegeven verbod;
3. opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
5. opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de feiten 1, 2, 3,
4 subsidiair en 5 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren, alsmede oplegging van de bijzondere voorwaarden die door de reclassering zijn geadviseerd, met uitzondering van de kortdurende klinische opname, nu de noodzaak van een korte klinische opname niet duidelijk is geworden. De officier van justitie heeft bij haar strafeis rekening gehouden met de eerdere veroordelingen voor drugsdelicten, het feit dat verdachte tijdens het plegen van de feiten in een proeftijd liep, de lange periode waarin verdachte drugs heeft gedeald en de hoeveelheid aan feiten.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor oplegging van een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf in plaats van een (gedeeltelijke) onvoorwaardelijk gevangenisstraf. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet in de rede ligt, gelet op het functioneringsniveau van verdachte, zijn leeftijd, zijn onbezonnenheid, de grote impact die het voorarrest heeft gehad op verdachte en gelet op het feit dat de nadruk moet liggen op de continuering van de verbeterde huidige situatie. Verdachte is daarnaast bereid zich aan alle door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden te houden. De raadsman heeft aangevoerd dat er geen noodzaak is voor een klinische opname. De raadsman heeft zich niet verzet tegen de door de officier van justitie geëiste proeftijd van 3 jaren.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportage van de reclassering, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft gedurende een periode van 8 maanden zowel gedeald in cocaïne als in wiet en bij hem is een aanzienlijke hoeveelheid cocaïne aangetroffen. Voorts heeft verdachte, samen met anderen, hennep geteeld. Het is algemeen bekend dat drugs, eenmaal in handen van gebruikers, gevaren voor de gezondheid van die gebruikers opleveren, terwijl die gebruikers hun verslaving vaak door diefstal of ander crimineel handelen trachten te bekostigen, waardoor aan de samenleving schade wordt berokkend. Verdachte is hier door zijn handelen medeverantwoordelijk voor. Daarnaast gaat het dealen van drugs op straat gepaard met een hoop overlast en gevoelens van onveiligheid in de samenleving. Verdachte heeft zich om al deze gevolgen niet bekommerd en heeft kennelijk slechts gehandeld uit winstbejag. Bovendien heeft verdachte, door hennep te telen, zijn eigen financieel gewin dat hij met de kwekerij wilde behalen boven de volksgezondheid laten prevaleren.
De rechtbank heeft acht geslagen op de justitiële documentatie van verdachte, waaruit volgt dat hij meermalen onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten en waaruit tevens blijkt dat verdachte de bewezenverklaarde feiten in een proeftijd heeft gepleegd. Kennelijk hebben de eerdere veroordelingen voor druggerelateerde delicten onvoldoende effect gesorteerd. De rechtbank houdt, op grond van de justitiële documentatie, tevens rekening het de artikel 22b en 63 van het Wetboek van Strafrecht. Op grond van het voorgaande zijn slechts een gevangenisstraf en een hechtenis als strafmodaliteiten passend en geboden.
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van het advies van de reclassering van het Leger des Heils van 11 april 2019. Door de reclassering wordt geadviseerd het volwassenstrafrecht toe te passen. De reclassering schat het recidiverisico in als gemiddeld en adviseert een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met daaraan gekoppeld verschillende bijzondere voorwaarden. De rechtbank ziet, gelet op de persoon van verdachte en het feit dat de justitiële contacten kennelijk weinig indruk op hem hebben gemaakt, aanleiding om, in lijn met het advies van de reclassering, het volwassenstrafrecht toe te passen en de geadviseerde bijzondere voorwaarden op te leggen, met uitzondering van de kortdurende klinische opname, nu de noodzaak daarvan niet is gebleken.
Bij de bepaling van de hoogte van de straf heeft de rechtbank tot slot gelet op de Landelijke Oriëntatiepunten voor Straftoemeting. Voor het dealen in en het in bezit hebben van cocaïne, alsmede het telen van hennep, zal de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf van na te noemen duur opleggen. De rechtbank zal voor het dealen in wiet, gelet op het feit dat de overtredingsvariant bewezen is verklaard, een hechtenis van na te noemen duur opleggen.

Beslag

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de in beslag genomen personenauto verbeurd moet worden verklaard, omdat met deze auto strafbare feiten zijn begaan. Dat de auto op naam van de vader van verdachte staat, staat niet in de weg aan verbeurdverklaring, nu vader redelijkerwijs moest vermoeden dat de auto werd gebruikt voor het plegen van strafbare feiten.
De officier van justitie heeft ten aanzien van het in beslag genomen geldbedrag tevens verbeurdverklaring gevorderd. Met betrekking tot de in beslag genomen ijzeren staaf heeft de officier van justitie onttrekking aan het verkeer gevorderd. Tot slot heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de in beslag genomen agenda terug moet worden gegeven aan verdachte.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat de in beslag genomen personenauto terug moet worden gegeven aan de beslagene, te weten verdachte, omdat het gebruik van de auto voor strafbare feiten slechts een klein gedeelte is geweest van het algehele gebruik van de auto. Bovendien kan niet bewezen worden dat de vader van verdachte, op wiens naam de auto staat, bekend was met het gebruik van de auto voor het plegen van strafbare feiten. De raadsman heeft tevens betoogd dat het in beslag genomen geldbedrag terug moet worden gegeven aan verdachte, omdat niet kan worden bewezen dat het geld verkregen is door het begaan van strafbare feiten. Tot slot heeft de raadsman zich voor wat betreft de beslissing over de in beslag genomen ijzeren staaf gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank oordeelt met betrekking tot de in beslag genomen voorwerpen als volgt.
De rechtbank acht de in beslag genomen € 790,- vatbaar voor verbeurdverklaring nu dit geldbedrag geheel of grotendeels door middel van of uit de baten van de bewezenverklaarde strafbare feiten is verkregen en dit geldbedrag toebehoort aan verdachte.
De rechtbank acht het aan verdachte toebehorende in beslag genomen voorwerp, te weten een ijzeren staaf, vatbaar voor onttrekking aan het verkeer nu deze bij gelegenheid van het onderzoek naar de door hem begane feiten is aangetroffen en deze kan dienen tot het begaan van soortgelijke feiten, terwijl het ongecontroleerde bezit daarvan door verdachte in strijd is met de wet of het algemeen belang.
De rechtbank is van oordeel dat het inbeslaggenomen voorwerp, te weten een agenda, moet worden teruggegeven aan verdachte nu het belang van strafvordering zich daartegen niet verzet.
De rechtbank is tot slot van oordeel dat de in beslag genomen en nog niet teruggegeven zwarte Volkswagen Golf, kenteken [kenteken] , moet worden teruggegeven aan de rechthebbende, te weten [naam] (vader van verdachte). De rechtbank overweegt daartoe dat niet is komen vast te staan dat [naam] wist of redelijkerwijs kon vermoeden dat de personenauto werd gebruikt voor het begaan van strafbare feiten. Daarom komt voornoemde personenauto niet, zoals door de officier van justitie is betoogd, in aanmerking voor verbeurdverklaring op grond van artikel 33a Wetboek van Strafrecht.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling

Bij onherroepelijk vonnis van 14 mei 2018 van de kinderrechter in de rechtbank Noord-Nederland te Groningen, is verdachte veroordeeld tot -onder meer- een jeugddetentie van
2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De proeftijd is ingegaan op
29 mei 2018. Daarbij is als algemene voorwaarde gesteld dat veroordeelde voor het einde van de proeftijd geen strafbare feiten zal plegen.
De officier van justitie heeft bij vordering van 14 januari 2019 de tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijke straf.
Nu veroordeelde de bewezenverklaarde feiten 1, 2, 3 en 5 heeft begaan voor het einde van de proeftijd, zal de rechtbank de tenuitvoerlegging gelasten van deze voorwaardelijke straf.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 33, 33a, 36b, 36d, 57, 62 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder feit 4 primair en subsidiair is ten laste gelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2, 3 en 5 ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte ten aanzien van de feiten 1, 3 en 5 tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 5 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op 3 jaren, de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Stelt als algemene voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich uiterlijk binnen 14 dagen volgend op het onherroepelijke vonnis meldt bij de reclassering van het Leger des Heils op het adres Damsterdiep 271 te Groningen en dat de veroordeelde zich blijft melden zolang en zo frequent als de reclassering dat nodig acht om het reclasseringstoezicht uit te voeren. Dat de veroordeelde zich houdt aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft;
2. dat de veroordeelde zich gedurende maximaal de duur van de proeftijd van 3 jaren onder behandeling zal stellen van de Ambulante Forensische Psychiatrie Noord-Nederland (AFPN), of een soortgelijke zorgverlener, zulks ter bepaling van de reclassering, op de tijden en plaatsen als door of namens die zorginstelling aan te geven, teneinde zich te laten behandelen. Dat de veroordeelde zich houdt aan de huisregels en aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
3. dat de veroordeelde gedurende maximaal de duur van de proeftijd van 3 jaren zal verblijven in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, te weten in
24-uurswoonsetting Factor 5, of een soortgelijke instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, zulks ter bepaling van de reclassering, en zich zal houden aan de huisregels en het (dag-)programma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld.
Draagt de reclassering op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Veroordeelt verdachte ten aanzien van feit 2 tot:

een hechtenis voor de duur van 2 weken.

Bepaalt dat deze hechtenis niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde voor het einde van of gedurende de proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op 3 jaren, de hierna te noemen algemene of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als algemene voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich uiterlijk binnen 14 dagen volgend op het onherroepelijke vonnis meldt bij de reclassering van het Leger des Heils op het adres Damsterdiep 271 te Groningen en dat de veroordeelde zich blijft melden zolang en zo frequent als de reclassering dat nodig acht om het reclasseringstoezicht uit te voeren. Dat de veroordeelde zich houdt aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft;
2. dat de veroordeelde zich gedurende maximaal de duur van de proeftijd van 3 jaren onder behandeling zal stellen van de Ambulante Forensische Psychiatrie Noord-Nederland (AFPN), of een soortgelijke zorgverlener, zulks ter bepaling van de reclassering, op de tijden en plaatsen als door of namens die zorginstelling aan te geven, teneinde zich te laten behandelen. Dat de veroordeelde zich houdt aan de huisregels en aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
3. dat de veroordeelde gedurende maximaal de duur van de proeftijd van 3 jaren zal verblijven in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, te weten in 24-uurswoonsetting Factor 5, of een soortgelijke instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, zulks ter bepaling van de reclassering, en zich zal houden aan de huisregels en het (dag-)programma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld.
Draagt de reclassering op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.

Verklaart verbeurd de in beslag genomen € 790,-.

Verklaart onttrokken aan het verkeer de in beslag genomen ijzeren staaf.

Gelast de teruggaveaan veroordeelde van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven agenda.
Gelast de teruggaveaan [naam] van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven zwarte Volkswagen Golf, kenteken [kenteken] .
Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer 18/212404-17:
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen van 14 mei 2018, te weten: 2 maanden jeugddetentie.
Dit vonnis is gewezen door mr. O.J. Bosker, voorzitter, mr. A. Jongsma en
mr. B.F. Hammerle, rechters, bijgestaan door mr. C.A.C. Thiadens, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 22 februari 2019.
Mr. O.J. Bosker is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.