ECLI:NL:RBNNE:2019:701
Rechtbank Noord-Nederland
- Op tegenspraak
- Rechtspraak.nl
Veroordeling van een minderjarige voor de aanwezigheid van meer dan 30 gram hennep en cocaïne, met oplegging van een werkstraf
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 22 februari 2019 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2001, die werd beschuldigd van het opzettelijk aanwezig hebben van meer dan 30 gram hennep en cocaïne. De verdachte was bijgestaan door zijn advocaat, mr. L.S. Wachters, terwijl het Openbaar Ministerie werd vertegenwoordigd door mr. L.G. de Graaf. De tenlastelegging omvatte meerdere feiten, waaronder de verkoop en het bezit van harddrugs en het uitgeven van vervalste bankbiljetten. Tijdens de zitting op 8 februari 2019 werd het bewijs besproken, waarbij de officier van justitie veroordeling eiste voor de feiten 1 primair, 2, 3 subsidiair en 4. De verdediging pleitte voor vrijspraak van de meeste feiten, met uitzondering van het bezit van hennep en cocaïne.
De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij zich schuldig had gemaakt aan de verkoop van cocaïne of MDMA, en sprak hem vrij van deze beschuldigingen. Wel werd bewezen verklaard dat de verdachte op 1 augustus 2018 opzettelijk meer dan 30 gram hennep en ongeveer 0,85 gram cocaïne aanwezig had. De rechtbank hield rekening met de justitiële documentatie van de verdachte en de aanbevelingen van de Raad voor de Kinderbescherming, en legde een werkstraf op van 102 uren, met de voorwaarde dat deze binnen 12 maanden moest worden uitgevoerd. Daarnaast werd het in beslag genomen geldbedrag van € 485,- verbeurd verklaard, omdat dit geld vermoedelijk afkomstig was uit de drugshandel. De rechtbank gelastte ook de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde werkstraf van 60 uren.