In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 12 april 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Emmen en de Stichting Primenius, de rechtsopvolger van de Stichting Katholiek Onderwijs Drenthe. De zaak betreft de afrekening van het openbaar onderwijs over de periode 2001 tot en met 2005, waarbij het college heeft vastgesteld dat de ontvangsten en uitgaven gelijk waren, wat leidde tot geen overschrijdingsbedrag of -percentage. Primenius heeft hiertegen administratief beroep ingesteld, wat resulteerde in een gedeeltelijke gegrondverklaring van het beroep door het college, waarbij een overschrijdingsbedrag en -percentage zijn vastgesteld voor zowel basisonderwijs als speciaal basisonderwijs. Beide partijen hebben vervolgens beroep ingesteld tegen de besluiten van het college.
De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder de administratieve procedures en de adviezen van de Commissie rechtsbescherming van de provincie Drenthe. De rechtbank heeft geoordeeld dat het college niet-ontvankelijk had moeten verklaren in het beroep van Primenius, maar dat het besluit van 23 januari 2014 wel degelijk een besluit in de zin van de Wet op het Primair Onderwijs is. De rechtbank heeft vastgesteld dat het college de afrekening over de periode van vijf jaar niet correct heeft vastgesteld en dat de uitgaven niet op de juiste wijze zijn meegenomen. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en het overschrijdingsbedrag vastgesteld op € 1.058.972,82 met een percentage van 1,25%. Tevens is bepaald dat het college het griffierecht en de proceskosten van Primenius dient te vergoeden.