Uitspraak
RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
1.[Y] ,
[Z],
Rechtbank Noord-Nederland
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Nederland op 18 juni 2019 uitspraak gedaan in een huurrechtelijk geschil tussen [X] HOLDING B.V. en [Y] c.s. De kern van het geschil betreft de vraag of de woning gelegen op een hippisch bungalowpark moet worden gekwalificeerd als woonruimte of als bedrijfsruimte. De huurovereenkomst tussen partijen was aangegaan voor de periode van 1 september 2016 tot en met 31 december 2017, maar [Y] c.s. heeft de woning na deze periode in gebruik gehouden. [X] stelt dat de woning een bedrijfswoning is en dat de huurovereenkomst per 1 januari 2018 is geëindigd wegens tekortkomingen van [Y] c.s. in de nakoming van de huurovereenkomst. [Y] c.s. betwist dit en stelt dat de woning als woonruimte moet worden gekwalificeerd, waardoor zij recht hebben op huurbescherming.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de woning niet als afhankelijke woning kan worden aangemerkt, omdat deze zelfstandig kan worden gebruikt zonder overwegende praktische bezwaren. De kantonrechter oordeelt dat de huurovereenkomst moet worden gekwalificeerd als een huurovereenkomst voor een woning, met de daarbij behorende huurbescherming. De vorderingen van [X] om de huurovereenkomst te beëindigen en ontruiming te vorderen zijn afgewezen, evenals de vordering tot schadevergoeding. [X] is als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten van [Y] c.s.