Uitspraak
3.De vordering
4.Het verweer
5.De beoordeling van het geschil
€ 600,00 (2 punten x tarief € 300,00)
Rechtbank Noord-Nederland
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Nederland op 17 november 2020, staat de huurovereenkomst tussen de vennootschap onder firma LuGeko Beheer en Verhuur en een gedaagde partij centraal. De huurovereenkomst, die op 29 januari 2014 tot stand kwam, betrof een opslagruimte en was aangegaan voor een jaar, met stilzwijgende verlengingen. De huurprijs bedroeg laatstelijk € 695,58 per maand. De overeenkomst bevatte een boetebeding dat een boete van 2% per maand voorschreef bij niet-tijdige betaling, met een minimum van € 300,00 per maand. In 2019 ontstond er een huurachterstand bij de gedaagde, die ook werkzaamheden voor LuGeko had verricht en een factuur had gestuurd ter hoogte van € 4.777,08. LuGeko verrekende deze factuur met de huurachterstand, maar er resteerde nog een bedrag van € 2.874,30. LuGeko beëindigde de huurovereenkomst per 31 december 2019 en vorderde de achterstallige huur, buitengerechtelijke incassokosten en een contractuele boete van in totaal € 6.300,00. De gedaagde voerde verweer en stelde dat er een betalingsregeling was afgesproken, waardoor hij niet in verzuim was. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde niet voldoende bewijs had geleverd voor deze betalingsregeling en dat hij in verzuim was. De kantonrechter matigde de boete tot € 1.800,00, omdat de onverkorte toepassing van het boetebeding tot een buitensporig resultaat zou leiden. De gedaagde werd veroordeeld tot betaling van de achterstallige huur, de buitengerechtelijke incassokosten en de gematigde boete, evenals de proceskosten.