ECLI:NL:RBNNE:2019:5841

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
10 september 2019
Publicatiedatum
22 juli 2020
Zaaknummer
C/17/166253 HA RK 19-35
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen waterlossing in ruilplan voor herverkaveling Nieuw-Schoonebeek

In de zaak van verzoeker [A], vertegenwoordigd door ir. S. Boonstra, tegen de Bestuurscommissie Bargerveen-Schoonebeek, vertegenwoordigd door mr. E. Sportel, heeft de Rechtbank Noord-Nederland op 10 september 2019 uitspraak gedaan. De procedure betreft een verzoek van [A] om het ruilplan voor de herverkaveling Nieuw-Schoonebeek op onderdelen te vernietigen, specifiek met betrekking tot een waterlossing die zijn kavel doorsnijdt. [A] stelt dat deze waterlossing leidt tot een onderbedeling van zijn huiskavel, wat problematisch is voor zijn rusthuis voor paarden. Hij heeft bezwaar tegen de noodzaak van de waterlossing en de gevolgen daarvan voor zijn eigendom.

De commissie concludeert tot niet-ontvankelijkheid van het verzoek, stellende dat de gronden voor de waterlossing in het onherroepelijk geworden inrichtingsplan zijn toegewezen aan het waterschap. De rechtbank overweegt dat [A] in de gelegenheid is geweest om tegen het inrichtingsplan op te komen en dat de commissie niet bevoegd is om de toegewezen percelen in het kader van het ruilplan te wijzigen. De rechtbank oordeelt dat het beroep van [A] ongegrond is, maar merkt op dat het waterschap bereid is om de situatie te heronderzoeken en mogelijke oplossingen te bespreken.

De rechtbank compenseert de proceskosten, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De beschikking is openbaar uitgesproken door mr. A. van der Meer en er staat beroep in cassatie open bij de Hoge Raad voor belanghebbenden die voor de rechtbank zijn verschenen.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling privaatrecht
Locatie Leeuwarden
zaaknummer / rekestnummer: C/17/166253 HA RK 19-35
Beschikking van 10 september 2019
in de zaak van
[A] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker,
gemachtigde: ir. S. Boonstra,
tegen
de BESTUURSCOMMISSIE BARGERVEEN-SCHOONEBEEK,zetelende te Assen,
verweerder,
gemachtigde: mr. E. Sportel,
met als belanghebbende:
1.de publiekrechtelijke rechtspersoon
WATERSCHAP VECHTSTROMEN,
gemachtigde: T. Dijkstra en J. Kroeze,
en als belanghebbenden, tevens zelfstandig reclamanten:
2.
[B]3. H.J.A. WENNEKER,
beiden wonende te [woonplaats] ,
gemachtigde: ir. S. Boonstra,
4. [D] ,5. [E] ,
beiden wonende te [woonplaats] ,
gemachtigde: mr. A. van Lohuizen.
Partijen worden hierna [A] , de commissie, het waterschap en de overige belanghebbenden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het ontwerpbesluit voor het ruilplan voor de herverkaveling Nieuw-Schoonebeek (hierna: het blok)
- de daartegen door [A] op 19 juli 2018 ingediende zienswijze
- het besluit tot vaststelling van het ruilplan van 12 februari 2019
- het verzoekschrift van 2 april 2019, ingekomen op 3 april 2019
- het verweerschrift van de commissie
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling gehouden op 24 juni 2019
1.2.
Ten slotte is beschikking bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
In het inrichtingsplan Nieuw-Schoonebeek van 13 oktober 2009 is een nieuw waterbeheersingsplan opgenomen. Het plan voorziet onder meer in de aanleg van dwarsgangen achter de bedrijven langs de Europaweg om de waterafvoer te verbeteren. Hiertoe zijn gronden aan het waterschap toegewezen.
2.2.
Op de kavel die [A] inbrengt en die hem ook grotendeels weer is toegedeeld, is in het ruilplan een waterlossing geprojecteerd die zijn kavel doorsnijdt. Door deze waterlossing is aan [A] minder oppervlakte toegedeeld.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
[A] verzoekt de rechtbank zijn beroep gegrond verklaren, het ruilplan op onderdelen te vernietigen en de commissie op te dragen de betwiste waterlossing te schrappen, met veroordeling van de commissie in de proceskosten. [A] stelt daartoe (samengevat) dat hij groot bezwaar heeft tegen de geprojecteerde waterlossing door zijn huiskavel en de daarmee samenhangende onderbedeling op oppervlakte van zijn huiskavel. Deze waterlossing doorsnijdt namelijk op korte afstand van de bedrijfsgebouwen de volledige huiskavel van [A] . Voor [A] , die een rusthuis voor paarden exploiteert, is dit bezwaarlijk omdat de oude en tere dieren de achterliggende kavel moeilijk kunnen bereiken. Verder ziet [A] nut en noodzaak van de waterlossing niet. [A] heeft, hoewel het waterschap contact zou opnemen en onderzoek zou doen naar de noodzaak, niets meer vernomen van het waterschap. Dit levert rechtsonzekerheid op. [A] heeft bezwaar tegen de door het tracé veroorzaakte onderbedeling in de toedeling.
3.2.
De commissie concludeert tot niet-ontvankelijkheid, althans afwijzing van het verzoek. De gronden die nodig zijn voor de waterlossing zijn in het onherroepelijk geworden inrichtingsplan aan het waterschap toegewezen en dit valt buiten de toedeling. De vermindering die ontstaat door de toewijzing, valt binnen de wettelijke marges. Het is aan het waterschap om te beslissen hoe ze de haar toegewezen gronden aanwendt.
3.3.
Het waterschap heeft ter zitting toegelicht dat, om de percelen droog te houden, een waterlossing over een gedeelte van het perceel van [A] vanuit het westen in oostelijke richting nodig is. Door die waterlossing kan het overtollige water via de nog te realiseren (hoofd) waterlossing van het noorden naar het zuiden worden afgevoerd, terwijl momenteel nog water moet worden afgepompt. Het waterschap is bereid om de situatie te heronderzoeken en te praten over een oplossing, maar zij verwacht niet dat een waterlossing geheel achterwege kan blijven.
3.4.
De overige belanghebbenden, tevens zelfstandig reclamanten, sluiten zich aan bij [A] .
4. De beoordeling4.1. In het onherroepelijk geworden inrichtingsplan zijn aan het waterschap percelen toegewezen om een waterlossing met een onderhoudspad te realiseren. De commissie is gebonden aan de beslissing in het inrichtingsplan om die gronden toe te wijzen. [A] is, anders dan ter zitting namens hem is gesteld, in de gelegenheid geweest om tegen het inrichtingsplan op te komen nu tegen het besluit tot vaststelling van het inrichtingsplan al een bestuursrechtelijke beroepsprocedure heeft opengestaan. De commissie is niet bevoegd om de toegewezen percelen in het kader van het ruilplan toe te delen en ook de rechtbank kan niet aan deze uitgangspunten tornen. Het beroep van [A] is daarom ongegrond.
4.2.
De rechtbank overweegt ten overvloede dat ter zitting is gebleken dat het waterschap bereid is de situatie te heronderzoeken en een oplossing te zoeken door bijvoorbeeld de sloot noordelijker te leggen. Bovendien is zij bereid om brede dammen aan te leggen zodat een goede overschrijdbaarheid ontstaat. Door dat laatste worden de nadelen van de aanleg van een waterlossing voor een groot deel teniet gedaan. Gesteld noch gebleken is dat [A] door de toewijzing aan het waterschap meer wordt gekort dan op grond van artikel 56 van de Wilg is toegestaan.
4.3.
De conclusie is dat het beroep ongegrond is. De rechtbank ziet in de aard van de zaak aanleiding om de proceskosten te compenseren in die zin dat ieder der partijen de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
verklaart het beroep ongegrond,
5.2.
compenseert de kosten in die zin dat ieder der partijen de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gewezen door mr. A. van der Meer en in het openbaar uitgesproken op 10 september 2019.
type: CvdD
coll:
Rechtsmiddelverwijzing
Tegen deze beschikking staat voor de belanghebbenden, waaronder verzoeker, die voor de rechtbank zijn verschenen en voor de uitvoeringscommissie beroep in cassatie open bij de Hoge Raad te ’s-Gravenhage overeenkomstig de artikelen 426 tot en met 429 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Het beroep in cassatie moet worden ingesteld binnen drie maanden, te rekenen van de dag van de uitspraak. Het beroep wordt aangebracht bij een door een advocaat bij de Hoge Raad getekend verzoekschrift en ingediend bij de griffie van de Hoge Raad.