ECLI:NL:RBNNE:2019:5826
Rechtbank Noord-Nederland
- Op tegenspraak
- Rechtspraak.nl
Tenuitvoerlegging van voorwaardelijke PIJ-maatregel na mishandeling van klasgenoot
In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Nederland op 19 november 2019, is de verdachte, een jeugdige, geconfronteerd met de tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke PIJ-maatregel die eerder was opgelegd. De verdachte had zich niet gehouden aan de voorwaarden van deze maatregel en had tijdens de proeftijd een klasgenoot mishandeld op 23 september 2019. De rechtbank oordeelde dat de huidige maatregel niet voldoende was om de maatschappij te beschermen en de behandeling van de verdachte te waarborgen, gezien het hoge risico op gewelddadige recidive. De rechtbank gelastte daarom de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde PIJ-maatregel. De zaak kwam voort uit een incident waarbij de verdachte de klasgenoot bij het hoofd vastpakte en haar meermalen met haar hoofd tegen een schot aan bonkte, wat leidde tot een hersenschudding. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de aangeefster en getuige betrouwbaar waren en dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan mishandeling. De rechtbank hield rekening met de psychische problematiek van de verdachte, maar concludeerde dat de veiligheid van anderen voorop stond. De vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van de PIJ-maatregel werd toegewezen, waarbij de rechtbank benadrukte dat de maatregel als ultimum remedium wordt beschouwd en alleen wordt opgelegd wanneer andere mogelijkheden niet meer voorhanden zijn.