ECLI:NL:RBNNE:2019:5741

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
3 december 2019
Publicatiedatum
27 februari 2020
Zaaknummer
8079161 CV EXPL 19-7849
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Verstek
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongeoorloofde roodstand en onjuiste aanmaning tot betaling

In deze zaak heeft de eisende partij, ING Bank N.V., de gedaagde partij, wonende te [adres], bij dagvaarding opgeroepen tot betaling van een bedrag van € 500,00, vermeerderd met rente en kosten. De eisende partij heeft de gedaagde partij in gebreke gesteld voor een hoofdsom van € 1.472,36, maar heeft later haar vordering verminderd tot € 884,85, waarvan de gedaagde partij al € 480,00 had voldaan. De kantonrechter heeft op 22 oktober 2019 een tussenvonnis gewezen waarin hij om aanvullende informatie heeft verzocht over de overeenkomst en de vordering.

Tijdens de zitting op 19 november 2019 heeft de eisende partij een akte overgelegd met een specificatie van de vordering. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de eisende partij de gedaagde partij gedurende zes jaar heeft aangemaand voor een te hoog bedrag, wat heeft geleid tot onjuiste informatie over de schuld van de gedaagde partij. Hierdoor kon niet worden uitgesloten dat de gedaagde tijdig had kunnen voldoen aan zijn verplichtingen als hij correct was geïnformeerd.

De kantonrechter heeft de gevorderde rente afgewezen tot de datum van dagvaarding en heeft alleen de resterende hoofdsom van € 404,65 toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum van vermindering van eis. Tevens is de eisende partij in de proceskosten veroordeeld. Het vonnis is uitgesproken op 3 december 2019 door mr. J.E. Biesma, kantonrechter, en is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND
Verstek
Afdeling Privaatrecht
Locatie Leeuwarden
Zaak-/rolnummer: 8079161 CV EXPL 19-7849
verstekvonnis d.d. 3 december 2019
inzake

de naamloze vennootschap ING Bank N.V.,

gevestigd te Amsterdam,
eisende partij,
gemachtigde: Gerechtsdeurwaarderskantoor H.J. Jansen B.V.,
uw kenmerk: [kenmerk],
tegen

[gedaagde]

wonende te [adres],
gedaagde partij, tegen wie verstek is verleend.

Procesverloop

De eisende partij heeft bij dagvaarding, op daarin geformuleerde gronden, gevorderd de gedaagde partij te veroordelen tot betaling van € 500,00 met rente en kosten.
Op 22 oktober 2019 heeft de kantonrechter tussenvonnis gewezen. Dit tussenvonnis dient als ingelast en herhaald te worden beschouwd.
Ter zitting van 19 november 2019 heeft de eisende partij een akte houdende specificatie van de vordering tevens vermindering van eis overgelegd.

Motivering

In het tussenvonnis heeft de kantonrechter de overeenkomst, de algemene voorwaarden, de ingebrekestelling, de opeisingsbrief en een uitsplitsing van de vordering in hoofdsom, renten en boeten opgevraagd.
Uit de processtukken blijkt dat er sprake is van een ongeoorloofde roodstand. Bij dagvaarding heeft de eisende partij gesteld dat de hoofdsom € 1.472,36 bedraagt. De eisende partij stelt dat zij de gedaagde partij bij brief van 27 mei 2013 in gebreke heeft gesteld. In die brief is de gedaagde partij aangemaand tot betaling van € 1.472,36. In alle andere overgelegde brieven is eveneens steeds een hoofdsom van € 1.472,36 vermeld. De eisende partij heeft bij akte haar vordering verminderd tot een hoofdsom van € 884,85, waarvan de gedaagde partij inmiddels € 480,00 heeft voldaan.
De eisende partij heeft een bankafschrift overgelegd van 6 maart 2013 waaruit blijkt dat de hoofdsom € 884,85 bedraagt. Dat betekent dat de eisende partij gedaagde in alle overgelegde brieven voor een te hoog bedrag heeft aangemaand. Uit de overgelegde brief van 12 november 2012 (de kantonrechter gaat er vanuit dat dit 13 november 2013 dient te zijn, gelet op de verwijzing naar een telefoongesprek op 13 november 2013) blijkt bovendien dat de gedaagde partij bij de eisende partij heeft opgevraagd wat zijn schuld was, waarna hij (naar nu blijkt) steeds onjuist is geïnformeerd.
Nu de eisende partij de gedaagde partij zes jaar lang heeft aangemaand voor een te hoog bedrag kan niet worden uitgesloten dat de gedaagde partij de hoofdsom wel tijdig had voldaan indien hij wel voor het juiste bedrag zou zijn aangemaand. De kantonrechter zal daarom de tot aan de dag van dagvaarding gevorderde rente afwijzen en rente toewijzen vanaf de datum van vermindering van eis. Dat betekent dat alleen de resterende hoofdsom van € 404,65 zal worden toegewezen en wettelijke rente vanaf de datum van de akte waarin de vordering is verminderd.
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen zal de eisende partij in de proceskosten worden veroordeeld.

Beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt de gedaagde partij aan de eisende partij te betalen € 404,65, vermeerderd met de wettelijke rente over € 404,65 vanaf 19 november 2019 tot de dag waarop deze is voldaan;
veroordeelt eisende partij in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van gedaagde partij vastgesteld op nihil;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Aldus gewezen door mr. J.E. Biesma, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 december 2019, in tegenwoordigheid van de griffier.