Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het onder 1. primair ten laste gelegde in de vorm van poging tot moord. Daartoe heeft zij onder meer het volgende aangevoerd.
Uit de bewijsmiddelen, waaronder de verklaring van het slachtoffer [slachtoffer 1] (hierna: het slachtoffer) en de letselverklaring, blijkt dat verdachte het slachtoffer meermalen met een honkbalknuppel heeft geslagen, waaronder minstens eenmaal op het hoofd. Uit de verklaringen van het slachtoffer maar ook van de verdachte blijkt dat verdachte heeft geroepen dat hij het slachtoffer ‘dood ging maken’. Op basis van de omstandigheid dat hij dit heeft geroepen, in combinatie met het feit dat verdachte daadwerkelijk met een honkbalknuppel op het hoofd van het slachtoffer heeft geslagen, kan worden bewezen dat verdachte vol opzet had op de dood van het slachtoffer. Indien de rechtbank daar anders over denkt, is op zijn minst sprake van voorwaardelijk opzet op de dood. Het slaan op het hoofd met een honkbalknuppel is een gedraging die naar algemene ervaringsregels een aanmerkelijke kans op de dood oplevert. Door dit te doen, heeft verdachte de kans op de koop toe genomen dat het slachtoffer zou komen te overlijden. Ook kan worden bewezen dat verdachte heeft gehandeld met voorbedachte raad. Uit het dossier blijkt dat verdachte de confrontatie met het slachtoffer heeft gepland. Verdachte was een dag eerder al op zoek naar aangever. Uit een aantal berichten die zijn aangetroffen op de telefoon van verdachte blijkt dat hij het slachtoffer niet opzocht voor het aangaan van een goed gesprek. Verdachte heeft in deze berichten onder meer aangegeven dat hij er wel voor zou zorgen dat het slachtoffer niet meer bij zijn zusje in de buurt kwam, dat hij het slachtoffer zou opwachten en dat zijn vader groen licht heeft gegeven en heeft gezegd: "pak hem". Verder heeft verdachte de dag voor de confrontatie het bericht gestuurd: "Today hy is mine." Daar komt nog bij dat verdachte op de dag voor de confrontatie de knuppel heeft opgehaald. Verdachte heeft verklaard dat hij de knuppel in zijn auto heeft gelegd als bescherming tegen het slachtoffer. Vervolgens heeft hij slachtoffer echter zelf opgezocht. Verder heeft verdachte verklaard dat hij, nadat hij het bericht had gekregen dat het slachtoffer in de kapperszaak was, een kwartier lang heeft geprobeerd de boel te relativeren, maar dat dit niet lukte, waarna hij naar de kapper is gereden met de bedoeling om het slachtoffer bij zijn vader en zusje weg te houden. Hieruit volgt dat verdachte zich vlak voor de confrontatie daadwerkelijk heeft beraden op het voorgenomen besluit om potentieel dodelijk geweld toe te passen. De enige contra-indicatie voor het bestaan van voorbedachte raad, kan worden gevonden in de verklaring van verdachte dat hij overmand werd door emoties toen hij oogcontact kreeg met het slachtoffer en deze stoer stond te lachen. Deze verklaring vindt echter geen steun in andere bewijsmiddelen en geeft, gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden, onvoldoende aanleiding om de voorbedachte raad niet aanwezig te achten.
De officier van justitie heeft ook veroordeling gevorderd voor het onder 2. ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van de onder 1. primair ten laste gelegde poging tot moord. Daartoe heeft hij aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat verdachte heeft gehandeld met voorbedachte raad. Uit de bewijsmiddelen kan niet worden afgeleid dat verdachte van tevoren van plan was om het slachtoffer om het leven te brengen. Uit verdachtes verklaring blijkt dat hij heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling.
De raadsman heeft betoogd dat verdachte eveneens moet worden vrijgesproken van de onder 1. primair ten laste gelegde poging tot doodslag. Daartoe heeft hij aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat verdachte (voorwaardelijk) opzet had op de dood van het slachtoffer. Op basis van het dossier kan niet exact worden achterhaald hoe vaak en op welke manier is geslagen. Er zijn geen getuigen die het incident hebben zien gebeuren. Verdachte heeft behoorlijk belastend over zichzelf verklaard. Hij ontkent niet, hij draait niet en zijn verklaringen zijn consequent en consistent. Verdachte heeft verklaard dat hij eenmaal heeft geslagen richting de schouder van het slachtoffer en dat de knuppel is doorgeschoten naar diens hoofd. Dit scenario is niet onderzocht door de arts die de letselverklaring heeft opgesteld. De geconstateerde letsels op de schouder, de rug en het hoofd van het slachtoffer kunnen worden verklaard door één klap op de schouder die is doorgeschoten. Van de andere aangetroffen letsels blijkt niet hoe oud ze zijn. Dit laat de mogelijkheid open dat deze letsels ten tijde van de mishandeling al aanwezig waren. Verder blijkt uit de letselverklaring niet met hoeveel kracht is geslagen. Het is bijna niet voor te stellen dat een harde klap die rechtstreeks op het hoofd terecht komt enkel een scheur in de hoofdhuid tot gevolg heeft. Het feit dat dit het enige letsel is dat aan het hoofd is geconstateerd, moet daarom bijna wel betekenen dat sprake is geweest van een afgeketste klap. Het slaan met een knuppel op de schouder is niet zonder meer te kwalificeren als poging tot doodslag. Daar komt nog bij dat psycholoog drs. A.J. Klumpenaar (hierna: de psycholoog) heeft geconcludeerd dat verdachte op grond van zijn lichte verstandelijke beperking, emotionele instabiliteit en impulsiviteit niet in staat is om de mogelijke gevolgen van zijn gedrag goed in te schatten. Volgens de psycholoog werden op het moment dat het slachtoffer verdachte in zijn ogen beledigde en kleineerde, naast de herinneringen aan de verwondingen van zijn zus, mogelijk ook herinneringen aan pestervaringen uit het verleden geluxeerd, verloor verdachte de controle over zijn impulsen en brak de opgebouwde spanning in één keer door wat leidde tot de ten laste gelegde feiten. Hieruit volgt dat verdachte nooit de mogelijke gevolgen en een eventuele aanmerkelijke kans daarop onder ogen heeft gezien en dat hij deze kans dus ook niet bewust op de koop toe heeft genomen. Verdachte handelde door de omstandigheden in een rollercoaster van emoties.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte eveneens moet worden vrijgesproken van de onder 1. subsidiair ten laste gelegde zware mishandeling met voorbedachte raad. Daartoe heeft hij aangevoerd dat geen sprake is van zwaar lichamelijk letsel. Het slachtoffer had enkel een scheurtje in de hoofdhuid dat is gedicht met twee hechtingen en een paar bloeduitstortingen. Dit is door de arts beschreven als licht letsel. Er zal wellicht sprake zijn van een blijvend litteken, maar dit zal dan op het achterhoofd onder de haren zitten.
Ten aanzien van het onder 1. meer subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 2. ten laste gelegde kan worden bewezen.