ECLI:NL:RBNNE:2019:5363

• Datum uitspraak: 4 juni 2019
• Publicatiedatum: 24 december 2019
• Zaaknummer: C18 /192289 PR RK 19-179
• Instantie: Rechtbank Noord-Nederland
• Type: Uitspraak
• Rechtsgebied: Civiel recht
• Procedures: Rekestprocedure
• Rechters: F. Sijens; P.H.M. Tapper-Wessels; P. Molema
• Vindplaatsen: Rechtspraak.nl

AI samenvatting door Lexboost • Automatisch gegenereerd

Verzoek tot verschoning in een civiele procedure met betrekking tot getuigenverhoor

Op 4 juni 2019 heeft de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, een beslissing genomen in een verzoek tot verschoning van mr. W. Huizing. Dit verzoek werd ingediend in het kader van een civiele procedure tussen [naam] en Hesco Bouw B.V., waarin mr. W. Huizing was benoemd tot rechter-commissaris. Het verzoek tot verschoning werd ingediend op 27 mei 2019, nadat mr. W. Huizing kennis had genomen van het dossier en de verhinderdata van de partijen had ontvangen. Hij constateerde dat Hesco Bouw B.V. werd bijgestaan door mr. J.M. Frons, een persoon die hij persoonlijk goed kent. Hierdoor voelde hij zich niet vrij om de zaak te behandelen, omdat hij vreesde dat de rechterlijke onpartijdigheid in het geding zou komen.

De rechtbank heeft het verzoek tot verschoning beoordeeld en kwam tot de conclusie dat de door mr. W. Huizing aangevoerde redenen gegrond waren. De rechtbank oordeelde dat de rechterlijke onpartijdigheid inderdaad in het geding zou kunnen komen als mr. W. Huizing de zaak zou behandelen. Daarom werd het verzoek tot verschoning toegewezen. De rechtbank gelastte dat de zaak onder registratienummer 7628954 EJ VERZ 19-15 door een andere rechter zou worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond. De beslissing werd uitgesproken door de meervoudige kamer, bestaande uit mrs. F. Sijens (voorzitter), P.H.M. Tapper-Wessels en P. Molema.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Locatie Groningen

MEERVOUDIGE KAMER

Zaaknummer: C18 /192289 PR RK 19-179

Datum beslissing: 4 juni 2019

Beslissing

op het schriftelijke verzoek van mr. W. Huizing, ontvangen ter griffie op 27 mei 2019, tot verschoning in de zaak met registratienummer 7628954 EJ VERZ 19-15.

1. Procesverloop

1.1.

Op 1 mei 2019 is er in de procedure [naam] versus Hesco Bouw B.V. een beschikking gegeven waarin een voorlopig getuigenverhoor is bevolen en waarbij mr. W. Huizing benoemd is tot rechter-commissaris.

1.2.

Na opgave van de verhinderdata van partijen heeft mr. W. Huizing voor het eerst kennis genomen van het dossier.

1.3.

Mr W. Huizing heeft daarop een verzoek tot verschoning als bedoeld in artikel 40 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering gedaan.

2. De onderbouwing van het verzoek

In haar toelichting op het verzoek tot verschoning heeft mr. W. Huizing onder meer het volgende geschreven:

"De zaak is vervolgens bij mij gekomen voor het plannen van een datum waarop het voorlopig getuigenverhoor kan worden gehouden. Vervolgens heb ik geconstateerd dat Hesco Bouw B.V. wordt bijgestaan door mr. J.M. Frons, die ik persoonlijk goed ken. Ik voel me daarom niet vrij de zaak te behandelen. In mijn ogen is sprake van een situatie waarin de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden als ik de zaak wel zou behandelen."

3. Beoordeling

De rechtbank is van oordeel dat uit de door mr. W. Huizing aangevoerde grond waarom zij niet vrij is om de zaak te behandelen blijkt dat de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden als zij de zaak wel zou behandelen, hetgeen ertoe leidt dat het verzoek dient te worden toegewezen.

4. Beslissing

De rechtbank:

4.1.

wijst het verzoek van mr. W. Huizing tot verschoning in verband met de behandeling van de zaak onder registratienummer 7628954 EJ VERZ 19-15 toe,

4.2.

gelast dat de zaak onder registratienummer 7628954 EJ VERZ 19-15 door een andere rechter wordt voortgezet in de stand waarin deze zich thans bevindt,

4.3.

beveelt de onverwijlde mededeling van deze beslissing aan mr. W. Huizing, mr. S. Blaauw gemachtigde van [naam] en aan J.M. Frons gemachtigde van Hesco Bouw B.V. .

Aldus gegeven door mrs. F. Sijens, voorzitter, P.H.M. Tapper-Wessels en P. Molema, rechters, uitgesproken op 4 juni 2019.