Beoordeling van het bewijs
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd voor het in de zaak met parketnummer 18/730044-19 primair ten laste gelegde met dien verstande dat er sprake is geweest van poging tot moord. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Er zijn voldoende indicaties voor voorbedachte raad. Verdachte is vanuit Groningen naar zijn moeder in Leeuwarden vertrokken, omdat hij kwaad op haar was en hij zich opnieuw door haar in de steek gelaten voelde. Verdachte heeft de begeleiding niets verteld over zijn plannen en heeft een mes meegenomen. De verklaring van verdachte ter zitting dat hij een mes bij zich droeg omdat hij zich onveilig voelde, is niet aannemelijk, mede omdat hij hier eerder niet over heeft verklaard. Er zijn geen indicaties dat er in de woning een ruzie of woordenwisseling heeft plaatsgevonden tussen verdachte en zijn moeder. Dat verdachte alleen met het mes wilde dreigen, is evenmin aannemelijk. De conclusie is dat verdachte in de periode tussen het vertrek uit zijn woning in Groningen en de confrontatie met zijn moeder voldoende gelegenheid heeft gehad om zich te beraden over de gevolgen van zijn handelen. Ook in de woning van zijn moeder in Leeuwarden heeft verdachte nog tijd en gelegenheid gehad om zich te bedenken. Gelet op de getuigenverklaringen en de aangifte heeft verdachte zijn moeder in de wurggreep genomen, tegen het hoofd en lichaam geschopt, en heeft hij haar vervolgens in de rug gestoken.
Daarnaast heeft de officier van justitie veroordeling gevorderd voor het in de zaak met parketnummer 18/720327-17 onder 1., 2. en 3. ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het in de zaak met parketnummer 18/730044-19 primair ten laste gelegde; ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde kan een bewezenverklaring volgen. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat er geen sprake is geweest van voorbedachte raad. Verdachte heeft een mes meegenomen naar de woning van zijn moeder om hiermee te dreigen; het was niet zijn intentie om het mes als wapen in te zetten. Eenmaal in de woning werd verdachte getriggerd door de ogenschijnlijk normale thuissituatie en zijn moeilijke jeugd. Verdachte wilde zijn moeder vastpakken bij haar nek en nadat zij zich los worstelde, heeft hij haar in een opwelling in de rug gestoken. Er is evenmin sprake van poging tot doodslag nu niet kan worden bewezen dat verdachte zijn moeder wilde neersteken. Uit de bewijsmiddelen blijkt ook niet dat verdachte voorwaardelijk opzet op de dood van zijn moeder heeft gehad.
In de zaak met parketnummer 18/720327-17 kan een bewezenverklaring volgen.
Ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 18/730044-19 primair ten laste gelegde:
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten, zoals hieronder zakelijk weergegeven.
1. De door verdachte ter zitting van 10 december 2019 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik ben op 13 februari 2019 naar mijn moeder in Leeuwarden gegaan, omdat ik kwaad op haar was. Ik heb een mes meegenomen uit mijn appartement in Groningen. Toen mijn moeder in het hok [de rechtbank leest: bijkeuken] stond, ben ik doelbewust naar haar toe gelopen, heb ik haar vastgepakt en mijn arm om haar nek gelegd. Ik heb mijn mes gepakt en haar daarmee in de rug gestoken.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor van 24 juni 2019, los bijgevoegd bij het dossier van de Politie Noord-Nederland met nummer 2019038095 van 2 mei 2019, inhoudende de verklaring van verdachte:
Nadat ik ongeveer vijf minuten in de woning was, heb ik het mes uit mijn tas gehaald en in mijn broeksband gestoken. Toen ik de woonkamer op de bank zat, heb ik bedacht om mijn moeder neer te steken. Ik ging naar het hok om mijn moeder neer te steken. Ik pakte haar vast en toen lag ze op de grond. Op dat moment rende ze weg en toen stak ik zo met dat mes in haar rug.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte van 19 februari 2019, opgenomen op pagina 285 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [slachtoffer 1] :
Ik werd gebeld door mijn zoon [verdachte] met de vraag of ik voor hem wilde liegen. Dat weigerde ik. [verdachte] zei toen: "Dan stap ik zo in de trein en dan kom je er wel achter". Korte tijd later was ik in mijn woning te Leeuwarden. [verdachte] kwam binnen en deed poeslief tegen mij. Dat vond ik opvallend want zo doet hij nooit. Toen ik net in de bijkeuken stond voelde ik [verdachte] arm om mijn nek. Hij nam mij in een soort wurggreep. Ik voelde dat ik geen lucht meer kreeg omdat hij mij zo strak vast had. Ik viel meteen daarna voorover in de bijkeuken. Op dat moment voelde ik dat [verdachte] mij schopte tegen mijn rug en mijn hoofd. Daar heb ik blauwe plekken aan overgehouden op mijn oog en neus. Ik ben opgestaan en wilde wegrennen naar de voordeur, maar ik struikelde over het opstapje tussen de bijkeuken en de keuken, waardoor ik weer viel. Op dat moment moet [verdachte] mij gestoken hebben. Buiten voelde ik aan mijn rug en zag ik dat mijn hand toen onder het bloed zat. Ik voelde toen ook langzaam het leven uit mij vloeien.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van 13 februari 2019, opgenomen op pagina 182 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 1] :
Vanuit de keuken hoorde ik mijn moeder om hulp roepen. Ik zag dat mijn moeder op haar buik op de grond lag, dit was in de bijkeuken. Ik zag dat [verdachte] bij haar stond en haar met beide handen en voeten op haar rug sloeg en schopte waar hij haar maar raken kon. Toen [verdachte] ons zag, hief hij een groot mes boven zijn hoofd, hij liet het mes aan ons zien. Ik zag dat [verdachte] het mes in zijn rechterhand hield en hiermee een stekende beweging maakte richting de rug van mijn moeder. Ik zag het mes in de rug van mijn moeder gaan. Het was een groot keukenmes van ongeveer 20 centimeter.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor van 19 februari 2019, opgenomen op pagina 204 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 2] :
Ik hoorde geschreeuw van mijn moeder en ik ben naar het hok gerend. [verdachte] stond tegenover mij met dat mes. Hij heeft het mes sowieso meegenomen. Ik zag dat mijn moeder op de grond lag en ik zag dat [verdachte] een mes bij zich had.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor met bijlagen van 14 februari 2019, opgenomen op pagina 258 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend als verklaring van [getuige 3] :
[verdachte] heeft in mijn aanwezigheid zijn moeder meerdere keren gebeld. Ik merkte dat het gesprek niet prettig verliep. [verdachte] was heel boos op zijn moeder, omdat zij niet voor hem wilde liegen. Ik heb daarna met de moeder van [verdachte] gebeld en zij vertelde dat ze een aantal keer door [verdachte] was bedreigd via de telefoon. In haar mail schreef de moeder van [verdachte] mij het volgende. [verdachte] heeft mij de afgelopen drie weken drie keer bedreigd. Op een gegeven moment zegt hij dan: "Pas er maar op, je komt er nog wel achter". Ook zei [verdachte] dat mij binnenkort een nare verrassing te wachten stond. Ook heeft hij mij op dreigende manier bericht dat hij mij binnenkort op zou zoeken. Toen [verdachte] mij zojuist belde en ik tegen hem zei dat ik niet voor hem wilde liegen, werd [verdachte] ook weer erg kwaad en zei hij: "Dus je wil me niet helpen? Dan stap ik zo in de trein en kom je er nog wel achter".
7. Een geneeskundige verklaring op 28 mei 2019 opgemaakt en ondertekend door A.E. Brinker, forensisch arts FMG, voor zover inhoudend, als haar geneeskundige verklaring:
Op 11 april 2019 heeft een letselonderzoek plaatsgevonden bij betrokkene, mevrouw [slachtoffer 1] . Over de toedracht verklaarde betrokkene dat zij plots door verdachte in een wurggreep van achteren om de hals werd gepakt, waarschijnlijk met de linkerarm. Betrokkene viel, verdachte trapte op haar in. Betrokkene rende vanuit de bijkeuken de keuken in en werd één keer in de rug gestoken. De geconstateerde letsels kunnen passen bij de toedracht zoals betrokkene heeft verklaard. Letsel 1 past bij een litteken na een gehechte scherpe verwonding. Concluderend betreft dit letsel met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid een steekwond door een eenzijdig scherpsnijdend voorwerp. Een mes van het type zoals door de politie aangetroffen kan met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid het aangetroffen letsel veroorzaakt hebben. De diepte van deze verwonding is tot diep in de bovenkwab van de rechterlong. Ten aanzien van de ernst van de letsels scoren de bloeding in de long en de spanningsklaplong, beide veroorzaakt door hetzelfde traumamechanisme, op de schaal van Abbreviated Injury Score (AIS) 4 á 5, wat dit zeer ernstig tot kritiek letsel maakt.
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 14 februari 2019, opgenomen op pagina 284 van voornoemd dossier, inhoudend als relaas van verbalisant [verbalisant] :
Op 14 februari 2019 heb ik in het Medisch Centrum Leeuwarden gesproken met intensivist dr. E.C. Boerma over de medische toestand van slachtoffer [slachtoffer 1] . Dr. E.C. Boerma vertelde mij het volgende: "Het slachtoffer heeft een messteek in de rug gekregen, waarbij de rechterlong door het mes geraakt is. Hierbij is de bovenkwab van de rechterlong in zijn geheel afgesneden en heeft het slachtoffer circa vijf liter bloed verloren. Het slachtoffer is gisteren door een longchirurg geopereerd, waarbij de longchirurg de afgesneden longkwab weer aan de rechter long heeft bevestigd.
Ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 18/730044-19 primair ten laste gelegde:
Op grond van bovengenoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast.
Verdachte heeft op 13 februari 2019 zijn bewindvoerder om extra geld gevraagd, met het verhaal dat hij een treinkaartje wilde kopen om zijn moeder te bezoeken in het ziekenhuis in Utrecht. De bewindvoerder heeft dit verhaal bij de moeder van verdachte geverifieerd en zij liet weten dat dit verhaal niet klopte. Verdachte heeft vervolgens met zijn moeder gebeld en is boos op haar geworden, omdat zij niet voor hem wilde liegen. Verdachte zei toen: "Dan stap ik zo op de trein en dan kom je er wel achter". Nadat dit telefoongesprek was beëindigd, heeft verdachte op zijn kamer een tas en een groot keukenmes gepakt. Hij is ongeveer een uur na het telefoongesprek vanuit Groningen met de trein naar Leeuwarden gereisd. Daar is hij vanaf het station rechtstreeks naar de woning van zijn moeder gelopen, waar hij door zijn zus werd binnengelaten. Na een minuut of vijf is verdachte naar het toilet gegaan, waar hij het meegebrachte mes in zijn broeksband heeft gestoken. Hij is teruggekeerd naar de woonkamer en weer op de bank gaan zitten. Kort daarna is verdachte naar zijn moeder gelopen die zich op dat moment bevond in het hok, de ruimte naast de keuken. Verdachte heeft onverhoeds zijn moeder van achteren in een wurggreep genomen en, nadat zij op de grond kwam te liggen, tegen haar hoofd en rug geschopt. Daarna heeft hij zijn mes gepakt. Terwijl zij met hulp van de zus en broer probeerde te ontkomen, maar struikelde over de drempel tussen de bijkeuken en de keuken, heeft hij haar in de rug gestoken. De moeder is door deze steekwond ernstig gewond geraakt. Zij is in kritieke toestand overgebracht naar het ziekenhuis. Een spoedoperatie bleek noodzakelijk nu een deel van haar rechterlong was afgesneden en zij veel bloed had verloren.
De verklaring van verdachte dat hij zijn moeder niet tegen haar hoofd en lichaam zou hebben geschopt, volgt de rechtbank niet nu dit wordt weerlegd door de aangifte en door de getuigenverklaring van [getuige 1] . Verder overweegt de rechtbank dat uit bovengenoemde gedragingen van verdachte het opzet op de dood van het slachtoffer kan worden afgeleid.
Voorbedachte raad
De rechtbank ziet zich nu voor de vraag gesteld of er sprake is geweest van voorbedachte raad. Voor een bewezenverklaring van het bestanddeel voorbedachte raad moet komen vast te staan dat de verdachte niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, maar dat hij enige tijd de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
Bij de vraag of sprake is van voorbedachte raad gaat het bij uitstek om een weging van de omstandigheden van het concrete geval, waarbij de rechter het gewicht moet bepalen van de aanwijzingen die voor of tegen voorbedachte raad pleiten. De vaststelling dat de verdachte voldoende tijd had om zich te beraden op zijn besluit, vormt een belangrijke objectieve aanwijzing dat met voorbedachte raad is gehandeld. Contra-indicaties kunnen echter ook in zo’n geval tot de conclusie leiden dat voorbedachte raad niet bewezen kan worden.
De rechtbank concludeert op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden dat verdachte al in Groningen, direct ná de beëindiging van het telefoongesprek met zijn moeder, het plan heeft opgevat om zijn moeder van het leven te beroven. Hij heeft dan ook op weg naar de woning van zijn moeder in Leeuwarden voldoende gelegenheid gehad om na te denken over zijn besluit en zich daarvan rekenschap te geven. De rechtbank heeft hierbij in aanmerking genomen dat verdachte zich opnieuw in de steek gelaten voelde door zijn moeder en erg boos was, als gevolg waarvan hij dreigend is geweest naar zijn moeder (“Dan stap ik zo in de trein en dan kom je er wel achter”) en heeft aangekondigd dat hij naar Leeuwarden zal komen. Vervolgens heeft hij in zijn appartement in Groningen een groot mes uit de keuken gepakt. Hij heeft de begeleiding niet ingelicht over zijn plannen, terwijl daar nadrukkelijk naar werd gevraagd. De rechtbank acht dan ook niet aannemelijk dat verdachte van plan was om naar de sportschool in Groningen te gaan, zoals hij ter zitting heeft verklaard. Evenmin acht de rechtbank aannemelijk dat verdachte een mes had meegenomen omdat hij zich niet veilig voelde, en dat hij pas op weg naar de sportschool op het idee kwam om zijn moeder te bezoeken. Deze lezing past namelijk niet bij de andere bewijsmiddelen uit het dossier. Voorafgaand aan het steken met het mes heeft verdachte in de woning van zijn moeder nog enige tijd in de woonkamer gezeten en een glas ranja gedronken. Dat de geldkwestie toen opnieuw naar voren is gebracht en dat er een woordenwisseling heeft plaatsgevonden, zoals verdachte ter zitting heeft verteld, vindt evenmin steun in de bewijsmiddelen. De moeder, broer en zus van verdachte hebben het gedrag van verdachte in de woning als rustig beschreven. De rechtbank leidt hieruit af dat verdachte ook in de woning nog gelegenheid heeft gehad om na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad. De rechtbank neemt daarom aan dat de verdachte van die gelegenheid ook gebruik heeft gemaakt. De rechtbank acht het onaannemelijk dat verdachte zijn moeder enkel met het mes had willen bedreigen, nu die lezing door de bewijsmiddelen op geen enkele wijze wordt ondersteund. Integendeel, verdachte heeft bij de politie expliciet verklaard dat hij naar de bijkeuken is gegaan om zijn moeder neer te steken. Hij heeft desgevraagd ter zitting verklaard dat hij zijn moeder niet met het mes heeft bedreigd. Verder heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat noch het slachtoffer noch de getuigen voorafgaand aan het delict het mes hebben gezien, terwijl het een groot keukenmes betrof. De rechtbank gaat ervan uit dat verdachte, kort nadat hij zijn moeder telefonisch had bedreigd, uit zijn woning in Groningen doelbewust een mes heeft meegenomen in zijn sporttas en dit mes heeft meegenomen naar de woning van zijn moeder in Leeuwarden. Na korte tijd in die woning heeft verdachte het mes uit zijn tas gehaald, is hij naar het toilet gegaan en heeft het mes daar in zijn broeksband gestoken. Na nog even in de woonkamer te hebben gezeten is hij opgestaan en naar zijn moeder gelopen in de keuken. Hij heeft haar van achteren aangevallen zonder dat daarvoor een directe aanleiding was. Oók in de tijd tussen het uit de tas halen van zijn mes en de confrontatie heeft verdachte voldoende gelegenheid gehad om zich te beraden op zijn plan. Dit past bij de verklaring die verdachte eerder heeft afgelegd en bij de overige bewijsmiddelen uit het dossier. De rechtbank is op grond van deze feiten en omstandigheden van oordeel dat verdachte zich bij meerdere gelegenheden heeft kunnen beraden op zijn voorgenomen besluit om zijn moeder van het leven te beroven. Dat verdachte vanuit een hevige gemoedsbeweging zijn moeder heeft gestoken, is in het geheel niet aannemelijk geworden. Ook van andere contra-indicaties die aan het aannemen van voorbedachte raad in de weg staan, is niet gebleken.
Aldus staat voor de rechtbank vast dat het handelen van de verdachte niet het gevolg is geweest van een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, maar de uitvoering is geweest van een door verdachte voorgenomen besluit. De rechtbank acht daarom poging tot moord bewezen.
Ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 18/720327-17 ten laste gelegde
De rechtbank acht feit 1., 2. en 3. wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna opgenomen in de bewezenverklaring. Nu verdachte deze feiten duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, volstaat de rechtbank met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
Deze opgave luidt als volgt:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 10 december 2019;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 8 augustus 2017, opgenomen op pagina 220 e.v. van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100-2018334933 van 24 december 2018, inhoudend de verklaring van verdachte;
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 1 juli 2017, opgenomen op pagina 53 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 2] ;
4. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 4 juli 2017, opgenomen op pagina 66 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 3] ;
5. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 30 juni 2017, opgenomen op pagina 84 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 5] ;
6. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 30 juni 2017, opgenomen op pagina 89 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 4] ;
7. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 22 december 2018, opgenomen op pagina 3 e.v. van voornoemd dossier, inhoudend de verklaring van [slachtoffer 6] .