ECLI:NL:RBNNE:2019:5360
Rechtbank Noord-Nederland
- Op tegenspraak
- Rechtspraak.nl
Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in groot hennep-onderzoek
Op 19 december 2019 heeft de meervoudige kamer van de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een zaak die betrekking heeft op een groot hennep-onderzoek. In deze zaak zijn zes ontnemingsvorderingen toegewezen en één afgewezen. De zaak betreft een vordering van de officier van justitie tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van de veroordeelde, die in 1982 is geboren en woonachtig is in [woonadres]. De officier van justitie had op 16 oktober 2018 schriftelijk gevorderd dat de rechtbank het bedrag vaststelt waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat, en dat de veroordeelde verplicht wordt tot betaling van € 2.700,-- aan de staat.
De behandeling vond plaats op 29 oktober 2019, waar de officieren van justitie, mr. C.V. van Overbeeke en mr. G. Wilbrink, aanwezig waren, evenals de raadsman van de veroordeelde, mr. R.P. Snorn. De veroordeelde zelf was niet aanwezig. De rechtbank baseerde haar beslissing op verschillende bewijsmiddelen, waaronder proces-verbaal van de politie en verklaringen van verbalisanten. De rechtbank concludeerde dat de veroordeelde voordeel heeft verkregen uit de baten van de gepleegde strafbare feiten, die betrekking hebben op de Opiumwet.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde in totaal € 2.650,-- aan wederrechtelijk verkregen voordeel heeft genoten. De beslissing is genomen op basis van de inhoud van de wettige bewijsmiddelen en de verklaring van de veroordeelde. De rechtbank heeft artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht toegepast en de veroordeelde verplicht om het bedrag van € 2.650,-- aan de staat te betalen ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Deze uitspraak is gedaan door de rechters A.H.M. Dölle, M.J. Dijkstra en G.C. Koelman, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.