ECLI:NL:RBNNE:2019:5321

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
19 december 2019
Publicatiedatum
23 december 2019
Zaaknummer
18/750015-16
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontnemingsvorderingen in groot hennep-onderzoek met meerdere betrokkenen

In de zaak met parketnummer 18/750015-16 heeft de meervoudige kamer van de Rechtbank Noord-Nederland op 19 december 2019 uitspraak gedaan in een groot hennep-onderzoek. De rechtbank heeft in deze zaak een aantal ontnemingsvorderingen toegewezen en één afgewezen. De officier van justitie had op 16 oktober 2018 gevorderd dat de rechtbank het bedrag vaststelt waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat, en dat de veroordeelde de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag van € 2.565.561,98 zou krijgen. Tijdens de behandeling op 29 oktober 2019 heeft de officier van justitie de ontnemingsvordering gematigd tot € 1.831.936,--. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde betrokken was bij de exploitatie van meerdere hennepkwekerijen en heeft het wederrechtelijk verkregen voordeel berekend op basis van de opbrengsten van deze kwekerijen. De rechtbank heeft de opbrengsten van de verschillende locaties samengevoegd en het totale wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op € 510.731,03. De rechtbank heeft geoordeeld dat de veroordeelde de verplichting heeft om dit bedrag aan de staat te betalen. De verdediging voerde aan dat er sprake was van een overschrijding van de redelijke termijn, maar de rechtbank verwierp dit verweer. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op 19 december 2019.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/750015-16
beslissing van de meervoudige kamer d.d. 19 december 2019 op een vordering van de officier van justitie tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel
in de zaak tegen

[veroordeelde] ,

veroordeelde,
geboren op [geboortedatum] 1982 te [geboortedatum] ,
wonende te [woonadres] ,

Procesverloop

De officier van justitie heeft d.d. 16 oktober 2018 schriftelijk gevorderd dat de rechtbank het bedrag vast zal stellen waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e, vijfde lid, van het Wetboek van Strafrecht, wordt geschat en dat de rechtbank aan voornoemde veroordeelde de verplichting zal opleggen tot betaling aan de staat van een bedrag van € 2.565.561,98 ter ontneming van het uit het in de zaak met parketnummer 18/750015-16 voortvloeiende, wederrechtelijk verkregen voordeel.
De behandeling heeft plaatsgevonden ter terechtzitting van 29 oktober 2019, alwaar zijn verschenen de officier en van justitie mr. C.V. van Overbeeke en mr. G. Wilbrink en de veroordeelde, bijgestaan door zijn raadsman mr. T. van der Goot, advocaat te Leeuwarden.
In de (schriftelijke) procedure zijn aan de processtukken toegevoegd:
- een conclusie van eis van de officier van justitie d.d. 2 november 2018;
- een conclusie van antwoord van de raadsman van veroordeelde d.d. 10 januari 2019.
De officier van justitie heeft de ontnemingsvordering bij haar conclusie van eis gematigd tot € 1.831.936,--.
Ter terechtzitting heeft de officier van justitie gesteld dat veroordeelde is veroordeeld voor het inwerking hebben van een hennepkwekerij aan [adres 1] in Franeker en de [adres 2] . Daarnaast is de officier van justitie van mening dat er voldoende aanwijzingen zijn dat veroordeelde eveneens betrokken is geweest bij de exploitatie van een hennepkwekerij aan [adres 3] , zodat ook de opbrengst van deze kwekerij aan veroordeelde kan worden toegerekend.
Veroordeelde heeft geen inzicht willen geven in de door hem ontvangen opbrengsten uit deze kwekerijen. Derhalve kan hij gezamenlijk met anderen voor de hele opbrengst worden aangesproken. Nu geen concrete verdeling bekend is dient ter zake de opbrengst van deze locaties een pondspondsgewijze verdeling plaats te vinden.
Met betrekking tot [adres 3] kan het totale wederrechtelijk voordeel worden vastgesteld op € 574.173,54. Van dit bedrag is ¼ deel, is € 143.543,--, aan veroordeelde toe te rekenen.
Met betrekking tot [adres 1] te Franeker kan het totale wederrechtelijk voordeel worden vastgesteld op € 377.605,44. Van dit bedrag is ¼ deel, is € 94.401,--, aan veroordeelde toe te rekenen.
Met betrekking tot de [adres 2] kan het totale wederrechtelijk voordeel worden vastgesteld op € 880.159,89. Van dit bedrag is ¼ deel, is € 220.395.--, aan veroordeelde toe te rekenen.
Het totale wederrechtelijk verkregen voordeel voor veroordeelde kan worden vastgesteld op:
€ 143.543,-- + € 94.401,-- + € 220.395,-- = € 458.339,--.

Bewijsmiddelen

De rechtbank baseert de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel op de volgende bewijsmiddelen:
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal nummer NNNTAG15008-AH-023-01, d.d. 10 december 2015, opgenomen op pagina 1 - 32, zaakdossier 1 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer BVH 2015009187, d.d. 3 januari 2017, inhoudende als verklaring van verbalisanten:
Op 30 december 2014 werd waargenomen dat er activiteiten waren bij een bedrijfsloods aan [adres 1] . Tijdens deze waarneming stonden drie motorvoertuigen op het terrein van perceel [adres 1] . Voorts werd gezien, dat een makelaar in gesprek was met de vermoedelijke bestuurder van een grijze bestelbus, merk Renault, type Traffic, kenteken [kenteken 1] . Verder was bekend dat het bedrijfspand aan [adres 1] al langere tijd leeg stond en dat er in het bedrijfspand, een drietal koelunits aanwezig waren met een totale capaciteit van ca. 110 m2.
Cameraobservatie: [adres 1] (periode 8 oktober t/m 20 oktober 2015)
Renault Traffic, kenteken [kenteken 2] met aanhangwagen, kenteken [kenteken 3]  arriveert op 10 oktober 2015.
[kenteken 3] staat op naam van [veroordeelde]
Naar aanleiding van de waarneming, dat een lichtkleurige Smart, gekentekend [kenteken 4] , op 13 oktober 2015 bij het pand [adres 1] arriveerde en voor de donkere loopdeur stilhield werd bij de tenaamgestelde onderneming van dit handelaarskenteken Bourguignon Lease en verhuur BV, gevestigd te Leeuwarden geïnformeerd naar het gebruik van dit handelaarskenteken. Dit handelaarskenteken was uitgeleend aan dhr. [veroordeelde] .
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal nummer NNNTAG15008-AH-023-01, d.d. 10 december 2015, opgenomen op pagina 122 - 129, zaakdossier 1 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer BVH 2015009187, d.d. 3 januari 2017, inhoudende als verklaring van verbalisanten:
Op 20 november 2015 werd een onderzoek ingesteld in een loods op het adres [adres 1] , gemeente Franekeradeel. In de loods stonden kartonnen dozen opgesteld, die door de wijze van opstelling een afscheiding vormden. Wij zagen dat in de loods een unit met drie koelcellen waren geplaatst. Twee koelcellen waren als kweekruimten ingericht en de middelste koelcelruimte diende als opslag en werkruimte. In ruimte C bevond zoals wij zagen een in werking zijnde hennepkwekerij.
In totaal stonden er in kweekruimte C 550 hennepplanten. De gemiddelde hoogte van de hennepplanten was ongeveer 50 centimeter. Per m2 stonden er 16 planten. De kweekpotten waren gevuld met kweekaarde / potgrond.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal nummer V-001-02 d.d. 16 maart 2016, opgenomen op pagina 254 - 259, zaakdossier 1 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer BVH2015009187, d.d. 5 januari 2017, inhoudende de verklaring van [mededader 2] :
V: Waarvan kent u [veroordeelde] ?
A: Hij heeft een bouwbedrijf.
0: [veroordeelde] heeft verklaard dat hij enkele malen op [adres 1] is geweest.
Hij verklaarde dat hij daar voor [mededader 2] een portaal heeft gemaakt.
V: Wat kunt u hier over verklaren?
A: Dat hij het wandje erin heeft gezet. Dat portaal.
0: [veroordeelde] verklaart verder dat hij op [adres 1] een wandje heeft geplaatst en bezig is geweest met het plafond.
V: En het plafond?
A: Het wandje en het plafond hebben beiden te maken met het portaal.
V: Wie heeft de werkzaamheden, die door [veroordeelde] gedaan zijn, betaald en hoe?
0: U kwam ook wel bij [veroordeelde] op [adres 4] in Leeuwarden.
V: Waarvan kent u [mededader 3] . [mededader 3] heeft verklaard, dat u wel bij [veroordeelde] kwam op [adres 4] in Leeuwarden.
A: Het klopt inderdaad, dat ik wel bij [veroordeelde] op [adres 4] ben geweest.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal, nummer 120, d.d. 10 februari 2016, opgenomen op pagina 345 - 356, van voornoemd zaakdossier 1, inhoudende als verklaring van [mededader 3] :
V: Wat voor werk doe je?
A: Ik heb een eigen onderhoudsbedrijf en [veroordeelde] die huurt mij in.
V: Vanuit waar werk je dan? Waar is jullie werkplaats?
A: Vanuit de loods bij [naam] . Volgens mij huurt [veroordeelde] daar weer loodsen.
V: Welke loodsen zijn dat dan, kun jij aangeven welke van wie is?
A: Ja hoor, de eerste, tweede en de derde zijn sowieso van [veroordeelde] .
0: Verbalisanten schetsen de loodsen aan [adres 4] te Leeuwarden en verdachte [mededader 3] geeft aan welke loods van wie is.
V: Wat zit er in de 2 loods?
A: Ja daar zit die hennep, daar ben ik afgelopen maandag nog geweest.
V: Wat is [veroordeelde] van je?
A: Dat is de opdrachtgever.
V: Wat is [mededader 4] van je?
A: Dat is niks van mij. Ik heb hem een paar keer geholpen in Franeker in de hennepkwekerij. Ik ben een paar keer met hem meegegaan. Verder gaat [mededader 4] veel met [veroordeelde] om. Ik zie hem als een directeur.
V: Wat is [mededader 2] van je?
A: Die had die loods in Franeker op naam. [mededader 2] kwam wel op [adres 4] .
V: Wat is [mededader 5] van je?
A: Die is altijd bij [mededader 4] , die zijn altijd samen die twee. Dat is ook zo’n directeurs typ. Die was met [mededader 4] mee naar Franeker naar de hennepkwekerij, die man heeft altijd de leiding, dat is de baas. Zij gaven beide aan wat ik moest doen, ik moest de hennepkwekerij opruimen in Franeker.
V: Hoe zie jij deze organisatie?
A: [mededader 5] is de leider van de groep. Hij deelt de lakens uit mede met [mededader 4] . Daaronder komt [veroordeelde] en helemaal onderaan wij.
V: [mededader 3] , er is meerdere malen geconstateerd dat jij op [adres 1] bent
geweest, waar een hennepkwekerij is aangetroffen, wat kun je daarover verklaren?
A: Volgens mij zit die hennepkwekerij er net na de winter van 2014. Ik heb daar de opticlimate omhooggeduwd, want die konden [mededader 5] en [mededader 4] niet tillen. Ik heb ook geholpen met sjouwen van de spullen.
V: Wie waren betrokken bij de opbouw van deze kwekerij?
A: Dat waren [mededader 5] , [mededader 4] , [veroordeelde] en ik.
V: Wie deed wat?
A: [mededader 5] , [mededader 4] en [veroordeelde] hebben de kwekerij neergezet waarbij [mededader 5] en [mededader 4] de lakens uitdeelde. [mededader 5] en [mededader 4] kunnen best netjes timmeren. [veroordeelde] hielp hierbij en ik deed het sjouw werk.
V: Hoe vaak is daar geoogst?
A: 3 keer. Eerst ging de ene ruimte en dan een paar dagen later de andere ruimte. Maar ik was niet overal bij, het kan best vaker zijn geweest. Ik heb daar niet geknipt maar wel de planten bakken gevuld met nieuwe aarde. [mededader 4] , [mededader 5] en [veroordeelde] knipten de planten en ik moest het vuile werk doen. 1 van hun gaf de blauwe tonnen aan waar de hennepplanten in gingen. Die tonnen stonden ook nog in Franeker, er zaten netten in. V: Is het altijd een verschillende samenstelling van de groep?
A: [mededader 4] en [mededader 5] doen alles samen, die zij er echt altijd bij. [veroordeelde] niet altijd want die heeft zijn eigen werk ook.
V: Waar gaan die tonnen met hennep heen?
A: Die gaan naar de 2 loods, aan [adres 4] . Bij onze loods heb ik het dan over.
V: [mededader 3] , er is meerdere malen geconstateerd dat jij op de [adres 2] bent geweest, waar een hennepkwekerij is aangetroffen, wat kun je daarover verklaren?
A: Daar heb ik ook geholpen, hetzelfde verhaal als op [adres 1] te Franeker. Ik weet dat ze die loods al lang hebben. [mededader 4] en [mededader 5] hebben die panelen gebouwd, de 2 ruimtes waar de kwekerij in zat. Ik heb daar volgens mij 4 opticlimats ingezet. Ik heb die opticlimats in de zomer van 2014 geplaatst, ze hebben die kwekerij al heel lang. Toen ik daar kwam waren die ruimtes al klaar.
V: Hoe veel planten stonden er in die beide ruimtes?
A: Daar stonden 2 keer 600 potten, want ik heb ze zelf geleegd en gevuld. Elke ruimte 600. V: Hoe vaak ben je mee geweest?
A: Zo ie zo 6 keer, 3 voor de ene ruimte en 3 voor de andere.
V: Maar ging je dan om de 10 weken mee?
A: Nee joh, er zat ook wel eens periode tussen.
V: Wie waren er dan?
A: [mededader 4] , [mededader 5] en [veroordeelde] altijd. En [mededader 10] 1 keer.
V: En hier ook weer dezelfde werkwijze?
A: Ja altijd, dat doen ze altijd zo. 2 knippen, 1 de tonnen aangeven en 1 de tonnen wegbrengen.
V: We weten dat jullie op 28 januari 2016 naar de locatie in Surhuisterveen zijn gegaan. Wie waren toen mee?
A: Ja dat waren [veroordeelde] , ik en [mededader 6] in de Renault Traffic. Toen was er 1 ruimte geoogst en hebben wij hebben de potten geleegd, potgrond in zakken gedaan en nieuwe potgrond erin gedaan. De stekken waren er nog niet. Een week later ben ik er weer heen geweest, maar toen zat ik bij [mededader 4] in de grijze bus.
Toen waren [veroordeelde] en [mededader 6] in de andere bus, de Peugeot Boxer, want daar stonden nu de tonnen nog in. [mededader 6] en [mededader 4] hebben toen 1 ruimte geoogst en [veroordeelde] was de stekjes in de ruimte ernaast aan het zetten, welke wij de week ervoor klaar hadden gemaakt. De stekjes waren er al. Volgens mij had [mededader 4] die dag ervoor de stekjes gebracht.
V: Nog even over de organisatie en de hennepkwekerijen, van wie krijg jij het geld?
A: [mededader 5] geeft het geld aan [veroordeelde] en die geeft het weer aan mij.
V: Hoe lang is deze organisatie al bezig?
A: Sinds de tijd dat ik bij [veroordeelde] zit zo ie zo, en dat is nu 2 jaar.
V: Wat is de rolverdeling?
A: [mededader 5] bovenaan met [mededader 4] , dan [veroordeelde] en dan wij, daarmee bedoel ik jongens als ik.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal, nummer PL0100-2015009187, d.d. 29 januari 2016, opgenomen op pagina 54 - 56, zaakdossier 4 van het dossier van Politie Noord-Nederland, nummer BVH2015009187, d.d. 5 januari 2017, inhoudende als verklaring van verbalisanten:
Op 27 januari 2016 werd door de politiemedewerkers in Surhuisterveen in verband met een cameraopstelling onderzoek gedaan naar een het pand gevestigd aan de [adres 2] . omdat er vermoedelijk in het bedrijfspand, gelegen aan de [adres 2] , een hennepkwekerij aanwezig was.
Middels het peilbaken was zicht op [mededader 3] , omdat uit onderzoek was gebleken dat hij veelvuldig gebruik maakte van de Renault Traffic, kenteken [kenteken 2] .
Op 28 januari 2016 omstreeks 16:14 uur werd door het observatieteam waargenomen dat de voornoemde Renault Traffic ging tanken bij tankstation 0K te Opeinde.
Hierbij nam het observatieteam waar dat verdachte [mededader 3] bestuurder was van de Renault en dat verdachte [veroordeelde] op de passagiersstoel zat.
Nadat zij het tankstation verlieten en hun weg vervolgden, werd vastgesteld dat ze omstreeks 16:41 uur, op de [adres 2] , bij de gele roldeur met de Renault naar binnen reden en daar tot 19:00 uur verbleven.
Vervolgens werd vastgesteld dat de Renault omstreeks 19:00 uur het pand aan de [adres 2] weer verliet en in de richting Leeuwarden reed. Vervolgens werd gezien dat bovengenoemde Renault naar [adres 4] reed.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal, nummer AH-137-01, d.d. 19 mei 2016, opgenomen op pagina 81 – 89 van voornoemd zaakdossier 4, inhoudende als verklaring van verbalisanten:
Op 9 februari 2016 stelden wij een onderzoek in op het adres [adres 2] , vanwege een verdenking van overtreding van de Opiumwet,
Na het binnentreden zag ik een kweekruimte van ongeveer 14 bij 8 meter. De ruimte was verdeeld in twee kweekruimten. In een ruimte stonden 570 potten met teelaarde, waaruit kennelijk de planten geoogst waren. In een andere ruimte stonden 662 hennepplanten. De gemiddelde hoogte van de planten was ongeveer 25 cm. Per m2 stonden er 16 planten.
7. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal nummer V-019-01 d.d. 6 juni 2016, opgenomen op pagina 54 - 60, zaakdossier 10 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer BVH2015009187, d.d. 5 januari 2017, inhoudende de verklaring van [mededader 9] :
V: Aan wie werd de hennep verkocht?
A: Het werd door [mededader 5] verkocht aan Italianen. [mededader 5] bracht grote partijen tegelijk weg. Dit ging om tonnen aan geld. [mededader 4] kreeg meestal 40 ruggen, [mededader 5] kreeg dan 40 ruggen, [mededader 7] 40 ruggen en [veroordeelde] 40 ruggen. [mededader 2] kreeg dan meestal 5 a 7,5 ruggen.
Dit ging dan om kwekerijen van 500 a 1000 planten waar ze per keer een 180.000 euro mee verdienden. Dit was dan van een kwekerij van 500 planten. Ik bedoel hiermee dat ze in een kwekerij 2 ruimtes hadden van 500 planten, zoals op [adres 3] .
V: Hoe weet je dan hoeveel hennepplanten daar per ruimte stonden?
A: Dat heeft [mededader 4] mij verteld. [mededader 5] en [mededader 4] waren daar nog op de dag van het oprollen.
V: Wie verdeelt het geld?
A: Dit ging via [mededader 5] , [mededader 7] en [veroordeelde] . [mededader 4] heeft zich later ingekocht bij deze mannen. [mededader 4] heeft zich denk ik in 2011 bij deze club ingekocht en is zo ook groter geworden.
V: Weet jij of de mensen welke betrokken waren bij deze hennepkwekerij, verantwoordelijk waren voor hennepkwekerijen op andere locaties?
A: Op de [adres 5] zat een hennepkwekerij van [mededader 5] , [mededader 4] , [veroordeelde] en [mededader 7] . Toen [adres 3] werd ontmanteld door de politie, hebben ze deze stilgelegd. Dit was omdat ze bang waren dat hier ook een inval zou komen. [adres 3] was van [veroordeelde] , [mededader 5] , [mededader 4] en [mededader 7] . Jullie waren net te laat met de inval op [adres 3] . Ze waren net weg toen jullie binnenvielen, volgens mij was er toen net geoogst.
V: Zoals jij praat over [mededader 5] , [mededader 4] , [veroordeelde] , [mededader 7] , dat klinkt ons alsof je het over een bedrijf of organisatie hebt. Klopt dit?
A: Ja, ik zie het wel als een organisatie.
V: Wat kun je verder vertellen over de organisatie?
A: Er zijn vier grote jongens die een vast team zijn en lopers hebben. Dit zijn [mededader 4] , [mededader 5] , [veroordeelde] en [mededader 7] .
V: Wie behoren allemaal nog meer bij de organisatie?
A: [mededader 6] en [mededader 8] doen wel dingen met hun. [mededader 6] is vanaf 2008 al bij [veroordeelde] .
V: Wat bedoel je daarmee?
A: Hennepkwekerijen.
V: Wie regelt henneplocaties?
A: Het aansluiten van de elektriciteit doet [veroordeelde] altijd. Ook de opticlimates worden door [veroordeelde] aangesloten en geregeld. De box bouwen ze met zijn allen. [mededader 5] doet ook wel de verzorging van de planten. [mededader 5] was volgens [mededader 4] een goochelaar met het geven van de voeding, zodat er een grote opbrengst was van de planten.

Beoordeling

De rechtbank heeft veroordeelde bij vonnis van 29 november 2017 in de zaak met parketnummer 18/750015-16 onder meer veroordeeld ter zake van medeplegen van in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel en deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 11 lid 3 en lid 5 van de Opiumwet.
Op grond van de inhoud van wettige bewijsmiddelen is komen vast te staan dat de veroordeelde voordeel heeft verkregen door middel van of uit de baten van die door hem gepleegde strafbare feiten en andere strafbare feiten waaromtrent voldoende aanwijzingen bestaan dat zij door de veroordeelde zijn begaan.
De rechtbank neemt als uitgangspunt voor de berekening van het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel door middel van voormelde strafbare feiten wordt geschat, het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij, nummer 2015009187, d.d. 26 april 2017. De hierin opgenomen uitgangspunten acht de rechtbank voldoende onderbouwd.
Standpunt raadsman
Ter terechtzitting heeft de raadsman van veroordeelde aangevoerd dat de verklaringen van de getuige [mededader 3] uitgesloten dienen te worden van het bewijs dat veroordeelde voordeel heeft genoten, nu de verdediging niet in staat is geweest deze getuige op een behoorlijke en effectieve mogelijkheid te ondervragen. De getuige heeft zich beroepen op zijn verschoningsrecht en heeft geen enkele vraag willen beantwoorden.
De raadsman verwijst hierbij naar de jurisprudentie van het Europese Hof voor de rechten van de mens (EHRM) in de zaak Vidgen tegen Nederland inzake artikel 6 EVRM. Nu geen sprake is geweest van een behoorlijke en effectieve mogelijkheid om getuige [mededader 3] te ondervragen, dient deze verklaring buiten beschouwing te worden gelaten en kan, bij gebrek aan andere bewijsmiddelen, niet worden vastgesteld dat er sprake is van toewijsbaar voordeel.
Oordeel van de rechtbank
In de onderhavige zaak heeft de getuige [mededader 3] als medeverdachte tegenover de politie diverse verklaringen afgelegd. Nadien heeft hij zich beroepen op zijn verschoningsrecht en geweigerd om als getuige vragen te beantwoorden. De verdediging heeft in dit kader een beroep gedaan op de Vidgen-jurisprudentie. Deze jurisprudentie brengt mee dat de verdediging in de gelegenheid moet worden gesteld de betrouwbaarheid van een verklaring te kunnen toetsen. Voor zover de verdediging een belastende verklaring niet op betrouwbaarheid heeft kunnen toetsen, dient die verklaring, om mee te kunnen werken voor de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel, in belangrijke mate steun te vinden in andere bewijsmiddelen.
De verklaring van [mededader 3] wordt in belangrijke mate ondersteund door ander bewijs. De inhoud van de verklaringen van [mededader 3] vinden onder andere steun in de hiervoor als bewijsmiddel opgenomen observatieverslagen met betrekking tot [adres 1] te Franeker en de [adres 2] , de verklaring van [mededader 2] en de verklaring van [mededader 9] . De rechtbank ziet geen reden aanwezig om te twijfelen aan deze verklaringen.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de verklaring van [mededader 3] bruikbaar voor het bewijs. Het beroep van de verdediging op de Vidgen-jurisprudentie slaagt dan ook niet. Van een schending van artikel 6 EVRM is geen sprake. Het verweer van de raadsman wordt verworpen.

[adres 1]

Met betrekking tot de vaststelling van het aantal oogsten op [adres 1] te Franeker, overweegt de rechtbank het volgende.
In een bedrijfspand aan [adres 1] te Franeker is op 20 november 2015 een in werking zijnde hennepkwekerij aangetroffen. De hennepkwekerij bestond uit twee identieke ruimten.
In de ene ruimte werden 550 hennepplanten aangetroffen (aangeduid als kweekruimte C) en in de andere kweekruimte bleken 526 hennepplanten te zijn geoogst (aangeduid als kweekruimte A).
Volgens het huurcontract was de huur van het bedrijfspand ingegaan op 1 januari 2015 en liep deze tot 20 november 2015, zijnde een periode van ruim 47 weken.
De rechtbank neemt voorts in aanmerking dat uit het door verbalisanten ingestelde onderzoek met betrekking tot de duur van de kwekerij is gebleken dat:
- Er verdroogde resten van hennepplanten werden aangetroffen in de kweekruimte, waar
geoogst was. Hier werden met potgrond gevulde plantpotten aangetroffen, waarin verdroogde hennepbladeren alsmede wortelresten en afgeknipte stengels bevonden.
- Hennepafval was aangetroffen in plastic tonnen die in de werkruimte B van de hennepkwekerij. Het betrof resten van hennepbladeren.
- In de loodsruimte, achter de opgestapelde lege dozen, 43 witte zakken met gebruikte potgrond lagen, waarin wortelresten zaten.
- In de werkruimte van de hennepkwekerij 4 knipschaartjes werden aangetroffen. Op
deze knipschaartjes bevonden zich hennepresten en in de werkruimte waren twee gebruikte droognetten aanwezig.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van voormelde feiten en omstandigheden er voldoende aanwijzingen zijn dat de hennepkwekerij gedurende langere tijd in bedrijf is geweest. De rechtbank neemt daarbij tevens in aanmerking dat een kweekcyclus ongeveer 10 weken duurt. Uitgaande van het feit dat de genoemde onderzoeksperiode 50 weken betreft, in combinatie met de aangetroffen restanten/goederen, is de rechtbank van oordeel, rekening houdende met de opbouwperiode per kweek, dat er voldoende aanwijzingen bestaan dat er voor het aantreffen van de kwekerij op 20 november 2015 in ieder geval in ruimte C drie keer is geoogst en in kweekruimte A vier keer is geoogst.
Vaststelling wederrechtelijk verkregen voordeel.
Bij de vaststelling van het aantal oogsten en/of berekening van de opbrengsten zal de rechtbank uitgegaan van hetgeen daaromtrent is vermeld in het rapport "Wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij onder kunstlicht", een uitgave van het Bureau Ontnemingswetgeving Openbaar Ministerie van 1 november 2010 (hierna te noemen: rapport BOOM).
Nu de betreffende oogsten hebben plaatsgevonden voor 1 juni 2016, dient voor de berekening uitgegaan te worden van een verkoopprijs van € 3,28 per gram hennep, zoals genoemd in het hierboven genoemde rapport BOOM van 1 november 2010.
Vaststaat dat 16 planten per m2 werden aangetroffen. Blijkens het rapport BOOM is de
opbrengst per plant 27,7 gram.
Dit levert de volgende berekening op:
Kweekruimte A:
Opbrengst hennep per oogst: 526 planten x 27,7 gram= 14.570,20 gram.
Bruto opbrengst per oogst: 14.570,20 gram x € 3,28 (verkoopprijs per gram) = € 47.790,26.
Onkosten:
Afschrijvingskosten : 500 - 599 planten = € 350,--
Hennepstekken : 526 hennepstekken x € 2,85 per plant = € 1.499,10
Variabele kosten : 526 hennepstekken x 3,33 per plant = € 1.751,58
Elektriciteitskosten : = 0
Kosten knippers : = 0
Huisvestingskosten : 50% van € 4.061,50 = € 2.030,75 ==========
Totale onkosten = € 5.631,43
Netto opbrengst per oogst kweekruimte A: € 47.790,26 - € 5.631,43 = € 42.158,83.

Kweekruimte C:

Bruto opbrengst hennep per oogst: 550 planten x 27,7 gram = 15.235 gram.
Bruto opbrengst per oogst: 15.235 gram x € 3,28 = € 49.970,80.
Onkosten:
Afschrijvingskosten : 500 - 599 planten = € 350,--
Hennepstekken : 550 x 2,85 per plant = € 1.567,50
Variabele kosten : 550 x 3,33 per plant = € 1.831,50
Elektriciteit : = 0
Kosten knippers : = 0
Huisvestingskosten : 50% van € 4.061,50 = € 2.030,75
==========
Totale onkosten: = € 5.779,75
Netto opbrengst per oogst kweekruimte C: € 49.970,80 - € 5.779,75 = € 44.191,05.
Resume:
4 oogsten x € 42.158,83 (kweekruimte A) = € 168.635,32
3 oogsten x € 44.191,05 (kweekruimte C) = € 132.573,15
===========
Totaal = € 301.208,47
De rechtbank is van oordeel dat op dit totaalbedrag € 600,-- in mindering moet worden gebracht als betaling voor hand- en spandiensten aan [mededader 3] .
Weliswaar is medeveroordeelde [mededader 3] ook veroordeeld met betrekking tot dit onderdeel van de vordering, maar de rechtbank zal, nu niet is gebleken dat [mededader 3] meer heeft ontvangen dan de genoemde vergoeding, zijn aandeel verder niet bij de toerekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel betrekken.
De rechtbank is voorts van oordeel dat daarnaast € 20.000,-- (te weten 4 x € 5.000,--) in mindering moet worden gebracht, als zijnde betaling van een vergoeding per oogst aan de voor wegens medeplichtigheid veroordeelde [mededader 2] voor het op zijn naam huren van de betreffende loods.
Dit levert de volgende berekening op:
Totale opbrengst : € 301.208,47
Onkosten [mededader 3] -: € 600,--
Vergoeding [mededader 2] -: € 20.000,--
===========
Wederrechtelijk voordeel : € 280.608,47
Nadere overweging
Uit de in de strafzaak gebezigde bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat veroordeelde en zijn medeveroordeelden [mededader 4] en [mededader 5] van de opbrengsten van de oogsten hebben geprofiteerd.
Naar het oordeel van de rechtbank dient beoordeeld te worden hoe het wederrechtelijk verkregen voordeel over veroordeelde en zijn medeveroordeelden verdeeld dient te worden, nu geen inzicht is gegeven in de verdeling van het uit de drugshandel verkregen voordeel.
Nu niet is gebleken van aanknopingspunten voor een andere berekening, verdeelt de rechtbank het totale wederrechtelijk verkregen voordeel pondspondsgewijs.
De rechtbank stelt het door veroordeelde genoten wederrechtelijk verkregen voordeel derhalve vast op € 280.608,47 : 3 = € 93.536,16.

[adres 2] .

Met betrekking tot de vaststelling van het aantal oogsten op de [adres 2] , overweegt de rechtbank het volgende.
Op 9 februari 2016 werd in perceel [adres 2] een in werking zijnde hennepkwekerij aangetroffen. In kweekruimte A stonden 662 hennepplanten en in kweekruimte B: 568 hennepplanten.
Voor de berekening van het aantal oosten is uitgegaan van de periode van 1 augustus 2014 tot 9 februari 2016, zijnde een periode van ruim 80 weken.
De rechtbank neemt voorts in aanmerking dat uit het door verbalisanten ingestelde onderzoek met betrekking tot de duur van de kwekerij is gebleken dat:
- Verdroogde resten van hennepplanten waren aangetroffen op de grond van een aan de
kweekruimte grenzende ruimte. In een andere aan de kweekruimte grenzende ruimte
werden diverse potten met resten van hennepplanten aangetroffen.
- In de kweekruimte zich op kalk gelijkende afzetting bevond op het zeil en aan de onderzijde van de plantenpotten. De hoogte van de kalk gelijkende afzetting aan de onderzijde van de potten en op het zeil tegen de opstaande rand kwamen overeen.
- De aangetroffen koolstoffilters in de kwekerij bevestigd waren met sjorbanden. Het
filterdoek van de koolstoffilters was vervuild. Bij het verplaatsen van de bevestiging bleek
dat op de plaats(en) waar deze was aangebracht, het filterdoek een aanzienlijk lichtere
kleur vertoonde ten opzichte van de kleur van het overige filterdoek. Het is aannemelijk dat
de vervuiling van het filterdoek in de kwekerij is opgetreden nadat de koolstoffilters in de
kwekerij waren bevestigd. De vervuiling van het filterdoek treedt pas na langere tijd op en
wordt veroorzaakt door kleine stofdeeltjes, voornamelijk afkomstig van het droge
kweekmedium waarin hennepplanten worden gekweekt. Door de sterke afzuiging van de
afgewerkte lucht in de kwekerij, komen deze stofdeeltjes op het filterdoek terecht.
- Er stof lag op de kappen van de armaturen van de assimilatielampen; de aanwezige elektra;
het rotorblad van de ventilator en de kachel. Vervuiling met stof in een hennepkwekerij treedt pas na langere tijd op en wordt veroorzaakt door kleine stofdeeltjes, voornamelijk afkomstig van het droge kweekmedium waarin de hennepplanten worden gekweekt. Door de sterke afzuiging van de afgewerkte lucht in de kwekerij, komen deze stofdeeltjes op voormelde goederen terecht.
- Op de aangetroffen knipschaartjes zich hennepresten bevonden.
- In de al geoogste hennepkwekerij potten met potgrond waren aangetroffen. In deze
potgrond bevonden zich wortelresten van hennepplanten, wat er op duidt dat er sprake is
geweest van een eerdere oogst.
- Uit onderzoek bleek dat de dakafvoer ten behoeve van de hennepkwekerij, tussen april 2014 en april 2015 is geplaatst.
- Uit onderzoek bleek dat de elektrische bediening van de roldeur, die toegang geeft tot de
ruimte waarin de kwekerij zich bevond, in januari 2014 is geplaatst.
De rechtbank neemt daarbij tevens in aanmerking dat de medeveroordeelde [mededader 3] heeft verklaard dat hij de opticlimates in de zomer van 2014 geplaatst heeft. Tevens heeft hij verklaard dat hij zes maal getuige was van een oogst in de twee kweekruimten.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van voormelde feiten en omstandigheden er voldoende aanwijzingen zijn dat de hennepkwekerij gedurende langere tijd in bedrijf is geweest. De rechtbank neemt daarbij tevens in aanmerking dat een kweekcyclus ongeveer 10 weken duurt.
Uitgaande van het feit dat de genoemde onderzoeksperiode 80 weken betreft, in combinatie met de aangetroffen restanten/goederen, is de rechtbank van oordeel, rekening houdende met de opbouwperiode per kweek, dat er voldoende aanwijzingen bestaan dat er vóór het aantreffen van de kwekerij op 9 februari 2016 in ieder geval zeven keer is geoogst.
Vaststelling wederrechtelijk verkregen voordeel.
De betreffende oogsten hebben plaatsgevonden voor 1 juni 2016, zodat de rechtbank voor de berekening van de opbrengst uitgaat van € 3,28 per gram, zoals genoemd in het hierboven genoemde rapport BOOM.
Dit levert de volgende berekening op:
Kweekruimte A
:
662 planten x 27,7 gr/plant = 18.337,40 gr/oogst x € 3,28 per gram = € 60.146,67.
Onkosten:
Kweekruimte A:
Afschrijvingskosten : 600 - 699 = € 400,--
Hennepstekken : 662 hennepstekken x € 2,85 = € 1.886,70
Variabele kosten : 662 hennepplanten x € 3,33 = € 2.204,46
Elektriciteit : = 0
Kosten knippers : = 0
Huisvestingskosten : 50% van € 2.500,-- = € 1.250,--
==========
Totaal = € 5.741,16
Netto opbrengst per oogst: € 60.146,67 - € 5.741,16 = € 54.405,51.

Kweekruimte B:

568 planten x 27,7 gr/plant = 15.733,60 gr/oogst x € 3,28 per gram = € 51.606,21.
Onkosten
Kweekruimte B:
Afschrijvingskosten : 500-599 hennepplanten = € 350,--
Hennepstekken : 568 hennepstekken x € 2,85 = € 1.618,80
Variabele kosten : 568 planten x € 3,33 = € 1.941,39
Elektriciteit : 0
Kosten knippers : 0
Huisvestingskosten : 50% van 2.500,-- = € 1.250,--
==========
Totaal = € 5.160,19
Netto opbrengst per oogst: € 51.606,21 - € 5.160,19 = € 46.446,02.
Resumé:
7 oogsten x € 54.405,51 (kweekruimte A) = € 380.838,57
7 oogsten x € 46.446,02 (kweekruimte B) = € 325.122,14
===========
Totaal voordeel = € 705.960,71
Nadere overweging
De rechtbank is van oordeel dat veroordeelde en zijn medeveroordeelde [mededader 6] en
[mededader 4] van de opbrengsten van de oogsten hebben geprofiteerd. Medeveroordeelde [mededader 6] is bij vonnis van 29 november 2017 veroordeeld voor dit feit. Medeveroordeelde [mededader 4] is bij vonnis van 23 november 2018 ter zake van dit feit veroordeeld.
De rechtbank is voorts van oordeel dat [mededader 5] eveneens betrokken is geweest bij de exploitatie van deze hennepkwekerij. De rechtbank verwijst daartoe naar de hierboven opgenomen verklaringen van [mededader 3] en [mededader 9] .
Naar het oordeel van de rechtbank dient beoordeeld te worden hoe het wederrechtelijk verkregen voordeel over veroordeelde, zijn medeveroordeelden [mededader 6] , [mededader 5] en [mededader 4] voornoemd verdeeld dient te worden, nu geen inzicht is gegeven in de verdeling van het uit de hennephandel verkregen voordeel.
De rechtbank leidt uit de gebezigde bewijsmiddelen af dat medeveroordeelde [mededader 6] op
28 januari 2016 betrokken is geweest bij één oogst. Voor het overige zijn er onvoldoende aanwijzingen dat [mededader 6] bij meer oogsten van de [adres 2] betrokken is geweest.
Gelet daarop zal de rechtbank de opbrengst van één van de zeven oogsten van kweekruimte A voor ¼ deel toerekenen aan [mededader 6] . De rechtbank is van oordeel dat dit bedrag, zijnde
€ 13.601,38 (€ 54.405,51: 4) in mindering moet worden gebracht op het totaal berekende wederrechtelijk verkregen voordeel van alle oogsten.
Blijkens de verklaring van [mededader 3] heeft hij een bedrag van € 1.450,-- ontvangen als vergoeding van hand- en spandiensten aan de [adres 2] . De rechtbank zal ook dit bedrag als onkosten in mindering brengen.
Dit levert de navolgende berekening op.
Totale opbrengst : € 705.960,71
Onkosten [mededader 3] -: € 1.450,--
Voordeel [mededader 6] -: € 13.601,38
==========
Wederrechtelijk voordeel: € 690.909,33
Nu niet is gebleken van aanknopingspunten voor een andere berekening, verdeelt de rechtbank het resterende deel van het totale wederrechtelijk verkregen voordeel ponds-pondsgewijs onder veroordeelde en [mededader 4] en [mededader 5] .
De rechtbank stelt het door veroordeelde genoten wederrechtelijk verkregen voordeel derhalve vast op € 690.909,33 : 3 = € 230.303,11.

Andere strafbare feiten ( [adres 3] ):

Voorts is de vordering mede gegrond op verkregen voordeel uit andere strafbare feiten die niet onder bovenstaand parketnummer aan veroordeelde zijn ten laste gelegd, te weten het met anderen oprichten en exploiteren van een hennepkwekerij in een loods aan [adres 3] .
De rechtbank overweegt dat in geval van veroordeling wegens een strafbaar feit de ontnemingsmaatregel zich ook kan uitstrekken tot andere strafbare feiten waaromtrent voldoende aanwijzingen bestaan dat zij door de veroordeelde zijn begaan.
De rechtbank dient derhalve te beoordelen of er voldoende aanwijzingen bestaan voor de betrokkenheid van veroordeelde bij de hennepkwekerij aan [adres 3] en zo ja, of hij daaruit voordeel heeft genoten.
Op grond van de inhoud van wettige bewijsmiddelen, welke zijn opgenomen in het veroordelend vonnis van 29 november 2017, is bewezenverklaard dat veroordeelde zich schuldig heeft gemaakt aan het met anderen opzetten en exploiteren van hennepkwekerijen.
Veroordeelde is daarbij veroordeeld ter zake van deelname aan een criminele organisatie, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van een of meer misdrijven als bedoeld in artikel 11, derde en vijfde lid, of 11a Opiumwet. Veroordeelde is beschouwd als iemand die een leidende rol in de organisatie had.
De rechtbank neemt daarbij voorts in aanmerking de verklaring van [mededader 3] en
[mededader 9] , die beiden hebben verklaard over de rol van veroordeelde binnen de organisatie. [mededader 3] heeft in zijn verklaring van 10 februari 2016 -zakelijk weergegeven- onder meer verklaard:
V: We weten dat jullie op 28 januari naar de locatie in Surhuisterveen zijn gegaan. Wie waren toen mee?
A: Dat waren [veroordeelde] , ik en [mededader 6] in de Renault Traffic. Toen wij daar kwamen was er niemand anders. Toen was er 1 ruimte geoogst en hebben wij hebben de potten geleegd, potgrond in zakken gedaan en nieuwe potgrond erin gedaan. De stekken waren er nog niet. Een week later ben ik er weer heen geweest maar toen zat ik bij [mededader 4] in de grijze bus. Toen waren [veroordeelde] en [mededader 6] in de andere bus, de Peugeot Boxer, want daar stonden nu de tonnen nog in. [mededader 6] en [mededader 4] hebben toen 1 ruimte geoogst en [veroordeelde] was de stekjes in de ruimte ernaast aan het zetten, welke wij de week ervoor klaar hadden gemaakt. De stekjes waren er al.
De verklaring van [mededader 3] wordt ondersteund door de verklaring van [mededader 9] .
[mededader 9] heeft in zijn verklaring van 6 juni 2016 -zakelijk weergegeven- onder meer verklaard:
V: Aan wie werd de hennep verkocht?
A: Het werd [mededader 5] verkocht aan Italianen. [mededader 5] bracht grote partijen tegelijk weg. Dit ging om tonnen aan geld. [mededader 4] kreeg meestal 40 ruggen, [mededader 5] kreeg dan 40 ruggen, [mededader 7] 40 ruggen en [veroordeelde] 40 ruggen. [mededader 2] kreeg dan meestal 5 a 7,5 ruggen.
Dit ging om kwekerijen van 500 a 1000 planten waar ze per keer een 180.000 euro mee verdienden. Dit was dan van een kwekerij van 500 planten. Ik bedoel hiermee dat ze in een kwekerij 2 ruimtes hadden van 500 planten, zoals op [adres 3] .
V: Hoe weet je dan hoeveel hennepplanten daar per ruimte stonden?
A: Dat heeft [mededader 4] mij verteld. [mededader 5] en [mededader 4] waren daar nog op de dag van het oprollen.
V: Wie verdeelt het geld?
A: Dit ging via [mededader 5] , [mededader 7] en [veroordeelde] .
V: Weet jij of de mensen welke betrokken waren bij deze hennepkwekerij, verantwoordelijk waren voor hennepkwekerijen op andere locaties?
A: Op de [adres 5] zat een hennepkwekerij van [mededader 5] , [mededader 4] , [veroordeelde] en [mededader 7] . Toen [adres 3] werd ontmanteld door de politie, hebben ze deze stilgelegd. [adres 3] was van [veroordeelde] , [mededader 5] , [mededader 4] en [mededader 7] .
V: Zoals jij praat over [mededader 5] , [mededader 4] , [veroordeelde] , [mededader 7] , klinkt ons alsof je het over een organisatie hebt. Klopt dit?
A: Ik zie het als een organisatie. Er zijn vier grote jongens die een vast team zijn. Dit zijn [mededader 4] , [mededader 5] , [veroordeelde] en [mededader 7] .
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat er voldoende aanwijzingen bestaan dat de veroordeelde bij het andere strafbare feit, te weten het exploiteren van een hennepkwekerij aan [adres 3] betrokken is geweest en dat hij voordeel heeft genoten uit dit strafbare feit.
Met betrekking tot de vaststelling van het aantal oogsten op [adres 3] , overweegt de rechtbank het volgende.
In een bedrijfspand aan [adres 3] werd op 11 februari 2014 een in werking zijnde hennepkwekerij aangetroffen. Volgens het op naam van [mededader 2] en [mededader 4] staande huurcontract was de huur van het bedrijfspand ingegaan op 1 oktober 2012. Blijkens het nader door verbalisanten ingestelde onderzoek bleek het waterverbruik over de periode van 1 oktober 2012 tot 19 februari 2014: 13.233 kuub. In de twee ruimten waar de hennepkwekerijen werden aangetroffen werden 4 opticlimates aangetroffen. Van opticlimates is bekend dat deze een erg hoog waterverbruik hebben. Aan de hand van het waterverbruik is door verbalisanten het aantal kweken berekend. Uitgaande van de in de hennepkwekerijen op [adres 3] aangetroffen opticlimates is sprake van het verbruik van 705,6 kuub water per kweek, hetgeen theoretisch in kan houden dat er 9 maal gekweekt kan worden.
De rechtbank neemt voorts in aanmerking dat een kweekcyclus ongeveer 10 weken duurt. Uitgaande van het feit dat de genoemde onderzoeksperiode 71 weken betreft, in combinatie met het waterverbruik, is de rechtbank van oordeel, rekening houdende met de opbouwperiode per keer, dat er voldoende aanwijzingen bestaan dat er voor het aantreffen van de kwekerij op 11 februari 2014 in ieder geval zes keer is geoogst.
Vaststelling wederrechtelijk verkregen voordeel.
kweekruimte B: 583 hennepplanten.
Vaststaat dat 16 planten per m2 werden aangetroffen. Blijkens het rapport BOOM kan dan ter zake van de opbrengst per plant uitgegaan worden van 27,7 gram.
De verkoopprijs bedraagt € 3,28 per gram.
Dit levert de volgende berekening op:
583 hennepplanten x 27,7 gram/per oogst = 16.149,10 gram.
Bruto opbrengst 16.149,10 x € 3,28 (verkoopprijs per gram) = € 52.969,05.
Onkosten:
Kweekruimte B:
Afschrijvingskosten : 500-599 hennepplanten = € 350,--
Hennepstekken : 583 hennepstekken x 2,85 = € 1.661,55
Variabele kosten : 583 planten x 3,33 p/pl. = € 1.941,39
Elektriciteit : 0
Kosten knippers : 0
Huisvestingskosten : 50% van 2.500,-- = € 1.250,--
=======
Totaal = € 5.202,94
Netto opbrengst per oogst: € 52.969,05- € 5.202,94 = € 47.766,11.

Kweekruimte C:

618 planten x 27,7 = 17.118,6 gram.
Bruto opbrengst 17.118,6 gram x 3,28 (verkoopprijs per gram) = € 56.149,01.
Onkosten:
Afschrijvingskosten : 600 - 699 hennepplanten = € 400,--
Hennepstekken : 618 hennepstekken x € 2,85 = € 1.761,30
Variabele kosten : 618 hennepplanten x € 3,33 = € 2.057,94
Elektriciteit = 0
Kosten knippers: = 0
Huisvestingskosten : 50% van € 2.500,-- = € 1.250,--
=========
Totaal € 5.469,24
Netto opbrengst per oogst: € 56.149,01 - € 5.469,24 = € 50.679,77.
Resumé:
6 oogsten x € 47.766,11 (Kweekruimte B) = € 286.596,66
6 oogsten x € 50.679,77 (Kweekruimte C) = € 304.078,62
===========
Totaal = € 590.675,28
De rechtbank is van oordeel dat op dit bedrag een bedrag van € 30.000,-- (te weten 6 x
€ 5.000,--) in mindering moet worden gebracht, als zijnde betaling van een vergoeding per oogst aan de wegens medeplichtigheid veroordeelde [mededader 2] voor het op zijn naam huren van de betreffende loods.
Wederrechtelijk verkregen voordeel: € 590.675,28 - € 30.000,-- = € 560.675,28.
Nadere overweging
Uit het hiervoor overwogene leidt de rechtbank af dat veroordeelde van de opbrengsten van de oogsten heeft geprofiteerd.
De rechtbank is tevens van oordeel dat er voldoende aanwijzingen zijn dat [mededader 4] , die voor dit feit bij vonnis van 23 november 2018 is veroordeeld en [mededader 5] , gelet op de hiervoor genoemde verklaring van [mededader 3] en [mededader 9] , betrokken zijn geweest bij dit delict en daaruit voordeel hebben genoten.
Naar het oordeel van de rechtbank dient beoordeeld te worden hoe het wederrechtelijk verkregen voordeel tussen veroordeelde en [mededader 5] en [mededader 4] voornoemd verdeeld dient te worden, nu geen inzicht is gegeven in de verdeling van het uit de drugshandel verkregen voordeel. Nu niet is gebleken van aanknopingspunten voor een andere berekening, verdeelt de rechtbank het totale wederrechtelijk verkregen voordeel pondspondsgewijs.
De rechtbank stelt het door veroordeelde genoten wederrechtelijk verkregen voordeel derhalve vast op € 560.675,28 : 3 = € 186.891,76.
De rechtbank komt aldus tot het oordeel dat de veroordeelde in totaal:
€ 93.536,16 + € 230.303,11 + € 186.891,76 = € 510.731,03 voordeel heeft genoten.
Redelijke termijn
De verdediging heeft het verweer gevoerd dat er sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn. De termijn is begonnen te lopen vanaf het moment dat conservatoir beslag is gelegd ten behoeve van de ontnemingsmaatregel. Dat is in januari 2016 geweest. Er is derhalve een overschrijding van de redelijke termijn van 21 maanden.
Deze overschrijding moet op grond van de heersende rechtspraak worden gecompenseerd door de betalingsverplichting te matigen met € 5.000,--.
Oordeel van de rechtbank
In zijn standaardarrest van 17 juni 2008 (ECLI:NL:HR:2008:BD2578) heeft de Hoge Raad overwogen dat de redelijke termijn in ontnemingszaken begint op het moment dat vanwege de Nederlandse Staat jegens de betrokkene een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem een vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel aanhangig zal worden gemaakt. Dat moment zal in de regel niet samenvallen met dat waarop de op zijn redelijkheid te beoordelen termijn in de met de ontnemingsvordering samenhangende strafzaak begint. Het is aan de feitenrechter om, gelet op de omstandigheden van het geval, dit moment vast te stellen.
Naar het oordeel van de rechtbank is de redelijke termijn aangevangen op 18 oktober 2017, zijnde de datum waarop de officier van justitie bij haar requisitoir in de hoofdzaak heeft meegedeeld voornemens te zijn een vordering ex artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht aanhangig te maken.
De rechtbank is op grond van het vorenstaande van oordeel dat geen sprake is van overschrijding van de redelijke termijn. Het verweer wordt verworpen.

Toepassing van de wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing

Stelt het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op € 510.731,03.
Legt [veroordeelde] voornoemd de verplichting op tot betaling van een geldbedrag van € 510.731,03 (zegge: vijfhonderdtienduizend zevenhonderd eenendertig euro en drie eurocent) aan de staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Deze uitspraak is gegeven door mr. A.H.M. Dölle, voorzitter, mr. M.J. Dijkstra en
mr. G.C. Koelman, rechters, bijgestaan door A. van Dijk, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 19 december 2019.
Mr. Koelman is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.