ECLI:NL:RBNNE:2019:5316

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
19 december 2019
Publicatiedatum
23 december 2019
Zaaknummer
18/750013-16
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in een hennep-onderzoek

Op 19 december 2019 heeft de meervoudige kamer van de Rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een zaak betreffende ontnemingsvorderingen in het kader van een groot hennep-onderzoek. In totaal zijn er zes ontnemingsvorderingen toegewezen en één afgewezen. De zaak betreft een veroordeelde, geboren in 1966, die betrokken was bij de teelt van hennep in twee verschillende bedrijfspanden. De officier van justitie had een vordering ingediend tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, waarbij het bedrag werd geschat op € 1.254.314,--. Tijdens de zitting op 29 oktober 2019 hebben de officieren van justitie, mr. C.V. van Overbeeke en mr. G. Wilbrink, de vordering gematigd tot € 951.778,--. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde voordeel heeft verkregen door het ter beschikking stellen van zijn panden voor de hennepteelt. De rechtbank heeft de opbrengsten van de hennepkwekerijen geschat op basis van het aantal oogsten en het waterverbruik. Uiteindelijk heeft de rechtbank het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op € 50.000,--, dat de veroordeelde aan de staat moet betalen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/750013-16
Beslissing van de meervoudige kamer d.d. 19 december 2019 op een vordering van de officier van justitie tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel
in de zaak tegen
[veroordeelde],
veroordeelde,
geboren op [geboortedatum] 1966 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] .

Procesverloop

De officier van justitie heeft d.d. 16 oktober 2018 schriftelijk gevorderd dat de rechtbank het bedrag vast zal stellen waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, wordt geschat en dat de rechtbank aan voornoemde veroordeelde de verplichting zal opleggen tot betaling aan de staat van een bedrag van € 1.254.314,-- ter ontneming van het uit het in de zaak met parketnummer 18/750013-16 voortvloeiende, wederrechtelijk verkregen voordeel.
De behandeling heeft plaatsgevonden ter terechtzitting van 29 oktober 2019, alwaar zijn verschenen de officieren van justitie mr. C.V. van Overbeeke en mr. G. Wilbrink en veroordeelde, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. M.R.M. Schaap, advocaat te Groningen.
In de (schriftelijke) procedure zijn aan de processtukken toegevoegd:
- een conclusie van eis van de officier van justitie d.d. 2 november 2018;
- een conclusie van antwoord van de raadsvrouw van veroordeelde d.d. 8 januari 2019;
- een conclusie van repliek van de officier van justitie d.d. 1 februari 2019;
- een conclusie van dupliek van de raadsman van veroordeelde d.d. 7 februari 2019.
De officier van justitie heeft bij haar conclusie van eis de vordering gematigd tot
€ 951.778,--.
Ter terechtzitting heeft de officier van justitie gesteld dat, omdat veroordeelde geen inzicht heeft willen geven in het door hem genoten voordeel uit de opbrengsten van de hennepteelt aan [adres 1] en [adres 2] , hij gezamenlijk met anderen voor de hele opbrengst kan worden aangesproken. Omdat geen concrete verdeling bekend is, dient de opbrengst pondspondsgewijze te worden verdeeld.
Ten aanzien van [adres 2] is sprake van een opbrengst van € 574.173,54 en
4 betrokkenen, zodat het voordeel van veroordeelde kan worden vastgesteld op € 143.543,--.
De opbrengst van [adres 1] bedraagt € 377.604,44 en dient eveneens pondspondsgewijs onder 4 betrokkenen te worden verdeeld, hetgeen betekent dat aan veroordeelde een bedrag van € 94.401,-- kan worden toegerekend.
In totaal kan het wederrechtelijk verkregen voordeel voor veroordeelde worden vastgesteld op € 237.944,--.
Subsidiair heeft de officier van justitie gevorderd dat het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat en vastgesteld op € 65.000,-- (13 oogsten x € 5.000,--), zijnde de door veroor-deelde ontvangen vergoeding per oogst voor het ter beschikking stellen van de loodsen aan [adres 2] en [adres 1] .

Bewijsmiddelen

De rechtbank baseert de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel op de volgende bewijsmiddelen:
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij, nummer 2014015402, d.d. 5 juni 2014, opgenomen op pagina 45 - 52, zaaksdossier 2, van het dossier van de Politie Noord Nederland, nummer BVH2015009187, d.d. 5 januari 2017, inhoudende als verklaring van verbalisanten, dan wel één hunner:
Op 19 februari 2014 werd in een bedrijfspand aan [adres 2] 28 te Drachten een hennep-kwekerij aangetroffen en ontmanteld. Wij zagen onder meer dat:
In dit bedrijfspand een professionele in werking zijnde hennepkwekerij was ingericht;
Deze hennepkwekerij bestond uit twee kweekruimten;
Deze hennepkwekerij bestond uit in totaal 1201 hennepplanten.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal, nummer PL02CD-2014015402-12, d.d. 26 februari 2014, opgenomen op pagina 135 - 141 van zaakdossier 2, inhoudende als verklaring van [veroordeelde] :
V: Bent u eigenaar of huurder van de locatie waar de hennepkwekerij werd aangetroffen?
A: Ik ben huurder van het pand [adres 2] 28 te Drachten . Ik huur dit sinds oktober 2012.
V: Hoe bent u aan deze locatie gekomen?
A: Ik was samen met een vriend op zoek naar een locatie waar we tweedehands goederen konden opknappen zodat we deze weer konden verkopen of naar de Filipijnen konden sturen.
Ik heb het pand gehuurd sinds oktober 2012. Ik zou dit samen huren met [mededader 1] . We hebben beide een handtekening onder de huurovereenkomst gezet. Op een gegeven moment ging [mededader 1] uit de Stichting en huurde ik het pand [adres 2] 28 te Drachten alleen. [mededader 1] ging er twee maanden nadat wij het huurcontract getekend hadden uit. Toen kwam ik iemand tegen en die heeft het van mij gehuurd. Dit was meneer [mededader 2] . Ik heb [mededader 2] toen gevraagd of hij ook op zoek was naar een pand en dat was hij. Hij heeft toen het pand gehuurd van mij. [mededader 2] betaalde mij 1750 euro per maand. [mededader 2] huurde het sinds februari 2013. Ik wist dat er een hennepkwekerij in het pand zat.
V: Hoeveel zwijggeld heeft [mededader 2] U betaald?
A: Hij heeft mij 5000, 7500 en 6000 euro betaald.
V: Wanneer bent U voor het laatst in het pand [adres 2] 28 te Drachten , geweest?
A: In Februari 2014.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal nummer NNNTAG15008-AH-023-01, d.d. 10 december 2015, opgenomen op pagina 122 - 129, zaakdossier 1 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verbalisanten:
Op 20 november 2015 werd een onderzoek ingesteld in een loods op het adres [adres 1] , gemeente Franekeradeel. In de loods stonden kartonnen dozen opgesteld, die door de wijze van opstelling een afscheiding vormden. De dozen waren allemaal leeg. Achter de dozen lagen 43 zakken met gebruikte kweekaarde.
Wij zagen dat in de loods een unit met drie koelcellen waren geplaatst. De wanden waren aan de binnenzijde voorzien van isolerend materiaal. Twee koelcellen waren als kweekruimten ingericht en de middelste koelcelruimte diende als opslag en werkruimte. Zoals wij zagen was kweekruimte A gerooid en uit de telling van de zichtbare afdrukken van kweekpotten op de grond bleek dat in deze ruimte 526 planten hadden gestaan. In ruimte C bevond zoals wij zagen een in werking zijnde hennepkwekerij. In totaal stonden er in kweekruimte C: 550 hennepplanten.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal, nummer PL0100-20156009187-10, d.d. 26 november 2015, opgenomen op pagina 206 - 209 van voornoemd zaakdossier 1, inhoudende als verklaring van [veroordeelde] :
V: Bent u eigenaar of huurder van de locatie [adres 1] , waar de hennepkwekerij werd aangetroffen?
A: Ik ben de huurder van dit pand.
V: Wie heeft de hennepkwekerij ingericht c.q. aangelegd?
A: Ik zal u zeggen hoe het is gegaan. Ik heb een schuld bij mensen. Ik heb deze proberen in te lossen, maar dat is mislukt. Daarmee bedoel ik de hennepkwekerij die op [adres 2] is aangetroffen. Ik zou daarmee een schuld inlossen, maar deze werd voortijdig door de politie ontmanteld, zodat ik mijn schuld niet in kon lossen.
Ik heb toen met hun afgesproken dat ik een locatie op mijn naam zou zetten, waar ze hun gang konden gaan. Daarmee bedoel ik dat ze dit dan in konden richten als hennepkwekerij. Ik heb ze in januari 2015 ook de sleutels gegeven. Ik wist dat er een hennepkwekerij in de loods gebouwd zou worden en dat er hennep zou worden geteeld.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal, nummer 120, d.d. 10 februari 2016, opgenomen op pagina 345 - 356 van voornoemd zaakdossier 1, inhoudende als verklaring van [mededader 3] :
V: Wat is [veroordeelde] van je?
A: Die had die loods in Franeker op naam.
V: Wat is [mededader 4] van je?
A: Die is altijd bij [mededader 1] , die zijn altijd samen die twee. Die was met [mededader 1] mee naar Franeker naar de hennepkwekerij, die man heeft altijd de leiding, dat is de baas. Zij gaven beide aan wat ik moest doen. Ik moest de hennepkwekerij opruimen in Franeker.
V: Hoe zie jij deze organisatie?
A: [mededader 4] is de leider van de groep. Hij deelt de lakens uit maar mede met [mededader 1] . Daaronder komt [mededader 5] en helemaal onderaan wij.
V: [mededader 3] , er is meerdere malen geconstateerd dat jij op [adres 1] bent
geweest, waar een hennepkwekerij is aangetroffen, wat kun je daarover verklaren?
A: Volgens mij zit die hennepkwekerij er net na de winter van 2014. Ik heb daar de opticlimate omhooggeduwd, want die konden [mededader 4] en [mededader 1] niet tillen.
V: Wie waren betrokken bij de opbouw van deze kwekerij?
A: Dat waren [mededader 4] , [mededader 1] , [mededader 5] en ik.
V: Hoe zag deze ruimte eruit?
A: Het was een grote loods met 3 diepvriezen. Je had een kleine deur waardoor je naar binnen moest en dan moest je op een knop drukken waarbij de roldeur omhoog ging. Dan had je een grote ruimte met die diepvriezen en in het begin stond er niks maar later stonden er lege dozen. [mededader 4] en [mededader 1] zeiden dat [veroordeelde] daar dan moest zitten, als een soort bedrijfsleider. Zodat het leek alsof er wat gebeurde. Volgens mij duurde de opbouw iets van twee weken. Die loods werd gehuurd door [veroordeelde] .
V: Hoe vaak is daar geoogst?
A: 3 keer. Eerst ging de ene ruimte en dan een paar dagen later de andere ruimte. Maar ik was niet overal bij, het kan best vaker zijn geweest.
V: En eerdere hennepkwekerijen?
A: Ik weet dat ze een hennepkwekerij in Drachten hebben gehad. Ik heb hier [mededader 1] en [mededader 4] over horen praten. Ik weet dat [veroordeelde] die loods op naam had.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal nummer V-019-01 d.d. 6 juni 2016, opgenomen op pagina 54 - 60, zaaksdossier 10 van het dossier van de Politie Noord-Nederland met nummer BVH 2015009187, d.d. 5 januari 2017, inhoudende de verklaring van [betrokkene] :
V: Aan wie werd de hennep verkocht?
A: Het werd [mededader 4] verkocht aan Italianen. [mededader 4] bracht grote partijen tegelijk weg. Dit ging om tonnen aan geld. [mededader 1] kreeg meestal 40 ruggen, [mededader 4] kreeg dan 40 ruggen, [mededader 6] 40 ruggen en [mededader 5] 40 ruggen. [veroordeelde] kreeg dan meestal 5 a 7,5 ruggen.
Dit ging dan om kwekerijen van 500 a 1000 planten waar ze per keer een 180.000 euro mee verdienden. Dit was dan van een kwekerij van 500 planten. Ik bedoel hiermee dat ze in een kwekerij 2 ruimtes hadden van 500 planten, zoals op [adres 2] .
V: Hoe weet je dan hoeveel hennepplanten daar per ruimte stonden?
A: Dat heeft [mededader 1] mij verteld. [mededader 4] en [mededader 1] waren daar nog op de dag van het oprollen.
V: Wie verdeelt het geld?
A: Dit ging via [mededader 4] , [mededader 6] en [mededader 5] . [mededader 1] heeft zich later ingekocht bij deze mannen. [mededader 1] heeft zich denk ik in 2011 bij deze club ingekocht en is zo ook groter geworden.
V: Weet jij of de mensen welke betrokken waren bij deze hennepkwekerij, verantwoordelijk waren voor hennepkwekerijen op andere locaties?
A: Op [adres 3] zat een hennepkwekerij van [mededader 4] , [mededader 1] , [mededader 5] en [mededader 6] . Toen [adres 2] werd ontmanteld door de politie, hebben ze deze stilgelegd. Dit was omdat ze bang waren dat hier ook een inval zou komen. [adres 2] was van [mededader 5] , [mededader 4] , [mededader 1] en [mededader 6] . Jullie waren net te laat met de inval op [adres 2] . Ze waren net weg toen jullie binnenvielen, volgens mij was er toen net geoogst.
V: Zoals jij praat over [mededader 4] , [mededader 1] , [mededader 5] , [mededader 6] etc, dat klinkt ons alsof je het over een bedrijf of organisatie hebt. Klopt dit?
A: Ja, ik zie het wel als een organisatie.
V: Wat kun je verder vertellen over de organisatie?
A: Er zijn vier grote jongens die een vast team zijn en lopers hebben. Dit zijn [mededader 1] , [mededader 4] , [mededader 5] en [mededader 6] .
V: Wie behoren allemaal nog meer bij de organisatie?
A: [mededader 7] en [mededader 8] doen wel dingen met hun. [mededader 7] is vanaf 2008 al bij [mededader 5] .
V: Wat bedoel je daarmee?
A: Hennepkwekerijen.
V: Wie regelt henneplocaties?
A: Het aansluiten van de elektriciteit doet [mededader 5] altijd. Ook de opticlimates worden door [mededader 5] aangesloten en geregeld. De box bouwen ze met zijn allen. [mededader 4] doet ook wel de verzorging van de planten. [mededader 4] was volgens [mededader 1] een goochelaar met het geven van de voeding, zodat er een grote opbrengst was van de planten.
V: Hoe zie je [veroordeelde] ?
A: [veroordeelde] is een loopjongen van [mededader 1] .

Beoordeling

De rechtbank heeft veroordeelde bij vonnis van 29 november 2017 in de zaak met parketnummer 18/750013-16 veroordeeld ter zake van medeplichtigheid aan in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van een middel en deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 11 lid 3 en lid 5 van de Opiumwet.
Op grond van de inhoud van wettige bewijsmiddelen is komen vast te staan dat de veroordeelde voordeel heeft verkregen door middel van of uit de baten van die door hem gepleegde strafbare feiten waaromtrent voldoende aanwijzingen bestaan dat zij door de veroordeelde zijn begaan.
[adres 2]
Aantal oogsten
In een bedrijfspand aan [adres 2] werd op 11 februari 2014 een in werking zijnde hennepkwekerij aangetroffen. Volgens het op naam van veroordeelde staande huurcontract was de huur van het bedrijfspand ingegaan op 1 oktober 2012. Blijkens het door verbalisanten ingestelde onderzoek bleek dat het waterverbruik over de periode van 1 oktober 2012 tot 19 februari 2014 13.233 kuub was. In de twee ruimten waar de hennepkwekerijen werden aangetroffen, werden 4 opticlimates aangetroffen. Van opticlimates is bekend dat deze een erg hoog waterverbruik hebben. Aan de hand van het waterverbruik is door verbalisanten het aantal kweken berekend. Uitgaande van de in de hennepkwekerijen op [adres 2] aangetroffen opticlimates is sprake van het verbruik van 705,6 kuub water per kweek, hetgeen theoretisch in kan houden dat er 9 maal gekweekt kan worden.
De rechtbank neemt voorts in aanmerking dat een kweekcyclus ongeveer 10 weken duurt. Uitgaande van het feit dat de genoemde onderzoeksperiode 71 weken betreft, in combinatie met het waterverbruik, is de rechtbank van oordeel, rekening houdende met de opbouwperiode per keer, dat er voldoende aanwijzingen bestaan dat er vóór het aantreffen van de kwekerij op 11 februari 2014 in ieder geval zes keer is geoogst.
Vaststelling wederrechtelijk verkregen voordeel
In de strafzaak tegen de veroordeelde is bewezen verklaard dat de veroordeelde zich heeft schuldig gemaakt aan medeplichtigheid aan het telen van hennep, door de door hem gehuurde bedrijfsloods aan [adres 2] beschikbaar te stellen voor het opzetten van een hennepkwekerij. Veroordeelde heeft hiervoor volgens eigen verklaring € 5.000,-- tot
€ 7.500,-- ontvangen.
Voor de vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel zal de rechtbank de vordering van de officier van justitie met betrekking tot de pondspondsgewijze verdeling, gelet op de onderschikte rol en aandeel van veroordeelde, niet volgen.
De rechtbank zal in het voordeel van veroordeelde uitgaan van een vergoeding van € 5.000,-- per hele oogst.
Ter onderbouwing van het feit dat veroordeelde deze vergoeding heeft ontvangen, verwijst de rechtbank naar de verklaring van [betrokkene] , waarin deze heeft verklaard dat veroordeelde als huurder per oogst minimaal € 5.000,-- heeft ontvangen.
Nu op grond van het door verbalisanten ingestelde onderzoek kan worden gesteld dat er in ieder geval sprake is geweest van zes oogsten, is de rechtbank van oordeel dat het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel kan worden geschat op € 30.000,--
(6 x € 5.000,--).
[adres 1] .
Aantal oogsten
In een bedrijfspand aan [adres 1] is op 20 november 2015 een in werking zijnde hennepkwekerij aangetroffen. De hennepkwekerij bestond uit twee identieke ruimten. In de ene ruimte werden 550 hennepplanten aangetroffen. In de andere kweekruimte bleken 526 hennepplanten te zijn geoogst. Volgens het op naam van veroordeelde staande huurcontract was de huur van het bedrijfspand ingegaan op 1 januari 2015 en duurde tot de dag van ontmanteling op 20 november 2015, zijnde een periode van ruim 50 weken.
De rechtbank neemt voorts in aanmerking dat uit het door verbalisanten ingestelde onderzoek met betrekking tot de duur van de kwekerij is gebleken dat:
- er verdroogde resten van hennepplanten werden aangetroffen in de kweekruimte, waar
geoogst was. Hier werden met potgrond gevulde plantpotten aangetroffen, waarin verdroogde hennepbladeren alsmede wortelresten en afgeknipte stengels bevonden.
- hennepafval was aangetroffen in plastic tonnen die in de werkruimte B van de hennepkwekerij. Het betrof resten van hennepbladeren.
- in de loodsruimte, achter de opgestapelde lege dozen, 43 witte zakken met gebruikte potgrond lagen, waarin wortelresten zaten.
- in de werkruimte van de hennepkwekerij 4 knipschaartjes werden aangetroffen. Op
deze knipschaartjes bevonden zich hennepresten en in de werkruimte waren twee gebruikte droognetten aanwezig.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van voormelde feiten en omstandigheden er voldoende aanwijzingen zijn dat de hennepkwekerij gedurende langere tijd in bedrijf is geweest. De rechtbank neemt daarbij tevens in aanmerking dat een kweekcyclus ongeveer 10 weken duurt. Uitgaande van het feit dat de genoemde onderzoeksperiode 50 weken betreft, in combinatie met de aangetroffen restanten/goederen, is de rechtbank van oordeel, rekening houdende met de opbouwperiode per kweek, dat er voldoende aanwijzingen bestaan dat er vóór het aantreffen van de kwekerij op 20 november 2015 in ieder geval vier keer is geoogst.
Vaststelling wederrechtelijk verkregen voordeel
In de strafzaak tegen de veroordeelde is bewezen verklaard dat de veroordeelde zich heeft schuldig gemaakt aan medeplichtigheid aan het telen van hennep, door de door hem gehuurde bedrijfsloods aan [adres 1] beschikbaar te stellen voor het opzetten van een hennepkwekerij. Blijkens de verklaring van de veroordeelde heeft hij hiervoor geen vergoeding ontvangen, nu hij nog een oude schuld te vereffenen had.
Veroordeelde heeft zich voor het overige beroepen op zijn zwijgrecht. Blijkens de verklaring van [betrokkene] heeft veroordeelde als vergoeding voor het op zijn naam huren van [adres 2] € 5.000,-- per oogst ontvangen.
De rechtbank acht niet aannemelijk dat de veroordeelde voor het ter beschikking stellen van het door hem gehuurde bedrijfspand aan [adres 1] geen vergoeding heeft ontvangen.
Voor de vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel zal de rechtbank de vordering van de officier van justitie met betrekking tot de pondspondsgewijze verdeling, gelet op de onderschikte rol en aandeel van veroordeelde, niet volgen.
De rechtbank zal, uitgaande van de vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel voor veroordeelde van [adres 2] , dit wederrechtelijk verkregen voordeel eveneens in aanmerking nemen voor [adres 1] .
Nu op grond van het door verbalisanten ingestelde onderzoek kan worden gesteld dat er in ieder geval sprake is geweest van vier oogsten, is de rechtbank van oordeel dat het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel kan worden geschat op € 20.000,--
(4 x € 5.000,--).
De rechtbank komt aldus tot het oordeel dat de veroordeelde in totaal € 50.000,-- voordeel heeft genoten.

Toepassing van de wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing

Stelt het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op
€ 50.000,--.
Legt [veroordeelde] voornoemd de verplichting op tot betaling van een geldbedrag van € 50.000,-- (zegge: vijftigduizend euro) aan de staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Deze uitspraak is gegeven door mr. A.H.M. Dölle, voorzitter, mr. M.J. Dijkstra en
mr. G.C. Koelman, rechters, bijgestaan door A. van Dijk, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 19 december 2019.
Mr. Koelman is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.