ECLI:NL:RBNNE:2019:521

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
12 februari 2019
Publicatiedatum
14 februari 2019
Zaaknummer
18/720307-18
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met bedreiging met geweld in Leeuwarden, vordering na voorwaardelijke veroordeling

Op 4 september 2018 heeft de verdachte, kort na eerdere veroordelingen en terwijl hij nog in een proeftijd liep, zich schuldig gemaakt aan diefstal van blikken bier bij de Jumbo in Leeuwarden. Na het passeren van de kassa heeft hij een mes uit zijn tas gehaald en enkele medewerkers bedreigd. De verdachte heeft meermalen stekende en zwaaiende bewegingen met het mes gemaakt, wat angst heeft veroorzaakt. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld voor diefstal, gevolgd door bedreiging met geweld, en heeft rekening gehouden met zijn psychologische toestand, waaronder een verstandelijke beperking en alcoholproblematiek. De rechtbank heeft de verdachte een gevangenisstraf van negen maanden opgelegd, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden voor begeleiding en behandeling. Tevens zijn vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerdere voorwaardelijke veroordelingen gelast, omdat de verdachte zich tijdens de proeftijd opnieuw schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Leeuwarden
parketnummer 18/720307-18
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 18/720287-16
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 18/158869-15
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 18/181433-16
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 12 februari 2019 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1981 te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats],
thans gedetineerd in PI Leeuwarden, Holstmeerweg 7 te Leeuwarden.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 29 januari 2019. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. R.A. Schütz, advocaat te Leeuwarden. Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. A.J. Kemkers.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 04 september 2018, te Leeuwarden, in/uit een filiaal van [benadeelde partij], gevestigd aan het [straatnaam], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen 2 sixpacks Amstel bier en een sixpack Heineken bier, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen (een) perso(o)n(en) genaamd: [slachtoffer 1] (filiaal manager [straatnaam]) en/of [slachtoffer 2] (vrijwilliger [straatnaam]) en/of [slachtoffer 3] (verkoopmedewerker [straatnaam]), gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit
van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte, duidelijk zichtbaar, een mes ter hand heeft genomen en/of in de richting van die perso(o)n(en) woorden heeft gebezigd als: "Ik ga je/jullie steken" althans woorden van gelijke bedreigende aard of strekking en/of (vervolgens) stekende en/of zwaaiende bewegingen heeft gemaakt met dat mes en/of dat mes omhoog heeft geheven en/of een gooiende beweging heeft gemaakt met dat mes.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft veroordeling voor het ten laste gelegde gevorderd.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat een bewezenverklaring kan volgen voor diefstal, vergezeld van geweld om daarmee de vlucht mogelijk te maken.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank volstaat ten aanzien van het hierna bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, nu verdachte het hierna bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Deze opgave luidt als volgt:
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 29 januari 2019;
2. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 4 september 2018, opgenomen op pagina 29 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer 2018235785 d.d. 6 september 2018, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 1] mede namens [benadeelde partij];
3. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 4 september 2018, opgenomen op pagina 59 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 2];
4. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 4 september 2018, opgenomen op pagina 64 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 3];
5. een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 5 september 2018, opgenomen op pagina 70 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van verdachte.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 4 september 2018, te Leeuwarden, uit een filiaal van [benadeelde partij], gevestigd aan het [straatnaam], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen 2 sixpacks Amstel bier en een sixpack Heineken bier, geheel toebehorende aan [benadeelde partij], welke diefstal werd gevolgd van bedreiging met geweld tegen personen genaamd: [slachtoffer 1], filiaalmanager [straatnaam] en [slachtoffer 2], vrijwilliger [straatnaam] en [slachtoffer 3], verkoopmedewerker [straatnaam], gepleegd met het oogmerk om die diefstal bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte, duidelijk zichtbaar, een mes ter hand heeft genomen en vervolgens stekende en zwaaiende bewegingen heeft gemaakt met dat mes en dat mes omhoog heeft geheven en een gooiende beweging heeft gemaakt met dat mes.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Diefstal, gevolgd van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren.
Dit feit is strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

Ten aanzien van de strafbaarheid van verdachte heeft de rechtbank gelet op de psychologische onderzoeksrapportage d.d. 6 december 2018, opgemaakt door H.A. Feringa en R. Steinmann, psychologen.
De conclusie van dit rapport luidt, zakelijk weergegeven, dat verdachte lijdt aan een matig verstandelijke beperking, waarbij hij op een lager sociaal-emotioneel ontwikkelingsniveau functioneert dan verwacht mag worden op basis van zijn leeftijd. Er is tevens sprake van een gebrekkige gewetensontwikkeling. Ook is sprake van een ernstige stoornis in het gebruik van alcohol en mogelijk van qatgebruik. Daarnaast is er sprake van een psychotische kwetsbaarheid, geclassificeerd in het ongespecificeerde schizofreniespectrum- of ander psychotische stoornis. De cognitieve en sociaal-emotionele beperkingen evenals de alcoholproblematiek waren ten tijde van het plegen van het delict aanwezig en hebben doorgewerkt in het plegen van het delict. De verstandelijke beperking, met laag sociaal-emotioneel functioneren en een gebrekkige gewetenontwikkeling, maakt dat verdachte zonder externe begeleiding zijn gedrag niet kan sturen. Het kan verdachte, gezien de ernst van zijn problematiek, niet volledig toegerekend worden dat hij niet in staat was om zijn drang naar alcohol te controleren, noch een adequaat gedragsrepertoire aan kon wenden of de consequenties van zijn handelen kon overzien. De psychologen concluderen dan ook om verdachte het tenlastegelegde in verminderde mate toe te rekenen.
De rechtbank kan zich met de conclusies uit de psychologische onderzoeksrapportage verenigen en neemt deze over. De rechtbank concludeert dat het bewezen verklaarde feit aan verdachte in verminderde mate kan worden toegerekend. De rechtbank acht verdachte wel strafbaar, nu geen sprake is van volledige ontoerekeningsvatbaarheid en er ook overigens geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn die strafbaarheid uitsluiten.

Strafmotivering

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, en als bijzondere voorwaarden een klinische behandeling in een zorginstelling zoals Trajectum voor maximaal één jaar, aansluitend beschermd wonen, alsmede middelencontrole en een meldplicht bij de reclassering.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden. De raadsman acht het door de officier van justitie geëiste voorwaardelijke deel van de gevangenisstraf te hoog en heeft bepleit een kortere voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de rapportages, het uittreksel uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich op 4 september 2018 - kort na eerdere veroordelingen waarvan hij nog in een proeftijd liep- schuldig gemaakt aan een diefstal van blikken bier bij de [straatnaam] aan [straatnaam] in Leeuwarden. Verdachte heeft, nadat hij de kassa was gepasseerd, een mes uit zijn tas gehaald en heeft hiermee enkele medewerkers van de [straatnaam] bedreigd. Verdachte heeft meermalen stekende en zwaaiende bewegingen met het mes gemaakt. Diefstallen zijn vervelende feiten die in het algemeen veel overlast veroorzaken. Door te dreigen met een mes heeft verdachte bovendien angst veroorzaakt. Ten aanzien van dit soort feiten dient een gevangenisstraf het uitgangspunt te zijn.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de justitiële documentatie van verdachte. Hieruit blijkt dat verdachte in het verleden meerdere keren is veroordeeld tot gevangenisstraffen wegens vermogensdelicten en in drie proeftijden liep. De rechtbank houdt ook rekening met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte.
De reclassering heeft in het rapport van 24 januari 2019 aangegeven dat verdachte inconsistent verklaart over de mate en ernst van zijn gebruik van alcohol en qat, waardoor het moeilijk is om zijn verslavingsproblematiek duidelijk te krijgen. Zorgelijk is dat verdachte onvoldoende in staat is om voor zichzelf te zorgen. Hij verwaarloost zowel zichzelf als zijn woning. Zijn woning is inmiddels vanwege deze problematiek ontruimd, waardoor er na detentie geen zicht is op huisvesting. Het huidige ambulante hulpverleningskader blijkt ontoereikend te zijn. Zonder tussenkomst van interventies schat de reclassering de kans op recidive hoog in. Op diverse leefgebieden, te weten huisvesting, financiën, middelengebruik, sociaal netwerk en psychisch welbevinden bestaan risicoverhogende problemen. De reclassering sluit zich aan bij het advies van het NIFP en adviseert een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, een opname in een zorginstelling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang en het meewerken aan middelencontroles.
Met het oog op het voorkomen van recidive acht ook de rechtbank het van groot belang dat verdachte begeleiding en hulp krijgt om zijn leven op een positieve manier te veranderen.
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van negen maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met daarbij de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd, passend en oplegging daarvan geboden.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling in de zaak met parketnr. 18/720287-16

Bij onherroepelijk vonnis van 26 oktober 2016, gewezen door de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland te Assen, is verdachte veroordeeld tot -voor zover hier van belang- een gevangenisstraf van drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren. De proeftijd is ingegaan op 10 november 2016. De officier van justitie heeft bij vordering van 11 januari 2019 de tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijke straf en heeft ter zitting bij deze vordering gepersisteerd. De raadsman heeft hiertegen geen verweer gevoerd.
De rechtbank overweegt dat het bewezenverklaarde feit door verdachte is begaan tijdens de proeftijd. Nu hij hierdoor de algemene voorwaarde niet heeft nageleefd, zal de rechtbank de tenuitvoerlegging gelasten van deze voorwaardelijke gevangenisstraf.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling in de zaak met parketnr. 18/158869-15

Bij onherroepelijk vonnis van 2 november 2016, gewezen door de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland te Leeuwarden, is verdachte veroordeeld tot -voor zover hier van belang- een gevangenisstraf van één week voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. De proeftijd is ingegaan op 16 november 2016. De officier van justitie heeft bij vordering van 11 januari 2019 de tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijke straf en heeft ter zitting bij deze vordering gepersisteerd. De raadsman heeft hiertegen geen verweer gevoerd.
De rechtbank overweegt dat het bewezenverklaarde feit door verdachte is begaan tijdens de proeftijd. Nu hij hierdoor de algemene voorwaarde niet heeft nageleefd, zal de rechtbank de tenuitvoerlegging gelasten van deze voorwaardelijke gevangenisstraf.

Vordering na voorwaardelijke veroordeling in de zaak met parketnr. 18/181433-16

Bij onherroepelijk vonnis van 5 december 2016, gewezen door de politierechter van de rechtbank Noord-Nederland te Leeuwarden, is verdachte veroordeeld tot -voor zover hier van belang- een gevangenisstraf van één week voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. De proeftijd is ingegaan op 20 december 2016. De officier van justitie heeft bij vordering van 11 januari 2019 de tenuitvoerlegging gevorderd van de voorwaardelijke straf en heeft ter zitting bij deze vordering gepersisteerd. De raadsman heeft hiertegen geen verweer gevoerd.
De rechtbank overweegt dat het bewezenverklaarde feit door verdachte is begaan tijdens de proeftijd. Nu hij hierdoor de algemene voorwaarde niet heeft nageleefd, zal de rechtbank de tenuitvoerlegging gelasten van deze voorwaardelijke gevangenisstraf.

Toepassing van wetsartikelen

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

De rechtbank

Verklaart het ten laste gelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar zoals voormeld en verdachte daarvoor strafbaar.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan het bewezen verklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte tot:

Een gevangenisstraf voor de duur van negen maanden.

Bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot drie maandenniet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op drie jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Stelt als algemene voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat de veroordeelde zich binnen vijf dagen volgend op zijn ontslagdatum uit detentie meldt bij Verslavingszorg Noord Nederland, Oostergoweg 6 te Leeuwarden en zich blijft melden zo frequent en zolang de reclassering dat noodzakelijk acht, en zich zal houden aan alle aanwijzingen die hem door of namens de reclassering zullen worden gegeven;
2. dat de veroordeelde zich voor de duur van maximaal één jaar, of zoveel korter als de instelling raadzaam acht, zal laten opnemen in Trajectum FPA 't Wold, Berkelland, althans een soortgelijke intramurale instelling, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die de veroordeelde in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-)directeur van die instelling zullen worden gegeven;
3. dat de veroordeelde aansluitend aan de opname in Trajectum, althans een soortgelijke intramurale instelling, of zoveel later als de reclassering adviseert of nodig acht, zal verblijven in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, zulks ter beoordeling van de reclassering, en zich zal houden aan het (dag-)programma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld;
4. dat de veroordeelde gedurende de proeftijd zal meewerken aan controles ten aanzien van het gebruik van alcohol en drugs door middel van ademonderzoek, urineonderzoek en/of bloedonderzoek, zulks ter bepaling door de reclassering.
Draagt de reclassering op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van de datum waarop de onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk is aan de duur van de voorlopige hechtenis.

Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer

18/720287-16:
Gelast de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen d.d. 26 oktober 2016, te weten: een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden.

Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer

18/158869-15:
Gelast de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden d.d. 2 november 2016, te weten: een gevangenisstraf voor de duur van één week.

Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer

18/181433-16:
Gelast de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de Rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden d.d. 5 december 2016, te weten: een gevangenisstraf voor de duur van één week.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.Y.B. Jansen, voorzitter, mr. K. Post en mr. C.J. Hoedt, rechters, bijgestaan door T.L. Komrij, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 12 februari 2019.
Mr. Hoedt is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.