ECLI:NL:RBNNE:2019:5170

Rechtbank Noord-Nederland

Datum uitspraak
13 december 2019
Publicatiedatum
13 december 2019
Zaaknummer
18/830239-18 tussenvonnis
Instantie
Rechtbank Noord-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis inzake poging tot zware mishandeling, poging tot doodslag en diefstal door verdachte tegen zijn levensgezellen

Op 13 december 2019 heeft de Rechtbank Noord-Nederland een tussenvonnis uitgesproken in de zaak tegen de verdachte, die wordt beschuldigd van meerdere geweldsdelicten en diefstal. De zaak betreft onder andere de poging tot zware mishandeling en poging tot doodslag op zijn levensgezellin, [slachtoffer 1], en mishandeling van twee andere levensgezellen, [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 20 september 2018 en 7 oktober 2018 [slachtoffer 1] meermalen met gebalde vuist heeft geslagen en haar keel heeft dichtgeknepen, waardoor zij buiten bewustzijn raakte. Daarnaast heeft de verdachte in de periode van 20 november 2018 tot en met 23 november 2018 geld gestolen uit de conciërge loge van een school. De rechtbank heeft de bewezenverklaring van de feiten overwogen en de kans op recidive van de verdachte in aanmerking genomen. De rechtbank heeft besloten om het onderzoek te heropenen en een psychiatrisch onderzoek te laten verrichten, om te bepalen welk strafrechtelijk kader nodig is voor de behandeling van de verdachte. Dit besluit is genomen in het licht van de eerdere veroordelingen van de verdachte voor huiselijk geweld en de ernst van de huidige beschuldigingen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Locatie Groningen
parketnummer 18/830239-18
ter terechtzitting gevoegd parketnummer 18/830155-19
vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 18/095609-17
Vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 13 december 2019 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1990 te [geboorteplaats] ,
wonende te [straatnaam] , [woonplaats] ,
thans gedetineerd te PI Leeuwarden.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van
29 november 2019.
Verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M. Helmantel, advocaat te Sappemeer.
Het openbaar ministerie is ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. L.G. de Graaf.

Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging ten laste gelegd dat:
Parketnummer 18/830239-18
1.
hij op of omstreeks 20 september 2018 te Appingedam ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon, (te weten [slachtoffer 1] zijnde
zijn levensgezel), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met
dat opzet die [slachtoffer 1] ,
-tegen de muur heeft gedrukt en/of
-meermalen (met kracht) met gebalde vuist tegen de zijkant van het hoofd heeft
geslagen, en/of
-(met kracht) bij de keel heeft gepakt en/of
-meermalen (met kracht) met gebalde vuist in het gezicht heeft geslagen,
- terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 20 september 2018 te Appingedam
zijn levensgezel, [slachtoffer 1] ,
heeft mishandeld door die [slachtoffer 1]
-tegen de muur te drukken en/of
- meermalen (met kracht) met gebalde vuist tegen de zijkant van het hoofd te
slaan en/of
-(met kracht) bij de keel vast te pakken en/of
-meermalen (met kracht) met gebalde vuist in het gezicht te slaan;
2.
hij op of omstreeks 7 oktober 2018 te Appingedam ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven,
met dat opzet,
-die [slachtoffer 1] meermalen (met kracht) met gebalde vuist tegen de zijkant van het
gezicht (ter hoogte van de slaap) heeft geslagen en/of
-die [slachtoffer 1] een kopstoot heeft gegeven en/of
-(met kracht) met beide handen die [slachtoffer 1] bij de keel heeft vastgepakt en/of die
[slachtoffer 1] vervolgens heeft opgetild en tegen een raam heeft geduwd en/of de keel
heeft dichtgeknepen en/of
-(met kracht) met een asbak tegen het linkeroor van die [slachtoffer 1] heeft geslagen
en/of
-meermalen (met kracht) met gebalde vuist tegen het gezicht van die [slachtoffer 1] heeft
geslagen en/of
-(met kracht) de keel van die [slachtoffer 1] heeft dichtgeknepen, waarbij die [slachtoffer 1] buiten
bewustzijn is geraakt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 7 oktober 2018 te Appingedam ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon, (te weten [slachtoffer 1] , zijnde
zijn levensgezel), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met
dat opzet,
-die [slachtoffer 1] meermalen (met kracht) met gebalde vuist tegen de zijkant van het
gezicht (ter hoogte van de slaap) heeft geslagen en/of
-die [slachtoffer 1] een kopstoot heeft gegeven en/of
-(met kracht) met beide handen die [slachtoffer 1] bij de keel heeft vastgepakt en/of die
[slachtoffer 1] vervolgens heeft opgetild en tegen een raam heeft geduwd en/of de keel
heeft dichtgeknepen en/of
-(met kracht) met een asbak tegen het linkeroor van die [slachtoffer 1] heeft geslagen
en/of
-meermalen (met kracht) met gebalde vuist tegen het gezicht van die [slachtoffer 1] heeft
geslagen en/of
-(met kracht) de keel van die [slachtoffer 1] heeft dichtgeknepen, waarbij die [slachtoffer 1] buiten
bewustzijn is geraakt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 7 oktober 2018 te Appingedam
zijn levensgezel, [slachtoffer 1] ,
heeft mishandeld door,
-die [slachtoffer 1] meermalen (met kracht) met gebalde vuist tegen de zijkant van het
gezicht (ter hoogte van de slaap) te slaan en/of
-die [slachtoffer 1] een kopstoot te geven en/of
-(met kracht) met beide handen die [slachtoffer 1] bij de keel vast te pakken en/of die
[slachtoffer 1] vervolgens op te tillen en tegen een raam te duwen en/of de keel dicht te
knijpen en/of
-(met kracht) met een asbak tegen het linkeroor van die [slachtoffer 1] te slaan en/of
-meermalen (met kracht) met gebalde vuist tegen het gezicht van die [slachtoffer 1] te
slaan en/of
-(met kracht) de keel van die [slachtoffer 1] dicht te knijpen;
3.
hij in of omstreeks de periode van 20 november 2018 tot en met 23 november
2018 te Appingedam, meermalen, althans eenmaal,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen,
(in/uit de conciergeloge van het [benadeelde partij] ) telkens een
hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
[benadeelde partij] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte.
Parketnummer 18/830155-19
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 mei 2019 tot en met 22 juli 2019 te
Appingedam
[slachtoffer 2] (zijnde zijn levensgezel) heeft mishandeld door die [slachtoffer 2] ,
-meermalen, althans eenmaal, tegen/in het gezicht te slaan en/of
-meermalen, althans eenmaal op de oren en/of tegen de zijkant van het gezicht
te slaan;
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 december 2018 tot en met 30 april 2019 te
Appingedam meermalen, althans eenmaal,
[slachtoffer 3] (zijnde zijn levensgezel) heeft mishandeld door die [slachtoffer 3] ,
-tegen het hoofd te slaan en/of een kopstoot te geven en/of
-naar de grond te drukken en/of tegen de zij te trappen en/of bij de keel te
pakken en dicht te knijpen en/of
-op de borst te slaan en/of
-bij de keel te pakken en tegen een deur te slaan.

Beoordeling van het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
Parketnummer 18/830239-18
Feit 1
De officier van justitie heeft veroordeling gevorderd van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde. Daartoe heeft zij aangevoerd dat op grond van de aangifte, de foto's van het letsel en de getuigenverklaringen van [getuige 1] , [getuige 2] en [getuige 3] kan worden bewezen dat verdachte aangeefster meermalen met gebalde vuist tegen de zijkant van het hoofd en in het gezicht heeft geslagen. Er is onvoldoende steunbewijs voorhanden dat verdachte aangeefster tegen de muur heeft gedrukt en dat hij haar bij de keel heeft gepakt. Door aangeefster meermalen met gebalde vuist tegen de zijkant van het hoofd en in het gezicht te slaan, is er geen aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel ontstaan, zodat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 primair ten laste gelegde. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling.
Feit 2
De officier van justitie heeft aangevoerd dat de aangifte voldoende wordt ondersteund door het oproepformulier Doktersdienst, de geneeskundige verklaring, de getuigenverklaringen van [getuige 4] , [getuige 5] en [getuige 3] en de bevindingen van de politie, zodat uitgegaan kan worden van juistheid van de gehele verklaring van aangeefster. De lezing van verdachte - dat aangeefster hem als eerste bij de keel heeft gepakt - wordt niet ondersteund door de overige verklaringen in het dossier. De door de getuigen beschreven gemoedstoestand van aangeefster direct na het incident, past namelijk niet bij een wederzijdse ruzie en de aard en omvang van de rode plek aan de voorzijde van de hals van verdachte strookt niet met de verklaring van verdachte dat hij door aangeefster bij zijn keel is vastgepakt.
Op grond van het procesdossier kan worden bewezen dat verdachte aangeefster meermalen met kracht met gebalde vuist tegen de zijkant van het gezicht heeft geslagen. Daarnaast heeft verdachte met kracht de keel van aangeefster dichtgeknepen. Dit kan worden afgeleid uit de verklaring van aangeefster dat zij geen adem meer kon halen. Op grond van het dossier kan niet worden vastgesteld hoe lang verdachte de keel van aangeefster heeft dichtgeknepen. Als gevolg daarvan kan niet worden vastgesteld dat de aanmerkelijke kans heeft bestaan dat aangeefster ten gevolge van het dichtknijpen van de keel zou kunnen komen te overlijden, Verdachte dient daarom te worden vrijgesproken van de onder 2 primair ten laste gelegde poging tot doodslag.
De officier van justitie heeft aangevoerd dat verdachte door zijn handelswijze de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij aangeefster zwaar lichamelijk letsel zou toebrengen. Naar algemene ervaringsregels brengt het slaan met de vuisten tegen het gezicht, ter hoogte van de slaap een aanmerkelijke kans met zich dat het slachtoffer ten gevolge daarvan zwaar lichamelijk letsel oploopt. Het is ook een feit van algemene bekendheid dat het dichtknijpen van de keel kan leiden tot zuurstofgebrek hetgeen hersenbeschadiging tot gevolg kan hebben. Naar algemene ervaringsregels is deze kans eveneens aanmerkelijk te achten. Door met zijn vuisten tegen de zijkant van het gezicht van aangeefster te slaan en door haar keel dicht te knijpen op een dusdanige manier dat zij geen adem meer kon halen, heeft verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat aangeefster als gevolg van zijn handelen zwaar lichamelijk letsel zou kunnen worden toegebracht. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat poging tot zware mishandeling wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Feit 3
De officier van justitie heeft op grond van de aangifte en de camerabeelden veroordeling gevorderd van het onder 3 ten laste gelegde.
Parketnummer 18/830155-19
Feit 1
De officier van justitie heeft op grond van de aangifte, de geneeskundige verklaring en de getuigenverklaring van [getuige 6] gerekwireerd tot bewezenverklaring van de mishandeling op 22 juli 2019. Ten aanzien van de andere twee momenten waarop aangeefster door verdachte zou zijn mishandeld, is er onvoldoende steunbewijs voorhanden om tot een bewezenverklaring te komen.
Feit 2
De officier van justitie heeft aangevoerd dat het onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen nu de aangifte voldoende wordt ondersteund door de getuigenverklaring van [getuige 7] .
Standpunt van de verdediging
Parketnummer 18/830239-18
Feit 1
De raadsvrouw heeft betoogd dat het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. Daartoe heeft zij aangevoerd dat op grond van het dossier niet kan worden geverifieerd wanneer de foto's van het letsel zijn gemaakt en dat er geen medische verklaring in het dossier is opgenomen.
Feit 2
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van het onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde moet worden vrijgesproken. Verdachte heeft erkend dat hij aangeefster heeft teruggeslagen, omdat hij door aangeefster werd aangevallen. De politie heeft een rode plek op de keel van verdachte gezien die zijn lezing ondersteunt.
Feit 3
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat op grond van de camerabeelden niet kan worden vastgesteld dat verdachte tijdens het schoonmaken het geld uit de lade heeft gepakt en in zijn zak heeft gestopt. Er is ook geen geld bij verdachte aangetroffen toen hij werd gefouilleerd. Verdachte dient van het onder 3 ten laste gelegde te worden vrijgesproken.
Parketnummer 18/830155-19
Feit 1
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte heeft bekend dat hij aangeefster op 22 juli 2019 een klap heeft gegeven. De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat eenvoudige mishandeling wettig en overtuigend kan worden bewezen. De raadsvrouw heeft betoogd dat op grond van het dossier de oorzaak van de trommelvliesperforatie niet met zekerheid kan worden vastgesteld, zodat verdachte van hetgeen is ten laste gelegd na het tweede gedachtestreepje dient te worden vrijgesproken.
Feit 2
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de aangifte onvoldoende wordt ondersteund door de getuigenverklaring van [getuige 7] . Daartoe heeft zij aangevoerd dat deze getuigenverklaring onbetrouwbaar is, omdat getuige de moeder van aangeefster is. Daarnaast is de getuigenverklaring van de moeder van aangeefster pas op 31 juli 2019 afgelegd, terwijl aangeefster in april 2019 aangifte heeft gedaan. Verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 2 ten laste gelegde.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank past de volgende bewijsmiddelen toe die de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden bevatten zoals hieronder zakelijk weergegeven.
Parketnummer 18/830239-18
Ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 7 oktober 2018, opgenomen op pagina 19 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100 2018264113 d.d. 26 oktober 2018, inhoudende de verklaring van [slachtoffer 1] :
Op 20 september 2018 ging het ook helemaal fout tussen [verdachte] en mij. (…) Ineens drukte [verdachte] mij tegen de muur en ik zag en voelde dat [verdachte] mij opzettelijk en met kracht, meerdere keren met gebalde vuist tegen de zijkant van mijn hoofd sloeg. Ik voelde hevige pijn aan mijn hoofd. Hij was ontzettend kwaad en hij schreeuwde hard tegen mij. Hij greep mij ook vast bij mijn keel. Dit deed hij met kracht en ik kon hierdoor geen lucht krijgen. Ik voelde tegelijkertijd veel pijn in mijn keel. Ik probeerde mij te verzetten, maar zodra ik dit deed, sloeg hij mij opnieuw. Hij riep dat ik maar beter naar [naam 1] kon gaan. Ik zei tegen hem: "Nee, ik heb niet zo'n relatie met [naam 1] , ik ben toch met jou." Door het woordje "relatie" knapte er iets in hem, waardoor hij mij nogmaals 3 keer opzettelijk met kracht, met gebalde vuist tegen mijn gezicht sloeg. Hierdoor kreeg ik direct een ei op mijn hoofd.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d.
18 oktober 2018, opgenomen op pagina 51 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 1] :
Op 21 september 2018 zag ik dat ze (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 1] ) een rood oog had. Ik zag dat ze onder en rondom haar linker oog blauwe plekken had en ook dat ze een bult op haar hoofd had. Ik kreeg toen van [slachtoffer 1] toestemming om foto's te maken van haar letsel en blauwe plekken. Deze foto's heeft de politie later (op 7 oktober 2018) van mij gekregen.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 november 2019, als los document gevoegd, inhoudende het relaas van verbalisant:
Op 27 november 2019 kreeg ik, verbalisant, het verzoek onderzoek te doen naar de foto's van het letsel van aangeefster [slachtoffer 1] die staan in het dossier op pagina 28 tot en met 43. Op 27 november 2019 hoorde ik getuige [getuige 1] . De fotobijlage 4 I is gemaakt door getuige [getuige 1] op 21 september 2018 en toont de verwondingen/ letsel van incident 20 september 2018.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d.
9 oktober 2018, opgenomen op pagina 61van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 2] :
De eerste ruzie was geweest en daarna was ik op bezoek in de woning van haar. Dat was op 21 september 2018. [slachtoffer 1] had toen zichtbaar letsel aan haar hoofd en was erg verward en onder de indruk van het gebeuren. Over die ruzie heeft ze niet veel gezegd, alleen steeds van: "Ik begrijp het niet, ik begrijp het niet, waarom laat ik me slaan?"
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende. De verdediging heeft ter zitting vraagtekens gezet bij de betrouwbaarheid van de foto's van het letsel van aangeefster omdat niet zou kunnen worden vastgesteld wanneer de foto's zijn gemaakt. De rechtbank ziet op grond van het aanvullend proces-verbaal van bevindingen van 28 november 2019 geen reden om te twijfelen aan het moment waarop de foto's zijn gemaakt. Blijkens de bewijsmiddelen, zoals hiervoor opgenomen, stelt de rechtbank vast dat de foto zoals opgenomen in bijlage 4I is genomen op 21 september 2018 en het letsel toont dat aangeefster heeft opgelopen door geweld dat door verdachte is toegepast op 20 september 2018. Op grond van de hiervoor aangehaalde bewijsmiddelen is de rechtbank dan ook van oordeel dat de verklaring van aangeefster voldoende wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen, zodat de rechtbank voor de te bewijzen gedragingen kan uitgaan van deze verklaring. De rechtbank overweegt dat het een feit van algemene bekendheid is dat de combinatie van geweldshandelingen tegen het hoofd zoals door de rechtbank bewezen is verklaard, zwaar lichamelijk letsel tot gevolg kan hebben. Door op een dergelijke manier te handelen heeft verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat aangeefster als gevolg van zijn handelen zwaar lichamelijk letsel zou kunnen worden toegebracht. Op grond van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot zware mishandeling.
Ten aanzien van het onder 2 primair ten laste gelegde
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 7 oktober 2018, opgenomen op pagina 19 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 1] :
Op zondag 7 oktober 2018 was ik bij [verdachte] thuis. (…) [verdachte] stond tegenover mij en ik zag dat hij een opgefokte speedblik had. Ik zag en voelde dat hij mij l keer opzettelijk, met kracht en gebalde vuist tegen de zijkant van mijn gezicht sloeg, ter hoogte van mijn slaap. Ik voelde pijn. Ik kreeg vervolgens een kopstoot. Ik voelde pijn aan mijn rechter wenkbrauw, ik zag
dat er bloed uit kwam. [verdachte] pakte mijn keel vast met zijn beide handen en tilde mij op. Hij duwde mij tegen het woonkamerraam en kneep mijn keel dicht. Ik kon niet meer ademen. Ik kreeg braakneigingen. Op dat moment plaste ik in mijn broek. (…) Tijdens de muziek pakte hij de aluminium asbak vast, die op tafel stond, en sloeg mij daarmee opzettelijk en met kracht 1 keer tegen mijn linker oor. Ik voelde hevige pijn in mijn linker oor en ik hoorde niks meer. (…) [verdachte] kroop bovenop mij en sloeg mij 3 x opzettelijk, met kracht en gebalde vuist tegen mijn gezicht en linker bovenbeen. Hij pakte mij weer met beiden handen vast bij mijn keel en duwde mij tegen de kledingkast in de slaapkamer. (…) Toen [naam 2] op de wc zat, pakte [verdachte] mij wederom met beide handen vast bij mijn keel en kneep mijn keel stevig dicht. Ik kreeg geen lucht meer en was in een keer weg. Ik weet alleen nog dat [verdachte] mij op het ene moment greep en dat ik op het andere moment wakker werd op de grond in de slaapkamer. Ik ben even bewusteloos geweest.
2. Een oproepformulier Doktersdienst Groningen, op 7 oktober 2018, opgenomen op pagina 24 van voornoemd dossier opgemaakt en ondertekend door B.W.G.J. Arntzen, huisarts, voor zover inhoudende, als zijn/haar verklaring:
Striemen in de hals, afdrukken van vingers en mogelijk duim aan beide kanten gelaat: boven rechter oog een wandje, schram, blauwe plekken boven linker oog, achterzijde linker schouder schrammen, linker zijde rug schrammen oren rood, linker oor staat af, haematoom
gehoorgang rechts gb.
3. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 28 november 2019, als los document gevoegd, inhoudende het relaas van verbalisant:
Op 27 november 2019 kreeg ik, verbalisant, het verzoek onderzoek te doen naar de foto's van het letsel van aangeefster [slachtoffer 1] die staan in het dossier op pagina 28 tot en met 43.
De foto's in bijlage I pagina 28 t/m 38 zijn gemaakt door de politie op 7 oktober 2018 en tonen de verwondingen/ letsel van het incident op 7 oktober 2018.
4. Een geneeskundige verklaring, op 12 oktober 2018 opgemaakt en ondertekend door
F.J.J. Klooster, arts, opgenomen op pagina 85 van voornoemd dossier, voor zover inhoudende, als zijn/haar verklaring:
Medische informatie betreffende:
Achternaam : [slachtoffer 1]
Voornamen : [slachtoffer 1]
Geboren : [geboortedatum] 1992
A. Uitwendig waargenomen letsel:
Bloeduitstorting oorschelpen beiderzijds. Trommelvliesperforatie links.
Datum waarom voornoemde persoon werd onderzocht: 8 oktober 2018.
E. Overige van belang zijnde informatie:
Meest waarschijnlijk spontane genezing.
F. Geschatte duur van de genezing:
Bloeduitstorting: 2/3 weken
Trommelvliesperforatie: 4-6 maanden.
5. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 10 oktober 2018, opgenomen op pagina 54 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van [getuige 4] :
Ik was op zondagmorgen 7 oktober 2018 omstreeks 07.30 uur onderweg naar mijn werk. Ik zag een vrouw vanuit de [straatnaam] de [straatnaam] inrennen en ook best wel snel. Ik zag dat ze alleen een boxershort droeg en verder niks aan had. Ik zag dat haar bovenlijf bloot was en ze liep op blote voeten. Ik zag dat ze in paniek was en toen ze bij de auto was, deed ze ook de deur open van de auto en toen zei ik: "Stap maar in." Toen zei ze: "Ik moet hier weg, ik ben mishandeld door mijn vriend en mijn zoontje is nog in de woning." Ik zag en hoorde, dat ze daardoor helemaal in paniek was. Ze had bij haar oor een wondje en bij haar slaap had ze een wondje en ze had op haar bovenbenen of bovenbeen ook blauwe plekken. De vrouw vertelde daarover, maar ik heb dat ook gezien.
6. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 oktober 2018, opgenomen op pagina 72 van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisanten:
Wij, verbalisanten, zagen dat in de personenauto op de bijrijdersstoel een vrouwpersoon zat welke enkel was gehuld in een slip en een jasje aanhad. De vrouwspersoon, welke aangaf te zijn [slachtoffer 1] , was zeer emotioneel. Wij, verbalisanten, zagen een grote bloeduitstorting op het linker bovenbeen, verscheidende krassen dan wel bloeduitstortingen in de halsstreek en een zeer rood, beurs, opgezet linkeroor. Tevens hoorden wij, verbalisanten, haar zeggen dat zij veel pijn had.
7. De door verdachte op de terechtzitting van 29 november 2019 afgelegde verklaring, voor zover inhoudende:
[slachtoffer 1] en ik hebben op 7 oktober 2018 ruzie gehad. Ik heb [slachtoffer 1] met de zijkant van mijn hand geslagen. Ik heb haar sowieso nog een klap gegeven, met dezelfde hand op dezelfde manier.
8. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van verhoor d.d. 7 oktober 2018, opgenomen op pagina 77 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van verdachte (V: vraag verbalisanten en A: antwoord verdachte):
V: [slachtoffer 1] heeft bij de politie verklaard dat jij haar bij haar keel hebt gepakt en
haar toen hebt opgetild, wat vind je daarvan?
A: Toen ik haar bij haar keel pakte en tegen de muur duwde gleed ze langs de muur
naar de grond. Ik heb haar toen van de grond weer omhoog geholpen. Ik heb haar toen
met twee handen vastgepakt en van de grond getild. Ik zal haar niet zachtjes hebben vastgepakt. Dat ik dat hardhandig heb gedaan daar kan ik wel inkomen.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank als volgt. De rechtbank is van oordeel dat op grond van bovengenoemde bewijsmiddelen alle ten laste gelegde geweldshandelingen wettig en overtuigend kunnen worden bewezen. Gelet op de door verdachte gepleegde geweldshandelingen, het beschreven letsel aan de hals van aangeefster (striemen in de hals, afdrukken van vingers en mogelijk duim aan beide kanten gelaat) en de foto's van het letsel, in combinatie met de verklaring van aangeefster dat zij tijdens het dichtknijpen van de keel buiten bewustzijn is geraakt, heeft het dichtknijpen van de keel naar het oordeel van de rechtbank met zodanige intensiteit en duur plaatsgevonden dat daaruit kan worden afgeleid dat de aanmerkelijke kans heeft bestaan dat aangeefster door het handelen van verdachte zou komen te overlijden.
Voor de vaststelling dat verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan zo'n kans is niet alleen vereist dat de verdachte wetenschap had van de aanmerkelijke kans op de dood van aangeefster, maar ook dat hij die kans ten tijde van zijn handelen bewust heeft aanvaard. Het is een feit van algemene bekendheid dat door het dichtknijpen van de keel de dood kan intreden. De rechtbank is van oordeel dat het handelen van verdachte naar de uiterlijke verschijningsvorm kan worden aangemerkt als zozeer te zijn gericht op de dood van aangeefster dat het niet anders kan zijn geweest dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op dat gevolg, de dood, bewust heeft aanvaard. De rechtbank acht de onder 2 primair ten laste gelegde poging tot doodslag wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 16 januari 2019, opgenomen op pagina 13 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100 2018308615 d.d. 21 januari 2019, inhoudende als verklaring van [naam 3] :
Ik ben namens het slachtoffer gerechtigd tot het doen van aangifte. De laatste weken vinden er diefstallen van geldbedragen plaats op school. We hebben een nieuwe schoonmaker. Hij heet [verdachte] . Hij maakte schoon op de plaatsen waar de diefstallen plaatsvonden. In de conciërge loge is een balie gesitueerd. Onder deze balie zijn vier lades gesitueerd die verticaal gestapeld zijn. In de bovenste lade stond een Tupperware bakje en daar zit geld in. Vrijdag hebben we ook om 15.30 uur het geldbedrag van vijf en twintig euro in het bakje gecontroleerd en hebben het vanaf dat moment scherp in de gaten gehouden. Omstreeks 16.30 uur heeft onze conciërge het geld in de lade gecontroleerd. Het geld was dus weggenomen in de tijdspanne tussen 15.30 uur en 16.30 uur. Bij de controle van de conciërge bleek dat het geld verdwenen was. Tussen 15.30 uur en 16.30 uur is [verdachte] aan het werk geweest in de conciërgeloge. We hebben achteraf de beelden bekeken en zagen dat [verdachte] meerdere keren de lade opende waar het geld in lag. De andere personeelsleden die in de loge kwamen zijn geen moment in de lade geweest, alleen [verdachte] . Dat is ook duidelijk te zien op de beelden. Het kan dus echt niet anders dan dat [verdachte] deze gestolen heeft aangezien hij de enige is geweest die in de lade kwam. Naar aanleiding van dit alles hebben we ook verder terug gekeken. Op dinsdag 20 november 2018 namelijk misten we ongeveer dertig euro uit het Tupperware bakje te weten een bankbiljet van tien euro en enkele biljetten van vijf euro. Op woensdag 21 november 2018 misten we in ieder geval een bankbiljet van vijf euro uit het bakje. Op de interne videobeelden is ook [verdachte] te zien die schoonmaakwerkzaamheden verricht in de loge van de conciërge. Op de videobeelden is te zien dat [verdachte] ook dan bij de geldlade zit. [verdachte] maakt de vloeren en meubels schoon maar er is geen enkele reden om de lades te openen. In ieder geval hoeft hij de lades niet van binnen schoon te maken. Daarnaast is het opvallend dat hij alleen de bovenste lade steeds opent en niet de lades daaronder. Hij kijkt schichtig om zich heen en sluit de lade als hij overlopen wordt. Hij gaat op donderdag al in ieder geval vijf keer naar de lade om deze te openen en daarin te rommelen.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 januari 2019, opgenomen op pagina 16 van voornoemd dossier, inhoudende als relaas van verbalisant:
De camera waarvan videobeelden ter beschikking zijn gesteld is gesitueerd in de centrale hal en neemt beelden op vanuit de gang in de richting van de ingangen en kantine. Vanuit deze positie is de conciërge loge deels zichtbaar voor ongeveer een derde deel van het vertrek.
Vanuit die positie neemt de video grotendeels de balie op waar de diefstallen hebben
plaatsgevonden en de uiterste linkerzijde van het vertrek. Onder deze balie is een laden kast gesitueerd met vier lades boven elkaar. In de bovenste lade staan onder andere een metalen geldkistje en een Tupperware bakje met geld daarin.
Videobeelden 20 november 2018.
16:16:05 uur Hij opent met zijn rechterhand de schuiflade links onder de balie en kijkt
opvallend links de gang in. Hij zet de stof veger tegen de balie en gaat met beide handen in de lade. Hij pleegt kennelijk handelingen met beide handen in de lade en kijkt daarbij langere tijd de gang in. Onder in beeld komt een leerling in beeld en [verdachte] stond gebogen over de lade maar gaat nu staan en kijkt naar de leerling.
16:17:01 uur [verdachte] gaat dweilen in de linkerhoek bij lade met geld. [verdachte] kijkt opvallend de gang in en stopt met dweilen. [verdachte] opent voor de tweede keer de lade en rommelt in de lade. [verdachte] stopt iets in zijn rechter broekzak. [verdachte] kijkt langere tijd de gang in en gaat dan weer dweilen in de linkerhoek bij de lade met geld.
Videobeelden 21 november 2018
16.18:53 uur [verdachte] loopt de loge weer in.
16.58:58 uur [verdachte] loopt rechtstreeks naar lade waar geld in zit en opent deze.
16.09:08 uur [verdachte] zit geruime tijd met twee handen in de lade te rommelen.
16.19:15 uur [verdachte] zit nog steeds in lade te rommelen en kijkt schichtig voor
en achter hem de gang in. Te zien is dat [verdachte] aan het rommelen is in de lade en iets van papier in handen pakt.
16.19:20 uur Personeelslid nadert de loge vanuit kantine (voorzijde). [verdachte] ziet hem en doet de lade snel dicht terwijl hij verschrikt bukt.
Videobeelden 23 november 2018
15.51:00 uur [verdachte] loopt naar de lade met geld en opent deze vlug. Op de gang lopen mensen en hij doet lade snel weer dicht en loopt nonchalant de loge uit.
15.51:20 uur [verdachte] loopt rechtstreeks naar de lade met geld en kijkt opvallend de gang in. Hij opent de lade.
15.51:34 uur [verdachte] rommelt in de lade en twee leerlingen passeren de loge door de gang. [verdachte] begint nonchalant de balie boven de lade te poetsen en schuift lade met zijn lichaam dicht.
16:10:00 uur [verdachte] kijkt opvallend links en rechts gang in en opent de lade met geld en doet deze weer dicht. [verdachte] dweilt verder en kijkt opvallend de gang in.
16.12:38 uur [verdachte] loopt naar de lade met geld en opent deze. [verdachte] zit met beide handen in de lade en rommelt wat.
16.12.56 uur [verdachte] haalt handen uit de lade en schuift deze snel dicht en gaat
nonchalant verder poetsen over balie.
16.13:08 uur [verdachte] verlaat loge en heeft linkerhand gesloten. [verdachte] staat bij schoonmaak kar en stopt iets in linker broekzak.
16.14:01 uur [verdachte] loopt rechtstreeks naar lade met geld en kijkt naar links
de gang in en opent vervolgens weer de lade.
[verdachte] rommelt met twee handen in de lade en kijkt tijdens deze
bezigheden drie keer naar links de gang in. [verdachte] is geconcentreerd bezig in de lade.
16.14:18 uur [verdachte] sluit de lade en loopt de loge uit.
16.30:54 uur Conciërge loopt naar loge en loopt naar binnen. Conciërge loopt naar lade waar geld in zit en opent deze en controleert.
16.37:37 uur [verdachte] verlaat loge en gooit iets in vuilniszak.
16.38:10 uur [verdachte] heeft zak in handen en loopt uit beeld.
16.38:15 uur [verdachte] komt teruglopen zonder zak.
Met betrekking tot de beelden en de diefstallen vallen de navolgende feiten en
omstandigheden op te merken.
Verdachte opent alleen de bovenste lade en niet de andere drie lades die daaronder zijn gesitueerd. Met betrekking tot de lade met geld is op de videobeelden te zien dat alleen verdachte de lade opent. Geen enkel ander persoon die de loge binnengaat opent de lade. Blijkens de verklaring van aangever [naam 3] werd het geld om 15.30 uur gecontroleerd en was het nog aanwezig. Om 16.30 uur werd een hercontrole uitgevoerd en bleek dat er geld weg was. In deze tijdspanne is, blijkens de videobeelden, alleen verdachte bij de lade geweest.
Op grond van de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen komt de rechtbank tot wettig en overtuigend bewijs dat verdachte in de ten laste gelegde periode meerdere diefstallen uit de betreffende loge heeft gepleegd.
Parketnummer 18/830155-19
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
1. De door verdachte ter zitting van 29 november 2019 afgelegde verklaring, voor zover inhoudend:
Ik heb op 22 juli 2019 [slachtoffer 2] één klap gegeven met mijn hand.
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 22 juli 2019, opgenomen op pagina 25 van het dossier van Politie Noord-Nederland met nummer PL0100 2019192757 d.d. 23 juli 2019, inhoudende als verklaring van [slachtoffer 2] :
Ik heb sinds drie maanden een relatie met [verdachte] . De eerste keer dat [verdachte] mij sloeg, toen hadden we ongeveer een maand een relatie. (…) In die periode kreeg ik een appje van een vorige scharrel. [verdachte] heeft me toen wel meer dan drie keer tegen mijn gezicht geslagen. Hij deed dit met zijn vlakke hand en raakte me aan de rechterkant van mijn gezicht. Vorige week dinsdag of woensdag heeft hij me ook mishandeld. (…) [verdachte] heeft me toen weer met zijn vlakke hand tegen de rechterkant van mijn gezicht geslagen. Dit was in ieder geval vaker dan de eerste keer en [verdachte] sloeg mij ook harder. Hij heeft me ook hard tegen mijn borst aan geduwd zodat ik tegen een staande lamp aan viel. Dit was nog voordat hij me had geslagen. Toen begon hij me te slaan. Nadat [verdachte] mij had geslagen, had ik last van mijn gezicht en mijn oog. Het was ook blauw. Vannacht gingen we rond 00:30 uur of 01:00 uur naar boven. Ik zat op het randje van het bed en [verdachte] sloeg mij weer met zijn vlakke had in mijn gezicht. [verdachte] sloeg mij erg hard, hij sloeg mij harder dan die keren hiervoor. [verdachte] sloeg mij ook op mijn oren en op de zijkant van mijn hoofd. Ik denk dat hij me wel vijf keer sloeg. Ik werd zo hard geslagen dat ik het gevoel had dat ik ging flauwvallen. Als gevolg van deze slagen had ik erg last van de zijkant van mijn gezicht en mijn oor. Op dit moment heb ik last van mijn rechter oog, met name de zijkant en mijn ooglid. Ik heb ook hoofdpijn.
3. Een geneeskundige verklaring, op 23 juli 2019 opgemaakt, opgenomen op pagina 52 e.v. van voornoemd dossier en ondertekend door M.M.B. Blonk, huisarts voor zover inhoudende, als zijn/haar verklaring:
Medische informatie betreffende:
Achternaam : [slachtoffer 2]
Voornamen : [slachtoffer 2]
Geboren : [geboortedatum] 1993
A. Uitwendig waargenomen letsel:
- Thv jukbeen rechts minimaal hematoom;
- Thv rechter bovenooglid minimaal roodheid;
- Thv linker jukbeen minimaal hematoom;
- Rechter oor trommelvliesperforatie.
D. Datum waarop voornoemde persoon werd onderzocht: 22/23-07-2019.
E. Overige van belang zijnde informatie:
Beoordeling door KNO arts perforatie rechts
F. Geschatte duur van de genezing:
Enkele dagen tot 3-6 maanden.
4. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 23 juli 2019, opgenomen op pagina 31 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van
[getuige 6] :
Ik zag haar (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 2] ) gisteren, maandag 22 juli 2019, buiten ronddwalen, een beetje als een kip zonder kop rondlopen. Uiteindelijk liep ze naar mijn voordeur. Ik zag direct dat het mis was, ze keek verdwaasd rond en ze zag er angstig uit. Ik hoorde dat [slachtoffer 2] direct vroeg of ik de deur op slot wilde doen. Ze was bang dat die jongen terug zou komen en haar weer in elkaar zou slaan. Of dat hij mij in elkaar zou slaan omdat ze op dat moment bij mij in huis was. Ze vertelde dat ze alweer mishandeld was. Ik zag dat ze zat te trillen op de bank. Ik zag dat het bij haar oog en jukbeen rood was en blauw werd. Ik hoorde voordat zij naar mij toekwam een hele harde knal tegen de muur aan.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende. Nu de verklaring van aangeefster voldoende wordt ondersteund door de geneeskundige verklaring en de getuigenverklaring van [getuige 6] , acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte aangeefster in de ten laste gelegde periode op verschillende momenten meerdere malen in het gezicht heeft geslagen, waarbij hij op 22 juli 2019 aangeefster ook op haar oren en tegen de zijkant van haar hoofd heeft geslagen. Gelet op bovenstaande bewijsmiddelen acht de rechtbank de verklaring van verdachte dat hij aangeefster op 22 juli 2019 één keer een klap met zijn hand heeft gegeven niet aannemelijk. Het letsel dat bij aangeefster is geconstateerd past niet bij het één keer slaan tegen het gezicht.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
1. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van aangifte d.d. 24 april 2019, opgenomen op pagina 45 van voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van
[slachtoffer 3] :
8 november 2018 kreeg ik een relatie met [verdachte] . Vanaf begin december 2018 begon hij mij tijdens ruzies ook te slaan. Hij sloeg mij dan met de muis van zijn rechterhand tegen de linkerslaap van mijn hoofd. Vanaf toen werd het geweld ook heviger. Hij begon mij kopstoten te geven, die gaf hij vaak op mijn voorhoofd. Op mijn voorhoofd ontstonden geregeld blauwe plekken. Ook is het toen begonnen dat hij mij door bleef schoppen op de grond. Dan had ik al een klap gehad en bleef hij mij slaan en schoppen als ik op de grond lag. Over de mishandeling kan ik mij het volgende herinneren:
[verdachte] was thuis en we kregen ruzie. Ik zag dat [verdachte] met zijn linkerhand naar mij toe reikte en mij vast pakte in mijn nek. Ik voelde dat [verdachte] zijn knie in mijn onderrug drukte. Ik voelde dat [verdachte] mij naar de grond drukte. Ik lag op mijn rechterzij. Vanuit mijn oog hoek zag ik dat [verdachte] twee keer met zijn rechter voet in mijn linkerzij trapte. Ik voelde daar direct een hevige pijn. Tijdens het schreeuwen zag ik dat hij met zijn linker hand naar mijn keel reikte. Ik voelde dat hij mijn keel vast pakte en dicht kneep. Dit was ongeveer een halve minuut. Ik voelde een hevige pijn aan mijn hals en keel. Van alle klappen en schoppen die ik heb gekregen was ik erg slecht ter been en had over mijn hele lichaam blauwe plekken. Ik had blauwe plekken zowel op mijn armen, borst, nek/keel, heupen en voorhoofd. Dat dit eind december 2018 is gebeurd. Begin maart 2019 had ik een gesprek met mijn moeder. Ik wilde toen graag bij [verdachte] weg. Ik heb haar toen ook een blauwe plek op mijn borst laten zien, want in de tussen tijd bleef [verdachte] mij slaan. Ik zag dat [verdachte] op mij af kwam lopen. Ik zag dat hij met beide handen richting mijn keel reikte. Ik voelde dat hij stevig mijn keel vast pakte. Ik voelde dat hij mij twee keer met mijn hoofd tegen een deur aansloeg. Ik voelde dat hij mijn keel steeds dichter kneep. Ik voelde dat ik duizelig werd. Ik kreeg het zwart voor mijn ogen. Toen ik weer zicht kreeg stond/hing ik nog tegen de deur. Ik zei tegen [verdachte] dat ik echt geen lucht kreeg en toen liet hij mij los. Later heeft hij mij boven op bed gegooid en mijn keel weer dicht geknepen. Ik voelde weer diezelfde hevige pijn aan mijn keel. Tot het einde van onze relatie, die begin april 2019 is beëindigd, hebben we nog vaker ruzie gehad. Telkens kreeg ik dan klappen van [verdachte] .
2. Een naar wettelijk voorschrift opgemaakt proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 31 juli 2019, als los document gevoegd bij voornoemd dossier, inhoudende als verklaring van
[getuige 7] :
[slachtoffer 3] was jaarlijks piet tijdens de intocht van Sinterklaas. Ook in 2018. (…) Ik stond al een kwartier te wachten toen ik gebeld werd door [slachtoffer 3] . Ze vertelde mij dat ze zich niet lekker voelde en dat ze diarree had. Later, toen het uit was tussen [slachtoffer 3] en [verdachte] vertelde ze mij dat ze niet naar buiten was gekomen omdat [verdachte] haar flink te grazen had gehad. Ze vertelde dat alles haar zo zeer had gedaan dat ze niet meer kon naar Sinterklaas. Ik weet ook nog dat [slachtoffer 3] een plek op haar voorhoofd had, deze was al geelachtig. Ook zag ik een keer een plek bij haar sleutelbeen en bij haar bovenarm. Ongeveer half april haalde ik [slachtoffer 3] op omdat ik op de kinderen van mijn zus paste. (…) [slachtoffer 3] liet me toen een blauwe plek zien die zij boven haar linker borst had. [slachtoffer 3] vertelde mij dat [verdachte] haar hard bij haar kleding had gepakt en haar tegen de muur had gezet. Deze blauwe plek was zo groot als een ei. Ik weet nog dat [slachtoffer 3] gewoon erg bang was na die tijd.
Ten aanzien van de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank als volgt. De rechtbank is van oordeel dat de aangifte voldoende wordt ondersteund door de verklaring van getuige [getuige 7] . Deze getuige verklaart op meerdere momenten letsel te hebben waargenomen in de ten laste gelegde periode en hierover nadien van aangeefster te hebben gehoord dat verdachte hiervoor verantwoordelijk is geweest. De omstandigheid dat getuige [getuige 7] de moeder van aangeefster is, is voor de rechtbank geen reden om aan haar betrouwbaarheid te twijfelen. Ten overvloede overweegt de rechtbank dat de verklaring van aangeefster [slachtoffer 3] past in het patroon waarin verdachte een relatie aangaat met vrouwen met een beperking en huiselijk geweld pleegt. De rechtbank acht het onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

De rechtbank acht het onder parketnummer 18/830239-18 1 primair, 2 primair en 3 ten laste gelegde en het onder parketnummer 18/830155-19 1 en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
Parketnummer 18/830239-18
1. primair
hij op 20 september 2018 te Appingedam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon, te weten [slachtoffer 1] , zijnde zijn levensgezel, opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer 1] ,
- tegen de muur heeft gedrukt en
- meermalen met kracht met gebalde vuist tegen de zijkant van het hoofd heeft geslagen, en
- met kracht bij de keel heeft gepakt en
- meermalen met kracht met gebalde vuist in het gezicht heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2. primair
hij op 7 oktober 2018 te Appingedam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet,
- die [slachtoffer 1] meermalen met kracht met gebalde vuist tegen de zijkant van het gezicht (ter hoogte van de slaap) heeft geslagen en
- die [slachtoffer 1] een kopstoot heeft gegeven en
- met kracht met beide handen die [slachtoffer 1] bij de keel heeft vastgepakt en die [slachtoffer 1] vervolgens heeft opgetild en tegen een raam heeft geduwd en de keel heeft dichtgeknepen en
- met kracht met een asbak tegen het linkeroor van die [slachtoffer 1] heeft geslagen en
- meermalen met kracht met gebalde vuist tegen het gezicht van die [slachtoffer 1] heeft geslagen en
- met kracht de keel van die [slachtoffer 1] heeft dichtgeknepen, waarbij die [slachtoffer 1] buiten bewustzijn is geraakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij in de periode van 20 november 2018 tot en met 23 november 2018 te Appingedam meermalen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen uit de conciërge loge van het [benadeelde partij] een hoeveelheid geld toebehorende aan
[benadeelde partij] ;
Parketnummer 18/830155-19
1.
hij in de periode van 1 mei 2019 tot en met 22 juli 2019 te Appingedam [slachtoffer 2] , zijnde zijn levensgezel, heeft mishandeld door die [slachtoffer 2] ,
- meermalen, tegen/in het gezicht te slaan en
- meermalen op de oren en tegen de zijkant van het gezicht te slaan;
2.
hij in de periode van 1 december 2018 tot en met 30 april 2019 te Appingedam meermalen,
[slachtoffer 3] , zijnde zijn levensgezel, heeft mishandeld door die [slachtoffer 3] ,
- tegen het hoofd te slaan en een kopstoot te geven en
- naar de grond te drukken en tegen de zij te trappen en bij de keel te pakken en dicht te knijpen en
- op de borst te slaan en
- bij de keel te pakken en tegen een deur te slaan.
Verdachte zal van het meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
Parketnummer 18/830239-18
1. primair poging tot zware mishandeling;
2. primair poging tot doodslag;
3. diefstal, meermalen gepleegd;
Parketnummer 18/830155-19
1. mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen zijn levensgezel, meermalen gepleegd;
2. mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen zijn levensgezel, meermalen gepleegd;
Deze feiten zijn strafbaar nu geen omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid uitsluiten.

Heropening onderzoek

Bij de beraadslaging is de rechtbank gebleken dat het onderzoek ter terechtzitting niet volledig is geweest. De rechtbank acht zich op basis van de adviezen onvoldoende geïnformeerd en niet in staat een weloverwogen en verantwoorde beslissing te nemen over de afdoening van deze zaak.
De rechtbank overweegt hierover het volgende.
Verdachte heeft zich in een korte periode schuldig gemaakt aan een reeks gewelddadige feiten in de relationele sfeer: de poging tot zware mishandeling en poging tot doodslag van zijn toenmalige vriendin [slachtoffer 1] en de mishandelingen (meermalen gepleegd) van toenmalige vriendinnen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] . Met name de poging tot zware mishandeling en poging tot doodslag vallen op, vanwege het forse geweld dat verdachte heeft gebruikt door aangeefster [slachtoffer 1] niet alleen meermalen met zijn vuisten tegen het hoofd en in het gezicht te slaan, maar haar keel met kracht dicht te knijpen waardoor zij buiten bewustzijn is geraakt.
De rechtbank beschikt over een Pro-Justitia rapport van psycholoog N. van der Weegen van 15 oktober 2019 en een advies van de reclassering van 22 november 2019.
Uit de psychologische rapportage komt een zorgelijk beeld naar voren. Verdachte lijdt aan een zogenoemde "periodieke explosieve stoornis" en aan een matig ernstige stoornis in het gebruik van cannabis. Verdachte is geneigd impulsief en buitenproportioneel agressief te reageren als hij boos is. Het ontbreekt hem aan voldoende emotieregulatie en agressiehanteringsvaardigheden. Gelet op de door de psycholoog vastgestelde stoornissen bij een op zwakbegaafd intellectueel niveau functionerende man, bezien in relatie tot de bewezenverklaarde feiten, acht de rechtbank de geadviseerde ambulante behandeling ter voorkoming van de als hoog ingeschatte kans op recidive, onvoldoende onderbouwd.
Hierbij heeft de rechtbank tevens acht geslagen op de bevindingen van de reclassering dat de ervaringen in een ambulant toezicht met verdachte niet erg positief zijn geweest. Volgens de reclassering moet men zich binnen het toezicht bewust zijn van de vermijdende inslag van verdachte (waaronder het niet alles in openheid vertellen) en de mogelijkheid dat verdachte sociale wenselijk gedrag laat zien.
Ook de reclassering acht de kans op recidive en letselschade onverminderd hoog blijven, met name in partnerrelaties. Gezien eerdere negatieve ervaringen in het kader van toezicht acht de reclassering de kans op het onttrekken aan bijzondere voorwaarden gemiddeld.
Bij de rechtbank rijst de vraag of het nu voorgestelde strafrechtelijke kader afdoende is om de medewerking van verdachte aan de noodzakelijk geachte behandeling af te dwingen en daarmee het recidiverisico te beperken. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat verdachte eerder voor huiselijk geweld is veroordeeld en dat hij zich ten tijde van de bewezen verklaarde feiten in een proeftijd bevond. Daarbij komt dat verdachte zich tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis, die was bevolen voor de geweldsdelicten tegen aangeefster [slachtoffer 1] , schuldig heeft gemaakt aan de mishandeling van aangeefsters [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] .
De rechtbank acht het daarom van belang dat nader wordt onderzocht welk strafrechtelijk kader nodig is om de behandeling te laten slagen. Hiertoe acht zij het noodzakelijk dat een psychiater onderzoek zal verrichten.
Om een zo duidelijk mogelijk advies te verkrijgen heeft de rechtbank ervoor gekozen zich al in dit tussenvonnis uit te spreken over de bewezen te achten feiten, zoals hiervoor opgenomen.
De rechtbank zal gelet op het voorgaande de zaak verwijzen naar de rechter-commissaris teneinde psychiatrisch onderzoek te laten verrichten. Hierbij dienen de gebruikelijke vragen aan de psychiater te worden gesteld, bij de rechter-commissaris bekend. Bij de beantwoording van de vragen dient de psychiater uit te gaan van de bewezenverklaring van de feiten zoals in dit vonnis opgenomen zijn. Aanvullend dient de psychiater zich uit te laten over vraag of naar aanleiding van zijn onderzoek een nader psychologisch onderzoek noodzakelijk is, hetzij door de oorspronkelijke rapporteur dan wel door een andere psycholoog. De rechter-commissaris dient in dat laatste geval ervoor zorg te dragen dat hiertoe een psycholoog wordt benoemd.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het onderzoek heropenen en schorsen voor onbepaalde tijd.

Uitspraak

De rechtbank

Heropent en schorst het onderzoek ter terechtzitting voor onbepaalde tijd

- stelt de stukken in handen van de rechter-commissaris belast met behandeling van strafzaken in deze rechtbank, teneinde zorg te dragen voor het laten opmaken van nadere rapportage(s), zoals hiervoor overwogen;
- beveelt de oproeping van verdachte, de raadsvrouw en de reclassering tegen de nader te bepalen terechtzitting.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. van Bruggen, voorzitter, mr. R. Baluah en
mr. R.R. van der Heide, rechters, bijgestaan door mr. A.C. Fennema, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 13 december 2019.
Mr. Van der Heide is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.